ColumnBert Keizer
Gezegend zijn zij die mensen om zich heen hebben die lijden onder hun lijden
Ongeveer 400 jaar geleden schreef John Donne: ‘Geen mens is een eiland; in zichzelf een geheel. Elk mens is een stuk van het vasteland, een deel van het continent. Als de zee een brok zou weg spoelen dan slinkt Europa, evenzeer wanneer er een rotsformatie of uw land of het land van uw buren zou verdwijnen. De dood van een ander vermindert mij, omdat ik een deel ben van de mensheid; vraag u dus niet af voor wie de klok luidt, hij luidt voor u.’
Er zijn duizenden manieren waarop we onze verwevenheid met anderen elke dag ervaren. Eén mens is geen mens. Bedenk dat er zonder anderen geen taal bestaat, geen vakantie, geen verjaardag, geen Pasen, geen liefde, en inderdaad, ook geen haat. Mens-zijn is alleen maar mogelijk te midden van andere mensen. Iedereen zegt dat Sartre zei: ‘De hel, dat zijn de anderen.’ Hij vergat eraan toe te voegen dat die anderen tevens onze geestelijke zuurstof zijn.
Een mensenkind dat niet door mensen wordt grootgebracht wordt geen mens
Je kunt alleen maar mens worden als je een heleboel anderen naar binnen werkt. Een mensenkind dat niet door mensen wordt grootgebracht wordt geen mens. Dat gezegd zijnde staan we meteen in een niet zo makkelijk te doorgronden tegenstrijdigheid. Het kan wel zijn dat je geen mens wordt zonder anderen, maar eenmaal mens geworden wil je vervolgens weer zien weg te komen bij die anderen. Je wilt graag ‘je eigen leven’ leiden.
Het werk van Samuel Beckett is één lange poging om, weg van alle anderen, jouw geheel eigen versie van ‘au, dat doet zeer!’ te roepen als reactie op het leven. Hij schreef er uitvoerig over zodat wij het zouden weten, dat hij bij ons weg wil. Echt van ons allemaal weg wil. Zo heb je net geleerd om ‘wij’ te zeggen en dan begint meteen de volgende leergang waarin je leert wat ‘ik’ betekent. En daar moet dan zo min mogelijk ‘wij’ in zitten. Als je er zo over schrijft lijkt het een onontwarbare kluwen, maar als je door je dag heen rolt heb je er niet echt veel last van.
Ik kom op dit ik-en-wij verhaal door een artikel op de voorpagina in Trouw van afgelopen zaterdag. De kop luidde: ‘Niet tot last willen zijn, dat telt zwaar bij denken over euthanasie’. Zo zijn er mensen die willen dat hun leven beëindigd wordt zelfs als ze redelijk gelukkig zijn in hun demente toestand, omdat ze hun kinderen dat schouwspel willen besparen. Niet tot last willen zijn.
Er was niemand die hem nog één keer een kus zou willen geven
Meestal wordt er een mildere vorm van ‘tot last zijn’ bedoeld. Je ziet hoe jouw ziekte ook voor je man en je kinderen een hele sjouw aan het worden is. Het Nederlandse euthanasiebeleid is gebaseerd op autonomie en barmhartigheid. Die barmhartigheid, het meevoelen met andermans lijden, dat is niet zo ingewikkeld. Maar die autonomie?
Ik heb maar één keer een euthanasie meegemaakt waarbij de man die het leven ging verlaten door niemand werd bijgestaan die hem persoonlijk liefhad. Het was tijdens de aidsepidemie. Er was alleen maar wat ik zou willen noemen ‘betaalde liefde’ in de gedaante van mijn persoon die hem de medicatie toediende. Hij was blind door een toen veel voorkomende ooginfectie. Ik vond het hartverscheurend. Omdat ik niet weg kon bij de gedachte dat ook hij, eens op een dag, verwelkomd werd in de wereld met de kreet: ‘Het is een jongetje!’ Terwijl er nu niemand was die hem nog één keer een kus zou willen geven. Zijn familie was als de dood voor zijn aids.
Natuurlijk vreet het aan je om te zien wat je ziekte met de anderen doet
Je zou kunnen zeggen (met de nadruk op ‘zou’): wel het toppunt van autonomie dit. Niemand die hem aanmoedigde. Maar wat een armoede evengoed. In het Trouw-artikel staat heel correct dat artsen zich rond euthanasie niet mogen laten leiden door de overweging dat de man of vrouw in kwestie het zo naar vindt voor hun geliefden dat ze ziek zijn. Want is dat niet een aantasting van hun autonomie? Wordt het zo geen bezoedeld besluit?
Geen mens is een eiland. Natuurlijk vreet het aan je om te zien wat je ziekte met de anderen doet. Je weet zelfs dat jouw dood een brok van hun vasteland zal afbreken. Gezegend zij die mensen om zich heen hebben die lijden onder hun lijden.
Bert Keizer is filosoof en arts bij het Expertisecentrum Euthanasie. Voor Trouw schrijft hij wekelijks een column over zorg, filosofie, en de raakvlakken daartussen.