InterviewArtsenpraktijk
Artsen voelen zich vogelvrij door uitspraken van het medisch tuchtcollege
Onrust onder artsen. Recente uitspraken van het medisch tuchtcollege geven hun het gevoel vogelvrij te zijn. Volgens artsen is er te weinig aandacht voor de werkdruk en de tekorten in de zorg. Drie artsen vertellen over hun ervaringen.
Eind vorig jaar zetten bezorgde artsen een petitie op, die pleit voor herziening van het tuchtrecht. De petitie is inmiddels vierduizend keer getekend. Ook artsenfederatie KNMG en huisartsenvereniging LHV luidden in mei de noodklok over het functioneren van het medische tuchtcollege. In plaats van te leren van de uitspraken van het tuchtcollege zijn artsen nu vooral bang.
Het medisch tuchtrecht moet de kwaliteit van de gezondheidszorg bewaken. Patiënten kunnen een klacht indienen tegen artsen en verpleegkundigen als zij vinden dat ze slecht behandeld zijn. De zaken vinden plaats in een rechtbank en worden beoordeeld door een tuchtcollege dat meestal bestaat uit een rechter, twee juristen en twee beroepsgenoten. Via het tuchtrecht kunnen geen schadevergoedingen worden toegekend aan klagers. Als het college meent dat de klacht gegrond is, leggen zij een waarschuwing op, een berisping, een schorsing, heel soms een boete, en in het uiterste geval zetten ze de zorgverlener uit het beroep.
Elk jaar krijgen ongeveer 1500 artsen te maken met een tuchtzaak. In relatieve zin gaan de meeste klachten bij de tuchtcolleges voor de gezondheidszorg over psychiaters. Het grootste aantal klachten betreft huisartsen, omdat zij verreweg de grootste groep vormen.
‘Normaal komen er zware misdadigers, nu stond ik voor het hekje’
Tegen psychiater Bouke Koopmans (71) werden vier klachten ingediend, die alle vier ongegrond werden verklaard.
“Vier keer heeft een patiënt een klacht tegen mij ingediend bij het medisch tuchtcollege. Alle vier de keren waren het mannen met een waanstoornis of paranoïde psychose. Zij hebben per definitie een ander beeld van hun stoornis dan ik, omdat ze door de ziekte in een andere werkelijkheid leven. In alle vier de gevallen was dat de reden van de klacht: ze waren het niet eens met de diagnose, en dus ook niet met het behandelaanbod.
De klachten waren uitvoerig, soms wel tien kantjes, en allemaal hadden ze elementen waarvan je op voorhand zegt: dat kan niet kloppen. In een van de klachten stond bijvoorbeeld dat ik in een complot met Willem-Alexander probeerde ernstige misdrijven te verdoezelen. Met mijn advocaat schreef ik verweerschriften. Dat is lastig bij een lang en warrig klaagschrift. Je moet je weer helemaal verdiepen in het medisch dossier en op alle, soms ronduit belachelijke klachtgronden ingaan. Tegelijkertijd moet je opletten, want je mag niet onnodig veel privacygevoelige informatie van de patiënt verstrekken.
De laatste klacht kwam in 2019, maar ging over een behandeling in 2011. Het regionale tuchtcollege wees de klacht af, maar de patiënt ging in 2020 in hoger beroep, negen jaar na dato. Natuurlijk sta ik achter het recht van patiënten om te klagen en het is goed dat het tuchtcollege de rotte appels uit de beroepsgroep kan halen. Maar voor mij betekende het dat ik ongeveer 40 uur voorbereiding heb gehad en vanuit Groningen naar het Paleis van Justitie in Den Haag mocht afreizen. Ik vond het erg indrukwekkend: normaal komen daar zware misdadigers, nu stond ik voor het hekje. De klager zelf kwam niet opdagen.
Alle vier de zaken werden ongegrond verklaard. De bedoeling van het tuchtrecht is dat de beroepsgroep van de uitspraken leert, maar hier heeft helemaal niemand wat aan gehad. Er zijn collega’s die vanwege de angst voor een tuchtzaak de diagnose paranoïde schizofrenie niet durven stellen of de patiënt liever naar anderen doorschuiven. Vakinhoudelijk erg slecht, maar tuchtrechtelijk veilig.
Ik ben al pensioengerechtigd, maar ik vind mijn vak erg leuk en er is een groot tekort aan psychiaters, dus ik werk graag nog door. Ik heb inmiddels wel wat eelt op mijn ziel, toch weet ik niet wat ik ga doen als ik een vijfde zaak krijg. De verleiding is groot om dan te zeggen: jongens, ik lever mijn artsenregistratie in, zoek het maar uit.”
‘Als arts sta je er juridisch helemaal alleen voor’
Saskia Ebus (49), ex-neuroloog, kreeg drie klachten van dezelfde patiënt. Twee zaken werden ongegrond verklaard en de derde zaak werd niet-ontvankelijk verklaard.
“Bij mij – en ik denk bij meerdere artsen – heerst de gedachte dat je met een tuchtzaak niet naar buiten treedt. Ik denk omdat de gedeelde mening vaak is: de arts staat sterk en de patiënt is zwak. En een tuchtzaak hoort nu eenmaal bij het vak. Het is dus best een stap om te zeggen dat je beschadigd bent door een tuchtzaak.
Een patiënte van het epilepsiecentrum waar ik werkzaam was, verweet mij dat ik mijn werk niet goed had gedaan. Er was voor de hersenoperatie geen psychologisch onderzoek gedaan en volgens de patiënte was er ook geen adequate nazorg geweest, waardoor ze kampte met psychische problemen. Ik was er kapot van. Juist voor deze patiënte had ik extra mijn nek uitgestoken, omdat ik wist dat ze psychisch kwetsbaar was. Ik vond het heel erg dat ze zich na de operatie zo slecht voelde en ik begreep waar haar klacht vandaan kwam: ik had haar ook meer ondersteuning van een psycholoog gegund, maar dat is niet mijn vakgebied. Ik heb nog wel geprobeerd binnen het team aandacht te vragen voor haar psychisch welbevinden, maar tevergeefs.
Ik voelde me aan de schandpaal genageld in een juridische wereld die ik nauwelijks begreep. In het begin was de klacht nog een klein pakketje, dertig volgeschreven A4-tjes met bijlagen, maar al snel kwam er steeds meer materiaal binnen en zat ik met een hele doos. De klaagster was in haar dossier meer namen van andere artsen tegengekomen, want het was een multidisciplinair team. Ze klaagde ze allemaal aan, wat het complex maakte. Toch heeft het ook tot iets goeds geleid: haar klacht over gebrek aan psychologische zorg leidde tot verbeteringen in de organisatie.
Ongeveer een maand na het hoger beroep van de eerste zaak – ik wist toen al dat er een tweede zaak aankwam – kwam ik met een burn-out thuis te zitten. Die tuchtzaken hebben mij doen inzien dat je er juridisch helemaal alleen voor staat: je wordt persoonlijk aangeklaagd. Terwijl je als arts ontzettend afhankelijk bent van het team waarin je werkt.
Twee klachten tegen mij werden ongegrond verklaard, een derde klacht niet-ontvankelijk. Bij elkaar heeft het wel 2,5 jaar geduurd. Je moet echt van goeden huize komen, wil je daartegen bestand zijn. Mijn werk is al heel stressvol, daarbovenop kwamen de angst, onzekerheid en het extra werk die de tuchtzaak met zich meebracht. En dan was er destijds ook een reorganisatie in ons ziekenhuis. Als een organisatie niet gestroomlijnd loopt – en dat is steeds vaker het geval door bezuinigingen en snelle doorstroom – dan voel je je als arts uitermate onveilig, omdat jij eindverantwoordelijk bent. Door de reorganisatie moest ik sneller werken met meer kans op fouten en minder aandacht voor de patiënt. Toen ik dit eenmaal inzag, wist ik dat ik niet meer als arts wilde werken.
Tegenwoordig werk ik als zelfstandig therapeut. Ik val nog steeds onder het tuchtrecht, maar ik ben niet meer bang voor een klacht. Ik heb mijn werkdruk en de kwaliteit van zorg nu zelf in de hand.”
‘Ik weiger een bange dokter te worden’
Huisarts Lenneke van Montfort (43) kreeg twee waarschuwingen.
“Het tuchtrecht leidt niet tot betere zorg, je krijgt er naar mijn idee vooral bange u-vraagt-wij-draaien-artsen van. De eerste keer dat ik voor het college stond, was voor het regionale tuchtcollege in 2014 in Zwolle. Ik schrok best wel; de commissie zat op een verhoging, er was publiek en ik werd door de beroepsleden doorgezaagd met lastige vragen.
Mijn praktijkondersteuner en ik hadden zonder overleg met de oogarts geen insuline mogen geven aan een man met diabetes. Mensen met de aandoening retinopathie kunnen blind worden als je te snel met insuline start. Deze meneer was aan één oog blind geworden en had ons aangeklaagd. We kregen een waarschuwing. Later bleek alleen dat de man op het moment van voorschrijven nog helemaal geen retinopathie had. Ik ben niet in hoger beroep gegaan, omdat de termijn al was verstreken en eerlijk gezegd had ik ook geen zin gehad in nogmaals al die heisa. Maar op dat moment was ik mijn vertrouwen in het tuchtrecht wel kwijt.
De tweede keer was dit jaar in Amsterdam, ik wist wat ik kon verwachten, ik was een stuk beter voorbereid en ik had een uitstekende advocaat. Ik heb alle artsen in opleiding die ik kende uitgenodigd om naar de zaak te komen kijken. Vooral om te laten zien wat je als arts kunt verwachten van het medisch tuchtcollege.
Het ging in dit geval om een samengesteld gezin. De vader van de zoon verweet mij dat ik een melding had gedaan bij Veilig Thuis (meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling, red.) vanwege een vreemde plek op het voorhoofd van de zoon. De partner van de man klaagde mij onder meer aan omdat ik zonder haar toestemming het medisch dossier van de zoon had gedeeld met de kinderbescherming. Vooral zij was zo rancuneus. Ik denk dat dit mogelijk een psychische achtergrond had, dat zie je vaker bij klagers.
Van deze man en vrouw kreeg ik bij elkaar zestien klachten, door het college samengevat in vier onderdelen. Op grond van een van deze onderdelen kreeg ik een waarschuwing. Na de zoveelste mail van de vrouw had ik genoeg van haar gedreig met een klacht. Op een veel te drukke dag schreef ik haar in een e-mail dat ze die klacht maar moest indienen, en dat ik dan een melding over haar zou doen bij Veilig Thuis. Dit had ik natuurlijk nooit mogen schrijven. In de rechtbank heb ik mijn oprechte excuses aangeboden.
Maar was deze hele procesgang echt nodig? Ik denk dat ik alles bij elkaar wel 40 uur heb gestoken in deze zaak, 40 uur die ik niet in patiëntenzorg kon steken. Ter zitting verschenen de klager en de klaagster niet, dat vond ik echt een aanfluiting. Er is door zo veel mensen tijd en energie in de zaak gestoken, terwijl dit wellicht met een goed gesprek onder begeleiding allemaal te voorkomen was geweest.
Ik zit absoluut niet te wachten op nog een klacht, maar ik weiger uit angst voor het medisch tuchtcollege een bange dokter te worden, die maar alles doet wat de patiënt vraagt. Dan sta ik liever nog vijf keer voor zo’n commissie – hopelijk kom ik er dan zonder kleerscheuren van af.”
Lees ook:
Column van Bert Keizer: Angst voor én trots op het medisch tuchtcollege
‘Ik begrijp de angst voor het tuchtcollege wel. Maar ik zou pas echt bang zijn voor een klacht als ik een ernstige fout zou hebben gemaakt, die zou hebben verdoezeld, waarna het toch nog aan het licht kwam.’