Onderzoek toont het aan: vrouwen maken in hun wetenschappelijke carrière minder kans dan mannen.
In de academische wereld trekken witte mannen nog steeds behoorlijk aan de touwtjes. De wetenschappelijke onderzoeken die genderongelijkheid in de eigen sector aantonen zijn talrijk, wereldwijd en verschijnen al jaren op regelmatige basis. Zo bleek al dat werk van vrouwen in de wetenschap minder wordt gepubliceerd, dat vrouwen minder vaak worden vermeld als auteur en minder worden geciteerd in publicaties. Ook worden ze minder vaak hoogleraar, krijgen ze minder betaald en zijn ze vaker slachtoffer van emotionele en seksuele intimidatie dan mannelijke wetenschappers.
Zo toonde socioloog aan de UvA Thijs Bol onlangs nog aan dat mannen twee keer zoveel kans hebben om cum laude te promoveren als vrouwen met een mannelijke beoordelingscommissie. Zelfs als mannelijke en vrouwelijke wetenschappers dezelfde begeleider hebben. Naarmate er meer vrouwen in de beoordelingscommissie zitten, nemen deze hogere kansen voor mannen af.
Wel het werk, niet de eer
Uit een onderzoek aan New York University blijkt dat vrouwen stelselmatig minder erkenning krijgen voor hun bijdragen aan onderzoek dan mannen. Dat blijkt uit het vermelden van vrouwen op patenten en als auteur of coauteur in onderzoeken. De wetenschappers onderzochten de vermeldingen van bijna 130.000 wetenschappers, die hadden deelgenomen aan ruim 10.000 onderzoeksteams.
Vrouwen in alle lagen van de teams én in alle vakgebieden, kregen minder vermeldingen. Dat gold voor techniek, waarin vrouwelijke onderzoekers in de minderheid zijn, maar ook voor gezondheid, waarin vrouwen juist in de meerderheid zijn.
Het overkwam ook mannen dat zij niet genoemd werden, maar minder vaak. Bovendien speelde het probleem voornamelijk bij mannen die nog aan de start van hun wetenschappelijke carrière stonden. Zo kreeg 15 procent van de pas afgestudeerde vrouwelijke onderzoekers vermelding, tegen 21 procent van de mannen. Dit verschil tussen mannen en vrouwen van 6 procent loopt op tot maar liefst 59 procent naarmate de carrières vorderen.
Britta Glennon zat in het team dat dit onderzoek deed en is gespecialiseerd in management-wetenschappen. Ze vindt de cijfers behoorlijk robuust. “Maar cijfers alleen zijn niet genoeg, dus we hebben ook 2400 wetenschappers gevraagd naar hun beleving. De verhalen staafden de cijfers en lieten ook zien hoe de verschillen ontstonden.”
Bezwaar maken helpt niet
Glennon wil duidelijk maken dat het niet aan een bescheiden houding van vrouwen ligt. “Vrouwen gaven aan wel degelijk bezwaar te maken als zij geen vermelding kregen. In het gunstigste geval hielp dit niets. In het ongunstigste geval kregen ze te maken met intimidatie en sociale buitensluiting van het onderzoeksteam.” Glennon pleit dan ook voor een universeel stelsel van regels dat voorschrijft wie in welke gevallen vermeld dient te worden op patenten en in publicaties.
Erkenning als auteur is niet het enige probleem voor de vrouwelijke wetenschapper. Ook als het gaat om verwijzingen en citaties naar haar werk in publicaties van anderen heeft ze het nakijken. Aan de University of Southern Carolina ontdekten data-specialisten dat ook dit onderdeel in hun werk geheel anders is voor vrouwen dan voor mannen.
Professor Kristina Lerman werkte aan de ontwikkeling van een netwerkprogramma voor de citaties van collega’s, toen zij zag dat het programma iets bijzonders herkende. Het kon foutloos voorspellen of er in een publicatie naar een mannelijke of een vrouwelijke wetenschapper werd verwezen. “Er waren een aantal indicatoren die erop wezen dat het ging om het verwijzen naar een vrouw. Ten eerste was de verwijzer vaak zélf een vrouw en bovendien was de verwijzing vaker wederkerig.”
Dat maakt de kans op zo’n verwijzing, onder wetenschappers een belangrijke graadmeter van succes, een stuk kleiner. Want ook de netwerken van de vrouw waren kleiner. “Binnen een paar stappen had je het hele netwerk wel gehad. Netwerken waarin mannen elkaar citeren, blijken veel groter en minder wederkerig.”
Tenzij het van een man komt
Lermans programma ontdekte overigens ook dat gepubliceerd worden al lastig is voor vrouwen. Wetenschappelijke uitgaven werden ingedeeld in twaalf niveaus van impact en status. Daaruit kwam een piramidestatistiek: hoe belangrijker en hoger de uitgave was ingeschaald, des te minder vrouwen erin publiceren.
Een verschijnsel waarvoor Lerman overigens ook uit eigen ervaring kon putten. “Je wordt veel vaker afgewezen dan een man voor publicatie. Bij sommige uitgaven kom je er nauwelijks tussen, die lijken wel standaard nee te verkopen aan vrouwelijke onderzoekers en ja, dat ligt aan het vrouw-zijn. Ik heb in mijn boosheid namelijk eens mijn paper door een mannelijke collega laten aanbieden. En toen kwam het wél in aanmerking voor publicatie, dus aan de kwaliteit lag het niet.”
Volgens hoogleraar en fysisch chemicus Moniek Tromp, voorzitter van het Landelijk Netwerk van Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH) is het probleem breder dan publicaties of verwijzingen. “Het gaat om de hiërarchie en cultuur in de wetenschappelijke wereld. Het is toch nog vaak een old boys network, een elitegroep witte mannen, die graag voor mensen kiest op wie zij lijken en bij wie zij zich thuis voelen. Die voelen zich ongemakkelijk bij bijvoorbeeld vrouwen, maar ook immigranten.
“Dat zal pas veranderen als er een gelijke afspiegeling is in machtsposities. Daarom is het niet genoeg om meer vrouwelijke hoogleraren te benoemen. Er zijn meer vrouwelijke aanstellingen nodig in posities van echte invloed en macht. Dus ook in besluitvormende commissies en besturen.”
Die machtsverhoudingen zijn nog behoorlijk scheef. Van de mannelijke wetenschappers werkzaam aan een universiteit is 1 op de 8 hoogleraar. Van de vrouwelijke wetenschappers is dit 1 op de 15. Slechts 26,7 procent van de Nederlandse hoogleraren is vrouw. Daarmee behoort Nederland tot de absolute bodem van Europa in het percentage vrouwelijke hoogleraren. Alleen in België en Duitsland is het aandeel vrouwelijke hoogleraren nóg lager.
Het percentage groeit wel jaarlijks, maar de laatste cijfers geven reden tot zorg: de groeipercentages zijn aan het krimpen en er zijn zelfs universiteiten waar het aantal vrouwelijke hoogleraren weer afnam. Vooral de technische universiteiten worstelen met de benoeming van vrouwelijke hoogleraren. De Open Universiteit, Universiteit Maastricht en Universiteit Leiden doen het wat dat betreft beter. Zij zijn de enige universiteiten die de grens van 30 procent vrouwelijke hoogleraren zijn gepasseerd.
Regels verplaatsen het probleem
De academische genderongelijkheid sijpelt ook door in andere segmenten. Zo krijgen vrouwelijke wetenschappers aan de universiteit vaker een tijdelijk contract dan mannen en verdienen ze systemisch minder salaris. Vrouwelijke wetenschappers worden lager ingeschaald. Als klap op de vuurpijl krijgen vrouwen op de universiteit ook meer te maken met intimidatie dan mannen en stappen ze vaker uit de wetenschap.
Het pleidooi van Glennon voor universele regels in de academische wereld voor vermelding en verwijzing verwerpt Tromp, die repercussies vreest. “Dit kan leiden tot het verwijt naar vrouwen toe dat zij erkenning of benoeming niet aan hun verdiensten te danken hebben, maar aan regels.” Tromp wijst erop dat zulk pestgedrag veelvuldig werd gemeld in het rapport van het LNVH over intimidatie in de academische wereld.
“We ontvangen zeer regelmatig melding van – voornamelijk – vrouwen die te maken hebben gekregen met sociale onveiligheid. Zij hebben geprobeerd dit aan te kaarten binnen hun instellingen, maar konden daar hun weg niet vinden in de meldingsstructuren, werden niet gehoord, of soms zelfs weggewerkt. Sinds het verschijnen van ons rapport over intimidatie staat het onderwerp van sociale veiligheid gelukkig wél hoog op de agenda’s. Geen instelling is er níet mee bezig.”
Het wordt wel beter
Er gloren dan ook wel wat lichtstraaltjes aan de academische horizon voor vrouwen. Zo is er het innovatieve academische platform De Jonge Akademie, dat zich onder de noemer Iedereen Professor hard maakt voor dezelfde rechten en plichten voor wetenschappers in iedere functie, ongeacht afkomst of gender.
Ook de manier waarop wetenschappelijk werk gewaardeerd wordt is langzamerhand aan het veranderen. Is van oudsher vooral onderzoek bepalend voor de loopbaan van een wetenschapper, tegenwoordig leeft steeds meer het academische besef dat ook andere prestaties, zoals onderwijs sterker mee moeten tellen. Dat is goed nieuws voor vrouwen, want terwijl mannen vooral onderzoeken en publiceren, houden vrouwelijke wetenschappers zich vaker bezig met doceren.
En dan is er nog de demografie. De komende jaren zal er een forse uitstroom plaatsvinden van voornamelijk mannelijke hoogleraren die met emeritaat gaan. Voor zo’n 90 procent van die vacatures staat een capabele vrouwelijke vervanger klaar, schat het LNVH. Toch worden die niet zomaar benoemd, denkt Tromp. “Het argument ‘we hebben wel gezocht, maar ze zijn er niet’ gaat dan niet meer op. We weten echter dat deze benoemingen niet vanzelf gaan. Het zou dan ook goed zijn als hier extra op zou worden gestuurd.
“We zien in de praktijk nog altijd dat in de reguliere benoemingsprocedures vrouwen veel vaker aan het kortste eind trekken. We hebben het geluk dat de huidige minister van OCW de kwaliteit van wetenschap en het bevorderen van de positie van vrouwen hoog in het vaandel heeft staan. Het zou goed zijn als er vanuit de instellingen, het ministerie en de politiek concretere ondersteuning en sturing zou komen om te zorgen dat we binnen afzienbare tijd die langgewenste evenredigheid bereiken.”
Minister wil balans in de wetenschap
‘Schrijnend’, noemt minister van wetenschap Robbert Dijkgraaf de voorbeelden van genderongelijkheid. “Het kan niet zo zijn dat vrouwelijke wetenschappers vanwege wie ze zijn, geen gelijke kans krijgen om te publiceren of cum laude te promoveren, minder betaald krijgen of vaker slachtoffer zijn van sociale onveiligheid.”
Dijkgraaf vindt het van groot belang om de wetenschap in balans te krijgen. “Vanuit het ministerie werken we aan het verbeteren van de vertegenwoordiging van vrouwen en het veranderen van de onderzoekscultuur. Onder andere via het nationale actieplan voor meer diversiteit en inclusie in onderwijs en onderzoek, maar ook met middelen voor het vergroten van sociale veiligheid in het hoger onderwijs en de wetenschap. Daarnaast is het zo dat bij alle investeringen vanuit het kabinet in de wetenschap, zoals bij de sectorplannen, we nadrukkelijk aandacht hebben voor het verbeteren van gendergelijkheid.”
Voorzitter Pieter Duisenberg van de vereniging Universiteiten van Nederland (UVN) noemt de verhalen aangrijpend. Hij benadrukt de betrokkenheid van bovenaf van de universiteiten. Ongewenst gedrag is nu vastgelegd in de cao en iedere universiteit heeft een gedragscode ontwikkeld, een ombudsfunctionaris en vertrouwenspersonen aangesteld. Workshops en trainingen moeten de bewustwording vergroten.
Omdat de LNVH nog steeds klachten ontvangt, willen UVN en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen verder kijken naar een landelijke klokkenluidersregeling en gedragscode. Volgens Duisenberg is te veel vrouwelijk talent onbenut. “Om een betere doorstroom van vrouwen te bevorderen, richten universiteiten zich op een betere scouting en aanpassing van benoemingsprocedures.”
Lees ook:
De opmars van vrouwen aan de academische top stagneert
Na enkele jaren van forse groei, was 2021 een jaar waarin weinig vrouwen tot hoogleraar werden benoemd. Dat blijkt uit de jaarlijkse monitor van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren.
TU Eindhoven ging te ver, maar wist zo wel een hardnekkig patroon te doorbreken
De TU Eindhoven wilde vijf jaar lang alleen nog maar vrouwen aannemen op wetenschappelijke funcies. Dat gaat te ver, oordeelt het College voor de Rechten van de Mens. Wat kan een universiteit wél doen voor de nodige vrouwenemancipatie?
Een goede onderzoeker maakt op de universiteit nog geen goede leidinggevende
Veel afschuw, weinig verbazing. Dat is globaal de reactie op een affaire rond een hoogleraar in Leiden die collega’s ongepast bejegende. Een gestage stroom aan zulke incidenten roept de vraag op waar het misgaat in het wetenschappelijk bedrijf.