Letter&GeestGeschiedenis
Van Heutsz werd een levende legende in Atjeh
Vilan van de Loo zet vooral de slimheid neer van gouverneur-generaal van Nederlands-Indië Jo van Heutsz (1851-1924).
A l voordat Jo van Heutsz tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië werd benoemd, was hij in de ogen van velen meer mythe dan mens. Als eenvoudig bedoelde ontvangsten in thuisland Nederland groeiden rond 1904 uit tot licht hysterische huldigingen. Koningin Wilhelmina behoorde tot zijn vele bewonderaars. De dankzij de Atjeh-oorlog groot geworden militair moest het zich allemaal laten welgevallen. De gekte nam het van hem over.
Postuum werd Van Heutsz nog meer nationaal bezit. Toen in 1927 het besluit viel om het in Zwitserland ter aarde bestelde stoffelijk overschot van de voormalige ‘onderkoning’ van de Oost te begraven in Amsterdam, moesten zijn nabestaanden dat in de krant lezen. Zij hadden zelfs geen uitnodiging ontvangen.
In het beeld van Van Heutsz als nationale held kwamen de afgelopen halve eeuw flinke barsten en scheuren. Na protesten en uitvoerig debat werd het aan hem gewijde gedenkteken in Amsterdam-Zuid omgedoopt in een Indië-monument.
Mens achter de mythes
Biografe Vilan van de Loo had lang alleen dat nieuwe imago in haar hoofd, schrijft ze in de inleiding van ‘Uit naam van de majesteit. Het leven van J.B. van Heutsz (1851-1924)’: dat van een ruwe houwdegen, de slachter van Atjeh. Die indruk veranderde toen ze tijdens ander historisch onderzoek op een brief van Van Heutsz stuitte en er daarna meer ging lezen. In de schrijfsels ontwaarde ze naar eigen zeggen een intelligente man, diep betrokken bij het wel en wee van de kolonie in Azië. Het ontbreken van een goede, moderne biografie bracht haar op het idee om die zelf te gaan schrijven. Ze wilde de mens achter de mythes vandaan peuteren, kijken welk beeld zou oprijzen als Van Heutsz nu eens niet dient om hetzij het koloniale, hetzij het postkoloniale zelfbeeld van Nederland op te poetsen.
De drijfveren van Van Heutsz maakt Van de Loo goed duidelijk door haar hoofdpersoon dicht op de huid te zitten. Eerzucht lijkt de term die deze motieven het best samenvat.
Met haar opmerkingen in de inleiding over de intelligente man, diep betrokken bij het wel en wee van de kolonie, wekt Van de Loo de indruk dat ze met haar boek ook het bij de lezer bestaande beeld van Van Heutsz flink overhoop gaat halen. Toch is dat maar beperkt het geval.
De slimheid van Van Heutsz komt goed uit de verf. Van de Loo zet hem neer als iemand die weloverwogen schaakte, de mogelijkheden aardig overzag en stappen vooruitdacht. De zoon van een door een alcoholprobleem in diskrediet geraakte officier besefte dat hij voor zijn militaire loopbaan niet kon terugvallen op kruiwagens. Hij moest opvallen en zich onderscheiden om ervoor te zorgen dat de naam Van Heutsz met hem en niet langer met zijn vader werd geassocieerd. Nederlands-Indië, met name het opstandige Atjeh op de noordpunt van Sumatra, was daarvoor de meest geschikte plek.
Sfeer van heroïek
Van Heutsz wilde doorpakken in het veld. In 1890 ging zelfs even het gerucht dat hij gesneuveld was tijdens een actie. De Java-bode kwam kort daarna met het bericht dat het om een verwonding ging en prees bij die gelegenheid de militair: “Van Heutsz staat bekend als een beleidvol, maar ook als een zeer dapper officier, die met een ijzeren volharding en een groote onverschrokkenheid zijn plannen weet door te zetten.” Van Heutsz ontving een eresabel en onderscheidingen. Die droegen bij aan de sfeer van heroïek die rondom hem begon te hangen.
Misschien toonde Van Heutsz nog wel meer durf door zich openlijk te mengen in het publieke debat. Ook hier luidde de boodschap: doorpakken. Het leverde hem in Indië en Nederland de nodige bijval op, maar hij streek met zijn polemische en dwingende stijl ook de gevestigde orde tegen de haren in. Het had hem gemakkelijk op een zijspoor kunnen laten belanden, maar omdat de koloniale overheersers het verzet op Atjeh niet wisten te onderdrukken, kwam Van Heutsz op den duur aan de beurt om zijn methodes te beproeven.
Hij had meer succes dan voorgangers. Zware militaire expedities dwongen gehoorzaamheid af. Wie het hoofd boog voor Nederland kon ontkomen aan roof en verbranding. De indruk dat Atjeh zo’n beetje onderworpen was, klopte echter niet. Van Heutsz wist de pers te bespelen en werd omhoog geschreven.
Van Heutsz’ optreden riep in zijn tijd al morele vragen op. Na zijn dood zou dat alleen maar toenemen. Ook Van de Loo roept toch vooral het beeld van een houwdegen op. Ze plaatst zijn aanpak hooguit in de tijd.
De Draufgänger Van Heutsz schopte het uiteindelijk tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, een ambt dat hij bekleedde van 1904 tot 1909. Zijn diepe betrokkenheid bij de kolonie, waarover de biografe in de inleiding rept, blijkt volgens haar onder meer uit zijn afschaffing van het verplichte eerbetoon van de inheemse bevolking aan de Nederlandse bestuursambtenaren, en uit zijn benoeming van iemand van daar als aspirant-controleur. Van Heutsz riep er het nodige verzet van zijn landgenoten mee op.
Van de Loo ziet er graag een bewijs in van de welwillendheid van Van Heutsz ten opzichte van de plaatselijke bevolking.
Wie zijn termijn als gouverneur-generaal overziet, krijgt meer de indruk van een slimme pragmaticus, die uit is op een zo efficiënt en voordelig mogelijk bestuur van de kolonie. Uiteindelijk diende hij vooral het moederland en het bedrijfsleven.
Het is daarom ook goed dat Van de Loo uitgebreid stilstaat bij de manier waarop Van Heutsz – na zijn afscheid als gouverneur-generaal, voor hij ietwat in de vergetelheid raakte en naar Zwitserland verhuisde – uitstekend voor zichzelf zorgde door inmiddels opgedane zakelijke contacten te verzilveren. Kritische geluiden over onduidelijke geldstromen, zelfverrijking en achterkamertjespolitiek pareerde hij met de constatering dat wat in het belang van vaderlandse ondernemingen werd verricht ook in het belang van het vaderland was.
Een door Van de Loo aangehaald interview in de Haagse Post met Van Heutsz’ hoogbejaarde dochter Mathilde tekent fijntjes de toon van de postume controverse. Zij gaf ondanks kritische vragen van de journalist nog altijd hoog op van haar vader: “Papaatje was in alles groots.” “Hoewel niet van postuur”, wierp de interviewer tegen, waarna Mathilde over Napoleon en andere veldheren met een beperkte lengte begon.
Oordeel: het beeld van Van Heutsz wordt niet helemaal overhoop gehaald.
Vilan van de Loo
Uit naam van de majesteit. Het leven van J.B. van Heutsz
Prometheus; 368 blz. € 29,99
Lees ook:
In de lelijke kant van een held schuilt ook een les
In onze tijd van sociale media staat zo’n beetje alles en iedereen ter discussie. Ook de nationale helden: Nederlanders zijn toe aan een nieuwe lichting.
Wordt het tijd voor een nieuwe beeldenstorm?
Het is een gevoelige kwestie: wat te doen met monumenten waarvan de ideologie is verjaard, of zelfs in strijd is met de huidige mensenrechten? De zogeheten ‘tegenstandbeelden’ lijken een oplossing te bieden.