null Beeld

ColumnBert Keizer

Een waan is niet alleen iets dat je moet bestrijden

Bert Keizer

In het zijportaal van de Notre-Dame in Parijs staat een beeld van bisschop St. Denis. Hij heeft zijn hoofd in zijn handen en speelt een rol in de openingsbladzijden van Douwe Draaisma’s nieuwe boek De man die zijn hoofd verloor, over wanen en hallucinaties. In deze titel zit een vriendelijke buiging richting Oliver Sacks, wiens The man who mistook his wife for a hat over vergelijkbare materie gaat, zij het met een andere nadruk.

Voor Sacks is de neurologische basis van wat hij aan merkwaardigs aantreft in de geest van het allergrootste belang. Draaisma wil ook wel iets kwijt over neuro-anatomie maar het gaat hem eerder om de wonderbaarlijke samenhang, de onverwachte begrijpelijkheid, van de meest absurde wanen die mensen kunnen treiteren.

Sacks is neuroloog, Draaisma psycholoog en deze twee disciplines zijn nog niet in elkaar opgegaan. Er is ook een kwalitatief verschil. Sacks werd in zijn latere werk een plichtmatige verzamelaar van curiositeiten waarboven zich nauwelijks nog enige visie bevond. Terwijl Draaisma nog altijd zijn frisheid heeft behouden in een soepele schrijfstijl die als vanzelf voortvloeit uit de bijna opgewekte nieuwsgierigheid waarmee hij rondloopt in de meest gruwelijke martelkelders die zich onder de vloer van ons dagelijks leven bevinden.

Zo vertelt hij het lot van een Franse horlogemaker, in 1801 beschreven door de Franse arts Philippe Pinel. De man werd geplaagd door de gevolgen van een ramp die hem zou hebben getroffen. Hij was namelijk onthoofd door de guillotine. Zijn hoofd werd na de executie op een grote hoop gegooid. Zijn rechters kregen later spijt van hun veroordeling en besloten dat zijn hoofd teruggeplaatst moest worden.

Dat terugplaatsen verliep nogal slordig. Men deed maar een greep in de stapel en de horlogemaker eindigde met iemand anders zijn hoofd op zijn schouders. Een matig hoofd natuurlijk, met slechte tanden en weinig haar. Nee, dan zijn eigen tanden, en zijn eigen haar!

Draaisma wil laten zien dat er ook binnen waanzin iets systematisch overeind blijft, want dit verhaal valt goed te begrijpen. Nou ja, op één ding na: hoe kan hij met zijn huidige hoofd aan zijn vorige hoofd denken? Kenmerkend voor een waan is dat er niet tegenin te praten valt.

‘Dat heb ik zelf ook meegemaakt’

De horlogemaker vormde hier mogelijk een uitzondering. Men vertelde hem het verhaal van de onthoofde St. Denis, hoe de bisschop zijn afgeslagen hoofd oppakte, het kuste en weg wandelde. ‘Ja, en?’, zei de horlogemaker, ‘dat heb ik zelf ook meegemaakt’. De vraag hoe de arme St. Denis zijn eigen hoofd kon kussen terwijl hij het in zijn handen hield schijnt de horlogemaker uit zijn waan verlost te hebben. Hierna zei hij er tenminste nooit meer iets over.

Misschien de meest angstwekkende waan die Draaisma bespreekt is het syndroom van Capgras, waarbij iemand denkt dat haar geliefde is verwisseld door een dubbelganger. Hier valt echt niet tegenin te praten. Want als de ‘dubbelganger’ iets heel intiems vertelt dat alleen hij en zij kunnen weten, dan denkt ze dat het nog veel erger is dan ze toch al vreesde: haar echte geliefde zit er dus achter en heeft dit detail aan de dubbelganger verklapt. Nachtmerrie is een te liefelijk woord.

De ergste waan, het syndroom van Cotard, vind ik het idee dat je dood bent. Zeker te weten dat je er niet bent. Dat je geen organen hebt, geen hoofd zelfs, dat je lichaam gecremeerd of begraven moet worden, dat eten zinloos is, want je bent eigenlijk dood. Een dergelijke beleving ligt, zoals te verwachten, meestal in het verlengde van een depressie. Ook deze ongerijmde beleving kent zijn interne samenhang. Men denkt vergiftigd te zijn, of overleden bij een bomaanslag, of beschadigd tijdens een radiologisch onderzoek waarbij meerdere organen door een arts werden verwijderd.

Zo neemt Draaisma de lezer niet alleen mee naar een griezelig spookhuis. Zijn boek is ook een verkenning van zeg maar de buitenwijken van de rationele stad waar wij in menen te wonen. De psychiater zal er alles aan doen om de lijder terug te halen naar de redelijke binnenstad en soms lukt dat met medicatie. Draaisma laat zien dat een waan niet alleen iets is dat je moet bestrijden. Het is ook een fascinerend bericht uit een gruwelijk oord.

Bert Keizer is filosoof en arts bij het Expertisecentrum Euthanasie. Voor Trouw schrijft hij wekelijks een column over zorg, filosofie, en de raakvlakken daartussen.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden