null Beeld

ColumnBert Keizer

Geloof, ik begrijp het nog steeds niet

Bert Keizer

De Britse filosoof Gilbert Ryle werd eens gevraagd wat het verschil is tussen ‘ziel’ en ‘intellect’. Hij antwoordde: “Je intellect is dat deel van jou waarmee je andere boeken dan de Bijbel leest.” Even op kauwen. Ik denk dat het een zacht verwijt was. Iets in de richting van: kennelijk schakel je dat deel van jezelf (intellect) uit als je de Bijbel leest. Het lijkt me niet verwijtbaar, maar bedenk dat deze vraag gesteld werd binnen een filosofische faculteit door een filosofiestudent aan een filosofieprofessor.

Het gaat om het verschil in geesteshouding tussen een type als ik, die de Bijbel leest zonder religieuze vervoering, en een gelovige die geestelijk eerst knielt en dan pas de Bijbel openslaat om erin te lezen. Ik moest denken aan dit onderscheid tussen ziel en intellect bij het fascinerende interview van Arjan Visser met Heino Falcke, astronoom. In antwoord op het eerste gebod zegt Falcke: ‘God is voor mij het begin- en het eindpunt van alles. God is eeuwig. Hij staat boven tijd en ruimte.’

Tenminste een kans op een ontmoeting

Ik kan het niet helpen te denken: maar als Hij daar toeft, dan is dat mooi pech voor de gelovigen, ze zullen Hem nooit ontmoeten. Want zij bevinden zich allerminst boven tijd en ruimte, ze zitten daar juist middenin. Laten we maar zeggen dat Hij tegelijkertijd bóven en ín tijd en ruimte is. Niet dat ik dat begrijp, maar er is dan tenminste een kans op ontmoeting.

Falcke vervolgt: ‘Als sterrenkundige ontdek ik steeds meer over het ontzagwekkende heelal waardoor mijn geloof in de Schepper-God groter wordt.’ Mijn astronomie is erg rudimentair, zeg maar homeopathisch aanwezig, maar ook in die verdunning is het erg genoeg om mij de stuipen op het lijf te jagen. Pascal huiverde rond 1660 al bij de leegte die ons omgeeft. Sindsdien zijn de kosmische afstanden alleen maar groter geworden, dat wil zeggen: erger geworden, angstiger. Het heelal is vele miljoenen malen leger dan Pascal dacht. En omdat het heelal zo veel groter is dan toen, zijn wij precies evenzoveel kleiner geworden. Men plaatst ons graag enigszins gemoedelijk in ‘een uithoek van het heelal’ maar ik vrees dat dat onzin is. Het heelal heeft geen uithoeken. Er is geen centrum waar iets centraals gebeurt. Wij zijn in zekere zin nergens.

Kijkt Falcke met zijn ‘ziel’ en ik met mijn ‘intellect’?

Wat mij nu fascineert is: hoe komt dat nou, dat Falcke steeds geloviger wordt van precies hetzelfde dat in mij naast verwondering toch ook angst wekt? Kijkt hij met zijn ‘ziel’ en ik met mijn ‘intellect’? Onzin, wat weet ik in vergelijking met Falcke, van astronomie? Is dat dan het probleem, dat mijn kennis van astronomie te beperkt is?

Stel dat ik na aanzienlijke geestelijke inspanning net zo diep in het onderwerp zou kunnen doordringen als Heino Falcke, zou ik dan ook beseffen ‘dat God het begin- en het eindpunt van alles is, dat Hij boven tijd en ruimte staat’? Het is te hopen van niet, want als deze diepe astronomie de weg naar kennis van God is, dan zullen slechts zeer weinigen tot bij de Schepper geraken. Op zich geen bezwaar, want ‘velen zijn geroepen, maar slechts weinigen zijn uitverkoren’. Maar nee, gelovigen willen wel een selectie, maar niet op basis van astronomische kennis. Daar komt nog bij dat er genoeg astronomen zijn die nóg dieper in het kosmische glas keken dan Falcke zonder dat ze daar een godsbesef aan over hielden.

Wittgenstein, die zelf religieus was, meende dat beweringen als ‘God is dit of dat’ alleen maar lijken op feitelijke mededelingen, maar ze beschrijven niets. Zo zegt Falcke naar aanleiding van het heelal: ‘God staat boven tijd en ruimte.’ ‘Kijk,’ zou Wittgenstein zeggen, ‘dat krijg je d’r nou van, dan gaan mensen dat soort rare dingen zeggen.’

Maar wat moet je dan? In de Tractatus, zijn eerste boek, kwam hij tot de conclusie dat er geen mededelingen over God mogelijk zijn. ‘Wat in de wereld gebeurt zal het hogere nooit beroeren. God openbaart zich niet in de wereld.’ Hij vond dit ultradoordachte standpunt (intellect in het kwadraat) eigenlijk ondoenlijk en vermaande zichzelf in zijn latere dagboek: ‘Geloof jij nou maar, het kan geen kwaad.’ Niet geloven evenmin, maar ik begrijp geloof nog steeds niet.

Bert Keizer is filosoof en arts bij het Expertisecentrum Euthanasie. Voor Trouw schrijft hij wekelijks een column over zorg, filosofie, en de raakvlakken daartussen.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden