ColumnBert Keizer
Ik wil als arts geen boek als dank
Collega M. kreeg een cadeau van mevrouw Jansen omdat ze zo goed voor meneer Jansen had gezorgd in zijn laatste maanden. Ze houdt van kunst en had daar ook weleens iets over gezegd tijdens een van haar visites. ‘Niet dat ik de hele westerse canon met hem heb doorgenomen’, maar ze had hem weleens zien bladeren in een kunstgeschiedenisboek en haar oog viel op een afbeelding van Bernini’s Extase van Theresa. Over die gemoedsbeweging wordt graag gespeculeerd.
Meneer Jansen vatte een en ander kort samen: “Komt ze klaar, of ziet ze God?” M. kon daar wel om lachen, maar mevrouw Jansen vond het nogal vrijpostig. Het cadeau was een boek over Bernini en het werd met een knipoog overhandigd toen ze een paar weken na het overlijden weer eens langs ging bij mevrouw.
“Je zult het gek vinden”, zei ze, “maar ik wil van een patiënt geen boek over Bernini. Wijn, bloemen, een geurtje, allemaal best. Maar geen boek. Ik geef zo’n boek dan graag zo gauw mogelijk weg en voel me daar dan weer schuldig over.”
Weggooien was geen optie
Ik heb daar ook last van. Na een moeizaam sterfbed kreeg ik eens als cadeau de cd waar een vrouw, voor wie ik zorgde in haar laatste weken, de meeste troost uit had gehaald. Het ging om een door haarzelf samengestelde selectie klassieke muziekstukken. Ik heb er nooit naar willen luisteren. Doorgeven vond ik onjuist en gewoon weggooien was helemaal geen optie. Hij staat nog steeds in mijn kast.
Bloemen, taart, parfum, wijn, dat gaat allemaal voorbij, maar boek of cd verwaait niet. Het is alsof je bij een dergelijk cadeau door je patiënt een nabijheid binnengeleid wordt die je niet zoekt. Het gaat om de nabijheid van familiebanden, persoonlijke vriendschappen, relaties waarin er sprake is van liefde, al klinkt dat gauw overdreven. In ieder geval een emotie die, als het goed is, niet aanwezig is tussen arts en patiënt.
Toen ik pas begon als dokter, raakte ik bevriend met een van mijn patiënten. Geen paniek, zij was 76, ik was 35. Het tuchtcollege zou niks aan te merken hebben. Toch deugde het niet. Ik dronk weleens een borrel op haar kamer aan het eind van de werkdag en we rookten daar samen graag een sigaret bij. Ze vertelde me alles over haar leven en ik vertelde ook zo’n beetje alles over het mijne.
Je moet niet dokteren voor mensen van wie je houdt
Op een nacht toen ik dienst had werd ik gebeld, want ze had bloed gebraakt. Een fikse hoeveelheid. Ik zei dat ze meteen naar het ziekenhuis moest. Een maagbloeding op haar leeftijd bij haar medicatie was een noodtoestand. Haar reactie op mijn beleid was: “Je kan me nog meer vertellen. Ik ga echt niet in het holst van de nacht enz. enz. …”
Ik droop af naar huis met een rotgevoel. Twee uur later werd ik weer gebeld. Weer bloed. Ik belde nu zonder overleg de ambulance en dwong haar tot een opname. Ik was nog boos op haar ook. Het liep allemaal net goed af, maar onze fijne vriendschap had haar dood kunnen betekenen.
Je moet niet dokteren voor mensen van wie je houdt. Uitgaande van de veronderstelling dat je het goed met jezelf kunt vinden luidt een bekend artsengezegde: ‘De dokter die zichzelf behandelt heeft een malloot als patiënt’.
Voor-wat-hoort-wat
Het wordt dan ook als een kunstfout beschouwd om de huisarts te zijn van je eigen vrouw, man, kind, vader, moeder, broer, zus et cetera. De fouten die artsen die voor zichzelf dokteren maken, vallen nogal voorspelbaar in twee categorieën: ze komen te vroeg, omdat elk wratje de doodsklok kan luiden, maar meestal veel te laat, omdat dat bloedverlies waarschijnlijk loos alarm was. Nee, dat was het niet. Over de te forse greep in de medicijnkast hebben we het een andere keer.
Hoe kwamen we hier terecht? Cadeaus van patiënten en hoe die soms niet overeenstemmen met hoe de dokter de arts-patiënt-relatie ervaart. Antropologen weten al heel lang wat de maatschappelijke betekenis is van geschenken. Het gaat om voor-wat-hoort-wat, een wederkerigheid dus, die tussen arts en patiënt een heel andere lading heeft dan tussen mensen die vrienden zijn, geliefden of familie.
Bert Keizer is filosoof en arts bij het Expertisecentrum Euthanasie. Voor Trouw schrijft hij wekelijks een column over zorg, filosofie, en de raakvlakken daartussen.