Een rij aan radiotelescopen luistert vanuit New Mexico naar eventuele geluiden van buitenaards leven.

ET

Zoeken naar buitenaards leven is weer helemaal in, maar hoe vind je dat?

Een rij aan radiotelescopen luistert vanuit New Mexico naar eventuele geluiden van buitenaards leven.Beeld AFP

Lange tijd was de zoektocht naar buitenaardse beschavingen veroordeeld tot de marge van de wetenschap. Maar de zoektocht naar ET is de laatste jaren weer helemaal terug.

Bas den Hond

De drie ‘vliegende objecten’ die de Amerikaanse luchtmacht heeft neergehaald boven de Verenigde Staten en Canada worden nog onderzocht. Maar “er zijn geen aanwijzingen van buitenaardse activiteiten”, zei de woordvoerster van president Joe Biden.

Als er buitenaardse, technologisch ver ontwikkelde beschavingen in de buurt zijn, is hun geheim dus veilig. Maar ze moeten wel oppassen. Want sinds kort wordt er met ongekende inzet naar hen gespeurd.

Van alle waarnemingen die astronomen doen met de rij schotels van de VLA (Very Large Array)-radiotelescoop in New Mexico in de VS wordt sinds januari namelijk automatisch een duplicaat gestuurd naar Cosmic (Commensal Open-Source Multimode Interferometer Cluster), een snelle computer die helemaal gewijd is aan de zoektocht naar zulke buitenaardsen.

Een soortgelijk systeem kijkt al bij het MeerKat-observatorium in Zuid-Afrika over de schouders van astronomen mee, in de hoop op een gelukstreffer. Alleen al de VLA-computer zal de komende twee jaar zijn virtuele oog langs veertig miljoen sterren laten gaan.

Techmiljardair haalt de zoektocht uit de marge

Seti, de search for extraterrestrial intelligence, heeft de wind in de zeilen. Die zoektocht naar buitenaards leven begon al in 1960, toen de Amerikaanse astronoom Frank Drake een radiotelescoop richtte op twee relatief dichtbij gelegen sterren, Tau Ceti en Epsilon Eridani, en keek of er tussen de ontvangen signalen iets zat wat niet natuurlijk leek. Maar die en latere waarnemingen bleven zonder resultaat, en het vakgebied leidde een wat marginaal bestaan.

Dat veranderde toen in 2015 de tech-miljardair Yuri Milner Seti uitkoos als een van de speerpunten van zijn Breakthrough-programma om wetenschap te stimuleren. Zijn Breakthrough Listen-project stopte er sinds 2016 100 miljoen euro in, verspreid over tien jaar. En officieus heeft de geldschieter te kennen gegeven dat het daarna nog wel even door kan gaan, vertelde Steve Croft, hoogleraar astronomie aan het Berkeley Seti Research Center van de Universiteit van Californië.

Dat instituut kon met het geld van Breakthrough 20 procent van de waarneemtijd kopen op de Green Bank Telescope, een radiotelescoop in West Virginia. Die telescoop doet het net andersom als de Cosmic-computer in New Mexico: niet mee loeren over de schouders van een astronoom, die om zijn eigen redenen korter of langer naar een object wil kijken, maar juist lang staren naar een ster die in de buurt ligt van een planeet waar zich een buitenaardse beschaving zou kunnen ophouden.

Kruipen in het hoofd van een buitenaards wezen

Maar hoe kies je die ster uit? Daarvoor, beseffen Seti-onderzoekers, moet je proberen in het hoofd van zo’n buitenaards wezen te kruipen – als ze tenminste een hoofd hebben en dat toevallig ook de zetel van hun verstand is. Op een congres van de American Astronomical Society, in januari in Seattle, legden enkelen van deze onderzoekers uit hoe ze dat willen aanpakken.

Je zou bijvoorbeeld kunnen veronderstellen dat buitenaardsen graag contact met anderen willen opnemen, en net als wij zoeken naar planeten rond andere sterren waar mogelijk iemand woont.

Hoe ontdekken we zelf zulke planeten? In veel gevallen doordat ze van ons uit gezien telkens even voor hun ster langs gaan, waardoor we een klein dipje in de lichtsterkte zien. Met andere woorden: als we precies van opzij tegen hun baan aankijken.

Anderen kunnen ons ook op die manier hebben ontdekt. Maar van hen weten we dan meteen waar ze zijn: in het vlak vanwaaruit je opzij tegen de aardbaan aankijkt. Dat maakt de verzameling sterren die je zou kunnen bestuderen een stuk overzichtelijker.

We spreken af bij de supernova

Een andere optie voor volken op verschillende planeten die elkaar op een of andere manier moeten zien te vinden, is gebruik maken van een voor de hand liggend kosmisch herkenningspunt. Zoiets als het ‘ontmoetingspunt’ dat grote stations hebben, voor mensen die elkaar nog niet kennen en dat station al evenmin.

Een geschikt baken in tijd en ruimte zou bijvoorbeeld een supernova kunnen zijn, de implosie van een ster die zich maar zelden voordoet, maar dan wel overal in ons melkwegstelsel, en zelfs ver daarbuiten, te zien is.

Om elkaar rond zo’n supernova te treffen, moet dan nog wel even gerekend worden met tijden en afstanden. Want de supernova zal een heel eind weg staan – zo niet, dan heeft die technologische beschaving een heel ander probleem – en de snelheid van het licht is eindig. Het duurt jaren, eeuwen of zelfs millennia voordat de lichtflits in een ander zonnestelsel waarneembaar is.

Maar daar zijn spelregels voor te bedenken. Regel 1: wie gezien wil worden, moet gaan uitzenden zodra er een supernova aan de hemel verschijnt. Regel 2: wie wil zoeken naar zo’n impliciet afgesproken signaal, moet zelf kijken naar supernova’s uit het verleden.

Want stel dat er op aarde honderd jaar geleden een supernova aan de hemel verscheen. Dan kunnen we zoeken naar sterren waarvoor geldt dat de tijd die het supernovasignaal erover deed om daar te komen, plus de tijd dat een eventueel vanwege die supernova uitgezonden boodschap naar de aarde onderweg is, in totaal ook honderd jaar bedraagt, of een paar jaar meer. Dat zijn sterren waar we nu, of over een paar jaar, naar zouden kunnen kijken.

Het is gemakkelijk te verdwalen

Onderzoeker Andy Nilipour van de Amerikaanse Yale-universiteit heeft die zoekpartij uitgevoerd, met behulp van een catalogus van sterposities die een Europese satelliet, Gaia, aan het produceren is. Hij begon met vier supernova’s waarvan we goed weten wanneer ze op aarde werden gezien en beschreven: in 1052 door Chinese astronomen, in 1572 door Tycho Brahe, in 1604 door Johannes Kepler en in 1987 door heel veel astronomen. Hij vond 465 sterren die in aanmerking komen.

Deze methode werkt alleen als je de posities en afstanden van sterren goed weet. Een afwijking van een lichtjaar geeft automatisch een afwijking van een jaar in de tijd die het licht en de radiosignalen over het hele traject naar de aarde doen. Gaia leverde Nilipour zulke precisie alleen voor relatief nabije sterren.

De Green Bank-radiotelescoop in West Virginia. Om deze ongestoord te laten luisteren, is een gebied ter grootte van half Nederland tot stiltezone uitgeroepen. Beeld EPA
De Green Bank-radiotelescoop in West Virginia. Om deze ongestoord te laten luisteren, is een gebied ter grootte van half Nederland tot stiltezone uitgeroepen.Beeld EPA

Maar sinds kort is er ook een alternatieve methode om met supernova’s te werken waarbij de afstand niet uitmaakt, als de richting maar goed is. Die list, bedacht door de Japanse astrofysicus Naoki Seto, beschrijft de supernova en de bewoonde planeet waar iemand wil communiceren zo ongeveer als een voetballer die aan komt stormen en door een teamgenoot de bal aangespeeld moet krijgen.

Er is op elk moment een bepaalde richting om de bal heen te trappen, zodat de ontvangende speler hem precies loodrecht op zijn eigen looprichting op moet vangen. Op dezelfde manier is er, als je vanaf een planeet een supernova waarneemt, altijd een unieke richting te vinden waarvandaan een eventueel signaal kan komen. Nilipour zocht ook sterren die, uitgaande van dezelfde vier supernova’s, daaraan voldoen. Hij vond er 403. In totaal zijn dat dus 868 veelbelovende doelwitten voor radiotelescopen.

Willen ze ons wel kennen?

Maar wat nu als de gemiddelde ET helemaal geen zin heeft in contact? In dat geval ben je aangewezen op signalen die onbedoeld toch onze kant op komen. Dat zouden radio- en tv-signalen kunnen zijn zoals de aarde die ook alle kanten opstuurt. Maar die zijn niet bedoeld voor contact met andere sterrenstelsels, dus heel sterk zullen die niet zijn.

Behalve één speciaal soort uitzendingen, bedacht in 2013 onderzoeker Andrew Siemion, die nu op het Seti Institute in Mountain View in Californië werkt: als het gaat om berichten die wij, en dus mogelijk ook buitenaardsen, sturen tussen twee eigen planeten. Staat Nasa bijvoorbeeld niet dagelijks in contact met karretjes en helikoptertjes op Mars?

Siemion stelde voor te zoeken naar planeten die niet alleen voor hun ster langs gaan – waardoor we ze kunnen ontdekken – maar die ook van tijd tot tijd een andere planeet van die ster helemaal bedekken. Op zo’n moment staan die twee planeten en de aarde in één lijn. Als de achterste planeet bewoond is, en om wat voor reden ook boodschappen stuurt naar de voorste planeet, dan moeten dat heel sterke signalen zijn, die op dat moment ook nog mooi precies op de aarde gericht zijn.

Voor interstellaire communicatie is dan niet eens een idioot groot vermogen nodig: de signalen die vanuit de aarde naar Mars gaan, zouden bij naburige sterren gemakkelijk kunnen worden gedetecteerd, zegt Sofia Sheikh van het Seti Institute.

Inmiddels is zij met collega’s Evan Sneed van de Universiteit van California in Riverside en Nick Tusay van Penn State University met het idee aan de slag gegaan. Ze hebben zestig van die onderling verduisterende planetenstelsels gevonden, en er zeven geobserveerd. Ze verwachten dat het aantal in aanmerking komende sterren snel zal toenemen, omdat er met behulp van bestaande en nieuwe astronomische satellieten in hoog tempo nieuwe planeten buiten ons zonnestelsel worden ontdekt.

Aansluiten op het galactisch internet

Nick Tusay heeft zelf ook onderzoek gedaan naar een ander scenario: wat als een buitenaardse beschaving onze zon gebruikt als een punt om lichtsignalen door te geven?

Licht dat langs de zon scheert, wordt door de zwaartekracht een beetje uit koers gebracht, naar dat grote hemellichaam toe. Op die manier fungeert de zon als een soort lens die licht dat van de ene kant komt, concentreert aan de andere kant. Een op de goede plaats geparkeerde ruimtesonde zou dat kunnen opvangen en doorgeven aan een andere sonde, die zich bevindt in het brandpuntgebied van weer een andere ster. Zo zou de zon een knooppunt kunnen zijn van een soort galactisch internet.

Die brandpunten zijn heel ver weg, ver buiten de baan van Pluto, en die lichtsignalen zijn op aarde niet te zien. Waar Tusay op hoopt, is dat een buitenaardse beschaving vanwege het belang van zo’n knooppunt in de gaten zal willen houden wat er op al die planeten rond de zon gebeurt, en daar in de buurt ook sondes heeft, waarmee dan gecommuniceerd moet worden. Dat betekent dat er vanuit dat verre brandpuntgebied radiosignalen ruwweg in de richting van de zon en de aarde komen, en die zijn misschien wel op te vangen.

Tusay heeft het idee getest door uit te rekenen waar de ontvanger zou moeten zijn van lichtsignalen van het dichtst bij de zon gelegen stersysteem, het uit drie sterren bestaande Alpha Centauri. Hij heeft de Green Bank-radiotelescoop in die richting laten luisteren. Hij vond niets. Maar dat betekent volgens hem niet dat je het idee kunt afschrijven. Misschien zenden de sondes uit op een frequentie waarop hij niet luisterde. Of zenden ze niet de hele tijd uit.

Een nog ruimere blik

In dat laatste geval zijn zulke uitzendingen misschien wel te vinden in de steeds maar uitdijende archieven van astronomische waarnemingen uit het verleden, zegt astronoom James Davenport van de Universiteit van Washington. “Die archieven worden heel belangrijk omdat we niet weten waar we precies naar zoeken. Misschien is onze blik veel te beperkt.

“We jagen op iets waarvan we niet weten of het er is, en niet weten waar we naar zoeken. Dus we moeten heel zorgvuldig en principieel zijn in het uitsluiten van mogelijkheden. Misschien hebben we pas over duizend jaar instrumenten die gevoelig genoeg zijn. Of bereiken we dan pas de goede tijdschaal. Misschien moet je een eeuw lang naar een ster kijken om vast te stellen: die gedraagt zich heel ongewoon. Of een millennium.”

En dankzij de digitale opslag van data is die samenwerking met sterrenkundigen in de verre toekomst geen fantasie: “Ik ben heel enthousiast over dat aspect, want het is nu voor het eerst mogelijk om astronomische waarnemingen in principe voor altijd te bewaren”.

Lees ook:

Is de mens ook de heerser over eventueel buitenaards leven?

Als buitenaards leven bestaat, wat betekent dat voor geloof, waarin de mens toch vaak centraal lijkt te staan?

Was de flits van HD164595 een teken van buitenaards leven?

Op 15 mei 2015 zagen Russische wetenschappers een piek in de metingen van hun radiotelescoop. Het signaal was bijzonder krachtig, alsof iemand al het licht had gebundeld en richting aarde had gestuurd...

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden