Fourageren
Hoe scharrelde de mens in den beginne zijn kostje (en dat voor zijn gulzige kinderen) bij elkaar?
Geen dier dat zo lang door zijn ouders wordt gevoed als de mens. Daarin schuilt ook het succes van de soort Homo.
Het was op het verjaardagsfeestje van zijn zevenjarige dochter dat Herman Pontzer besefte hoezeer de mens is losgezongen van zijn natuurlijke oorsprong. Niet alleen is er geen dier op aarde dat stilstaat bij het moment dat de zon aan dezelfde sterrenhemel staat als bij zijn geboorte en dat dat een moment is om te vieren. De mens is ook het enige wezen dat zich voedt met producten die als zodanig niet in de natuur te vinden zijn.
Neem zo’n verjaardagstaart, schrijft Pontzer deze maand in de Scientific American: “De cake is een verhit mengsel van gemalen graankorrels, kippeneieren, koeienmelk en suiker die uit bieten is gewonnen. Het zou een voedselexpert jaren kosten om uit de maaginhoud de ruwe grondstoffen te herleiden.”
We denken dat we het weten ...
Toch denken we dat we een redelijk beeld hebben hoe ons lijf omgaat met voedsel en hoeveel calorieën we nodig hebben om voort te kunnen, aldus de hoogleraar evolutionaire antropologie aan de Duke universiteit. Voedselbloggers en supplementenindustrie suggereren dat ze precies weten wat de perfecte hoeveelheid en mix is, maar er zijn maar heel weinig data die deze beweringen ondersteunen.
Zo vreemd is dat niet, de energiehuishouding is lastig te meten. Het basale metabolisme, het energieverbruik van het lichaam in rust, is hooguit 60 procent van het totaal. De rest gaat op aan lichaamsbeweging. Meestal wordt mensen gevraagd hoeveel ze sporten of fietsen, maar dat soort zelfrapportage is notoir onbetrouwbaar. Als je het verbruik wilt weten, zul je het moeten meten. Dat kan, door het voedsel met zogeheten isotopen te merken, maar het is duur en arbeidsintensief en wordt daarom zelden gedaan.
... maar het blijkt van niet
Toch is dat precies wat Pontzer samen met een grote groep collega’s heeft gedaan. In augustus 2021 publiceerden ze erover in het vakblad Science. Ze hadden bij meer dan 6400 mensen, in leeftijd variërend van nul tot negentig jaar, gemeten hoeveel calorieën ze binnenkregen, hoeveel ze verbruikten en hoeveel ongebruikte energie ze dus als vet opsloegen. De resultaten schopten wat zekerheden uit de voedingswereld omver. Eentje bleef overeind: hoe groter het lichaam, des te meer energie het verbruikt. Of preciezer: hoe groter de vetvrije massa – vetcellen zijn niet zo actief.
Maar verder sneuvelden de zekerheden. Zo was er geen verschil tussen mannen en vrouwen. Tenminste, als je corrigeerde voor lichaamsgrootte en hoeveelheid vet. Ook zagen de onderzoekers geen bewijs voor de volks- en reclamewijsheid dat het metabolisme op middelbare leeftijd begint te vertragen. Tussen de twintig en zestig jaar is het zeer stabiel. Pas daarna neemt het af, met zo’n 7 procent per tien jaar. Dat wil zeggen, gecorrigeerd voor lichaamsgewicht. Ouderen verliezen immers gestaag hun spiermassa.
Het meest opvallend is het energieverbruik van kinderen. Dat schiet in het eerste levensjaar omhoog – tot ruim de helft meer dan je op grond van hun lichaamsgewicht zou verwachten – om daarna gestaag te dalen richting het volwassenenniveau.
Het voeden van de veelvraat
Die conclusie leidde Pontzer tot de volgende vraag: waar haalt de mens zijn energie vandaan? Of beter: hoe lukt het de mens zijn kinderen te voeden? Ga maar na: alle dieren worden geacht na de zoogperiode hun eigen kostje bijeen te garen, maar een mensenkind is tien, vijftien jaar afhankelijk van de bevoorrading door zijn ouders. En dan is zo’n kind nog een veelvraat ook.
Ooit zaten de voorouders van de mens op hetzelfde ecologische spoor als hun medeprimaten, maar zo’n tweeënhalf miljoen jaar geleden nam het geslacht Homo een afslag. Deze oermensen waren geen planten- of vleeseters, ook geen gewone omnivoren, ze verdeelden de taken. De een ging jagen, de ander verzamelde en vervolgens verdeelden ze wat ze hadden buitgemaakt. Later werden ze boeren: ze hoefden niet meer te zoeken naar knollen in de grond en de beesten stonden aangelijnd of binnen een hek bij hun hut. Dat alles kwam de voedselvergaring ten goede, schrijft Pontzer.
Om erachter te komen hoeveel het scheelde, bestudeerde zijn groep de Hadza-stam, een volk van jager-verzamelaars in Tanzania, dat qua leefstijl nog redelijk vergelijkbaar is met de vroege mens. Ook al is de savanne geen luilekkerland, toch bleek de gemiddelde Hadza – man én vrouw – zo’n 500 à 1000 kilocalorieën per uur te vergaren. Als ze vijf uur op een dag hadden gewerkt, hadden ze genoeg om zichzelf en hun kinderen te voeden. Vergelijk dat maar eens met de gemiddelde chimpansee, schrijft Pontzer. Die komt niet verder dan 200 à 300 kilocalorieën per uur en moet dus de hele dag werken, alleen voor zichzelf.
De buit van de landbouw
Het foerageren kost de Hadza naar verhouding overigens net zo veel energie als chimpansees of gorilla’s: per binnengehaalde calorie moeten ze evenveel investeren. Boeren hebben het wat dat betreft niet gemakkelijker, maar hun opbrengst is nog groter. De Tsimané, in de Amazone van Bolivia, jagen en verzamelen ook, maar halen de meeste voeding van hun land. Bij elkaar twee keer zoveel als de Hadza.
En dat betaalt zich uit, aldus Pontzer. Boerengemeenschappen kunnen meer monden voeden. Krijgt een Hadza-vrouw gemiddeld zes kinderen, bij de Tsimané zijn dat er negen. Deze hogere vruchtbaarheid is een belangrijke factor waardoor de boeren het in de geschiedenis overnamen van de jager-verzamelaars, schrijft hij.
Tot een paar eeuwen geleden werkte de meerderheid van de mensheid in de landbouw. Vooral het gebruik van fossiele brandstoffen heeft de ontwikkeling in een stroomversnelling gebracht. Er zijn nu naar verhouding veel minder boeren, maar wel acht miljard monden om te vullen. We hebben onze eigen niche gecreëerd, besluit Pontzer, los van de wetten van de natuur. “De samenwerking die ons zo ver heeft gebracht, zal ons hier uit moeten redden.”
Lees ook:
Helpt een stevig ontbijt echt bij afvallen? Dat blijft onduidelijk
Ontbijt als een koning, lunch als een prins en dineer als een bedelaar. De volkswijsheid suggereert dat niet ieder pondje hetzelfde is, en dat het voor het lichaamsgewicht uitmaakt op welk moment de calorieën worden genuttigd. Dat blijkt niet te meten.
Zonder pannen waren we in het stadium van de chimpansee blijven hangen
Waarom eten we wat we eten? Het boek ‘Dinner with Darwin’ zoekt naar de evolutionaire wortels van ons eetgedrag.