InterviewSpencer Weart

Wetenschapshistoricus Spencer Weart: ‘De angst voor kernenergie zit diep in ons verankerd’

Spencer Weart: ‘De zórgen om kernenergie zijn rationeel, maar de ángsten irrationeel’. Beeld Richard Koek
Spencer Weart: ‘De zórgen om kernenergie zijn rationeel, maar de ángsten irrationeel’.Beeld Richard Koek

Al ver voordat de eerste kerncentrale stroom produceerde, waren mensen bang voor kernenergie. Spencer Weart, wetenschapshistoricus, legt uit hoe dat komt – en waarom het een probleem is.

Marco Visscher

Ineens stond kernenergie dit najaar weer op de agenda als een reële langeretermijnoptie om de CO2-uitstoot te verminderen. Maar al snel doken ook de vertrouwde angsten weer op: angst voor straling, angst voor een ongeluk, angst voor het afval. Meer dan andere ­revolutionaire technologieën, zoals genetische modificatie of kunstmatige intelligentie, jaagt kernenergie ons buitengewone schrik aan.

Spencer Weart kwam daar ook achter. Weart was 35 jaar lang directeur van het Centrum voor de Geschiedenis van Natuurkunde aan het gerenommeerde American Institute of Physics. Toen hij zich verdiepte in Marie ­Curies baanbrekende onderzoek naar radioactiviteit stuitte hij in de literatuur van rond 1900 op angsten die identiek waren aan de latere angsten voor kernenergie.

Hij schreef er een boek over: Nuclear fear, dat verscheen in 1989, enkele jaren na de kernramp in Tsjernobyl. In 2012, na het ongeval in Fukushima, kwam een geactualiseerde versie: The rise of nuclear fear. In de ­tussenliggende jaren werkte hij aan een boek over de ontdekking van klimaatverandering.

Van welke nucleaire angsten was meer dan honderd jaar geleden al sprake?

“De ontdekking van radioactiviteit riep beelden op van straling als een machtig, dodelijk wapen. Denk aan straling uit het boze oog, die je kan veranderen in een monster. Ik was verrast zelfs te lezen over beelden van ontploffende steden in een tijd dat dit niet mogelijk was. En mensen waren natuurlijk altijd al gefascineerd door transmutatie, waarin de dood een essentieel onderdeel is.”

Pardon, transmutatie?

“De oude alchemisten wilden het ene element ­omzetten in het andere, bijvoorbeeld lood in goud. Die transmutatie lukte niet, al benadrukten de wijze ­alchemisten dat transmutatie in wezen een spirituele zaak was: de perfectie van de ziel. Radioactiviteit maakte transmutatie mogelijk: een radioactief chemisch ­element kan zichzelf omzetten in een ander element, bleek begin twintigste eeuw. Dat vermogen appelleerde aan de duistere reis die we als individu moeten maken om onze schaduwzijde onder ogen te zien, om ons oude zelf op te geven en opnieuw te beginnen. Met zoiets krachtigs als radioactiviteit gingen we dat beeld ook ­toepassen op het niveau van de beschaving: de wereld moest worden vernietigd, voordat er uit de puinhopen iets nieuws kon ontstaan. Dit beeld keerde telkens ­terug: in sciencefictionboeken, horrorfilms en strip­boeken van vóór de Tweede Wereldoorlog, maar het was er ook al bij sjamanen in primitieve culturen. De angst voor kernenergie zit diep verankerd in de menselijke psyche.”

De wereld maakte kennis met kernenergie via atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. Dat zal niet hebben geholpen in de beeldvorming.

“Inderdaad. Kernwapens, zo beseften we, konden de wereld vernietigen. Wat eerst nog fantasie was, werd een serieuze zaak voor staatslieden. Er kwam een vermoeden – en terecht – dat politici en wetenschappers ­beschikten over duistere geheimen. Dat gevoel werd ­versterkt, omdat het aansloot bij dromen en angsten uit onze kindertijd. Ieder kind heeft fantasieën waarin hij vernietigt wat hem lief is: zijn ouders bijvoorbeeld, die hem het leven gaven.”

Een beetje angst voor nucleaire technologie lijkt nog best nuttig, want het kán toch ook schade berokkenen?

“Jazeker, kernenergie heeft problemen, zoals ove­rigens ook fossiele brandstoffen en hernieuwbare ­energie problemen hebben. Het grootste probleem van kernenergie zit ’m in de associatie met kernwapens.”

Tja, stel dat een terrorist bij het verrijkte uranium of het kernafval kan komen...

“Nou, dat zal niet meevallen. Dan kun je beter een bom maken van chemicaliën of arseen. En als je echt zo graag radioactief materiaal wil gebruiken, kun je het eenvoudiger vinden in het ziekenhuis. Zo’n bom is dan misschien niet heel krachtig, maar er zal wél veel meer paniek zijn.”

Bio

Spencer Weart (1942) is natuurkundige en wetenschapshistoricus. Van 1974 tot zijn pensioen in 2009 was hij directeur van het Centrum voor de Geschiedenis van Natuurkunde aan het American Institute of Physics. Hij schreef talrijke wetenschappelijke artikelen in vakbladen en enkele boeken, waaronder Scientists in power (over de wetenschappers die werkten aan de eerste atoombom en kernreactor), Nuclear fear: A history of images (over de beeldvorming van kernenergie) en The discovery of global warming (over de klimaatwetenschappers die de mondiale opwarming vaststelden).

De boeken van Spencer Weart lezen als een cultu­rele geschiedenis van kernenergie. Hij beschrijft hoe de wapenwedloop met de Sovjet-Unie in de jaren vijftig en zestig zorgde voor gruwelijke beelden van wat zou kunnen gebeuren. Amerikanen werden voorbereid op een luchtaanval met instructies op posters en in filmpjes. Met kernproeven bereidde het Amerikaanse leger zich voor. Sommige omwonenden raakten bezorgd over de radioactieve neerslag van die tests. Oude angsten over straling staken de kop op, schrijft Weart. Kregen ze kanker? Misvormde baby’s? Een dergelijk verband tussen die kernproeven, kanker en misvormingen bij baby’s werd nooit aangetoond, aldus Weart. Wel werd in koeienmelk een toename van strontium-90 gevonden, een radio­actieve isotoop die ontstaat na kernsplijting, al was er geen sprake van een dosis die zou leiden tot gezondheidsschade. Burgers gingen demonstreren tegen kernproeven. Een beweging was geboren.

“Mensen hoopten”, zegt Weart hierover, “dat ze de wapenwedloop konden stoppen als ze de kernproeven konden stoppen.” Hij duidt dit als een psychologisch ­afweermechanisme: de vrees voor een allesvernietigende oorlog is zó overweldigend, dat we onze aandacht ­onbewust richten op iets anders dat we ermee associëren, maar dat minder gruwelijk is. Zo kwam er massale bijval voor de protesten tegen kernproeven. Met succes. De Amerikanen besloten in 1963 om ze voortaan ondergronds te doen. Vrees voor radioactieve neerslag was niet langer gegrond.

Maar terwijl de Koude Oorlog voortsleepte, bleef het tussen de oren onrustig. Kwam er niet ook straling vrij in de omgeving van zo’n reactor? Kon die misschien wel ontploffen als een bom? En zo verplaatste de atoomangst zich andermaal: deze keer naar kerncentrales. In 1960 betekende de leus ‘No nukes’ nog: ‘Geen kernwapens!’ Tien jaar later betekende het: ‘Geen kernenergie!’

De existentiële angst voor een kernoorlog is nu, anno 2020, toch wel verdwenen?

“Het is er nog. Twee mannen – eentje in het Witte Huis, eentje in het Kremlin – hoeven maar een opdracht te geven en binnen een half uur zijn zo’n drieduizend kernwapens gelanceerd die onvoorstelbare schade kunnen aanrichten. Vanaf dan zal alles anders zijn. Daarna kunnen nog eens tienduizenden kernwapens worden afgevuurd. Dat is nog steeds een akelige gedachte die we liever niet toestaan. De angst voor kernwapens verplaatsen we nog altijd onbewust naar kerncentrales.”

Voorstanders van kernenergie noemen de angsten irrationeel. Ziet u dat ook zo?

(Pauzeert even.) “Ik zou zeggen dat de zórgen om kernenergie rationeel zijn, maar de ángsten irrationeel.”

Zo’n diskwalificatie zullen de tegenstanders vast niet waarderen.

“Het is niets persoonlijks, het is gewoon hoe ons brein werkt. Het is evolutionair bepaald dat een onbekend en onwaarschijnlijk gevaar meer aandacht trekt dan een veel groter gevaar waaraan we gewend zijn geraakt. Dus zijn we bang als we in het vliegtuig stappen, ook al komt een vliegtuigramp zelden voor, maar ­stappen we onbevreesd in de auto, terwijl er dagelijks dodelijke ongevallen op de weg zijn. Om precies die ­reden hebben we evenmin aandacht voor de jaarlijks tienduizenden doden door luchtvervuiling van kolencentrales, maar wél voor een ongeluk bij een kerncentrale waarbij het officieel geregistreerde aantal dodelijke slachtoffers vanwege de blootstelling aan de explosie van de kernreactor niet meer bedraagt dan 1.”

U bedoelt het kernongeval in Fukushima dat volgde op de tsunami in 2011.

“Precies. Wel waren daar duizenden sterfgevallen wegens de stress en angst na de evacuatie. Veel van die geëvacueerde mensen hadden beter thuis kunnen blijven en jodiumtabletten nemen, maar ze ­verloren hun huis, hun baan en de gemeenschap waartoe ze behoorden. Dat leidde tot een toename van depressiviteit, alcoholisme en zelfmoord. Nu Japan de kerncentrales vervangt door kolen- en gascentrales zullen er nog vele duizenden doden volgen vanwege de luchtvervuiling.”

Japanners menen dat de autoriteit informatie achterhoudt over de échte schade van het kernongeval.

“Juist. Ook dat is een bekend fenomeen met diepe wortels. Radioactiviteit werd aan de wereld gepresenteerd als een mysterieuze natuurkracht, een kosmisch geheim. Dat speelde in op het idee van de gestoorde ­wetenschapper die de wereld wil vernietigen. Hij sym­boliseert de autoriteit die geheimen verbergt en kwaadaardige plannen smeedt. Dit refereert aan het besef dat we als kind ontwikkelen dat onze ouders geheimen met zich meedragen en macht over ons hebben.”

Een regering met kernwapens hééft ook geheimen te verbergen.

“Uiteraard. En toen de antinucleaire beweging opkwam, was er een sterke cultuur waarin vader het beter wist. Terwijl de regering supergevaarlijke, dodelijke geheimen had, sloeg die geheimzinnigheid over op de hele nucleaire industrie toen kerncentrales werden gebouwd voor stroomproductie. De nucleaire sector wist het allemaal beter. Zij waren de experts en konden zich niet verlagen om het publiek uit te leggen wat ze deden. Geen zorgen, zeiden ze, dit is voor vreedzaam gebruik, er kan niets gebeuren. Die hautaine houding paste bij de concentratie van kennis die we in andere tijden en culturen zagen bij de sjamaan, de tovenaar of de bewaarder van geheimen. Dat botste met de tegencultuur uit de ­jaren zestig, toen autoriteiten steeds meer werden ­bevraagd.”

Als atoomangst is gebaseerd op fantasieën, is de steun voor kernenergie dan niet evengoed gebaseerd op sprookjes over wereldwijde vrede en voorspoed?

“Absoluut. Naast overdreven angst was er in de ­begintijd ook een doorgeslagen optimisme. In de tijd van Marie Curie werd radioactiviteit gezien als levenselixer. Elektriciteit zou spotgoedkoop worden en een nieuwe tijd van oneindige vooruitgang zou aanbreken. Maar ­zoals er problemen zijn met atoomangst zijn er ook problemen met overdreven optimisme.”

Wat is het probleem van nucleair optimisme?

“Het leidde ertoe dat hier en daar kernreactoren te snel zijn gebouwd zonder dat de veiligheid voldoende was gewaarborgd. Zulk optimisme is echt voorbij. Er zijn natuurlijk wel pleitbezorgers van kernenergie – en gelukkig maar, want we zullen het nodig hebben – maar niemand gelooft nog dat het de weg opent naar een ­geweldige nieuwe wereld.”

Misschien wel de weg naar een wereld die niet meer opwarmt?

“Er is gelukkig steeds meer besef dat kernenergie kan helpen ons te behoeden voor de existentiële bedreiging die klimaatverandering heet. Wij zitten in een horrorfilm waarin wij, burgers, de rol vertolken van het kind dat zijn onverantwoordelijke ouders tot de orde roept en smeekt op tijd tot inkeer te komen, zodat er een toekomst is voor onze planeet. We zullen alles ­moeten doen om de CO2-uitstoot te verlagen, anders kunnen we geen welvarende en tolerante beschaving in stand houden. Kernenergie alleen gaat dat probleem niet oplossen, hernieuwbare energie ook niet, energiebesparing ook niet. We moeten álles doen. Bestaande kerncentrales langer openhouden, nieuwe kerncentrales bouwen, innovatieve kerncentrales blijven ontwikkelen.”

Dat zal duur zijn.

“Niet als je het vergelijkt met de kosten van klimaatverandering. Want klimaatverandering is iets om écht bang voor te zijn.”

Kernenergie en de politiek

Tijdens de Algemene Beschouwingen vroegen coalitie­partijen VVD en CDA om nieuw onderzoek naar de financiële haalbaarheid van kernenergie. Kort daarop stuurde minister Wiebes (economische ­zaken) een rapport van onderzoeks­bureau Enco naar de Tweede Kamer dat optimistisch was over de kansen. ­Verschillende partijen zetten vraag­tekens bij het ­rapport, D66 twijfelt ook aan de onaf­hankelijkheid van het Weense bureau dat vooral bouwers van kerncentrales zou adviseren.

In de Tweede Kamer is wel een meerderheid voor kern­energie. Die bestaat, naast VVD en CDA, uit onder meer FvD en PVV.

Lees ook:

D66 heeft vragen over het kernenergierapport van Wiebes.

Een paar dagen na de publicatie van het kernenergierapport van minister Wiebes neemt de twijfel toe. Was het onderzoek wel onafhankelijk? D66 is er niet zeker van.

Jesse Klaver over zijn klimaatprogramma: ‘Het is tijd voor grote verandering’

In het verkiezingsprogramma van GroenLinks domineert één thema: het klimaat. Lijsttrekker Jesse Klaver: ‘Ik doe dit omdat ik heilig geloof dat we klimaatverandering moeten stoppen. Daarom werk ik dagen en nachten door.’

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden