De geelvleugelara leeft gemiddeld 35 jaar, waarbij volwassen exemplaren vaak zeventig of tachtig worden; bizar lang voor een relatief klein dier.

Ouderdom

Hoe groter het brein, hoe langer de papegaai leeft

De geelvleugelara leeft gemiddeld 35 jaar, waarbij volwassen exemplaren vaak zeventig of tachtig worden; bizar lang voor een relatief klein dier.Beeld Rob Buiter

Papegaaien die langer leven, hebben relatief grotere hersenen, ontdekte bioloog Simeon Smeele. ‘Dat grotere brein helpt een soort waarschijnlijk de gevaren te tackelen die korter levende soorten de das om zouden doen.’

Rob Buiter

Er zijn twee belangrijke redenen waarom mensen zo dol zijn op papegaaien als huisdier. Ze zijn enorm intelligent en ze leven ook nog eens lang, soms net zo lang als hun baasjes. Of ze daarmee ook geschikt zijn om in een kooi te houden is weer vers twee, maar het maakt ze in ieder geval ook voor de wetenschap interessant.

In grote lijnen leert de biologie: hoe groter het dier, hoe langer het leeft. Maar papegaaien zijn daar als vrij kleine maar oude dieren een interessante uitzondering op. De geelvleugelara bijvoorbeeld, leeft gemiddeld wel 35 jaar. Bedenk bij die gemiddelde leeftijd dat relatief veel vogels al in het eerste levensjaar sterven. En dan betekent die gemiddelde leeftijd van 35 dat een vogel, eenmaal volwassen, met gemak een dikke zeventig of zelfs tachtig jaar oud kan worden; bizar lang voor zo’n relatief klein dier als een papegaai.

Hypothese van het kostbare brein

Behalve heel slim en ongewoon oud zijn papegaaien ook gezegend met een relatief groot brein. Hoe hangt dat ene met het andere samen?

Die vraag belandde onlangs op het bord van de Nederlandse bioloog Simeon Smeele, die bij het Max Planck Instituut in Konstanz, Duitsland, promotieonderzoek doet met papegaaien. “Er zijn verschillende theorieën”, vertelt hij. “De hypothese van het kostbare brein zegt dat het nu eenmaal veel energie vergt van zowel een jong dier als van de ouders om zo’n brein groot te krijgen. Dan moet je dus wel langer leven om een groot brein te kunnen ontwikkelen. Een andere hypothese gooit het op de zogeheten cognitieve buffer. Daarmee zeg je eigenlijk dat een groter brein meer denkcapaciteit levert, waarmee je de praktische problemen van het leven beter aankan. Daarmee zou je levensverwachting dus ook toenemen.”

Geelvleugelara. Beeld Simon Bruslund
Geelvleugelara.Beeld Simon Bruslund

Om de beide theorieën te testen, dook Smeele in een goed gevulde database van Species 360, een non-profitorganisatie die informatie bijhoudt van vele duizenden dieren in dierentuinen wereldwijd. Van een dikke 130.000 individuen, verdeeld over 217 soorten papegaaien, achterhaalde Smeele hoe oud ze waren geworden. Dat varieerde van de gemiddelde 35 jaar die een geelvleugelara van een kilo haalt tot de slechts twee jaar die een vijgenpapegaai van net een onsje haalt.

En van zo veel mogelijk van die soorten probeerde hij ook het volume van het brein te achterhalen. Vervolgens stopte hij alle informatie in een computermodel om de relatie tussen de relatieve hersengrootte, de gemiddelde leeftijd, maar ook de broedtijd, de tijd tot uitvliegen van de kuikens en de leeftijd bij geslachtsrijpheid te berekenen.

Betere cognitieve buffer

De uitkomst was eigenlijk glashelder, vertelt Smeele. “De gemiddelde leeftijd van een soort hangt het meest samen met de hersengrootte en nauwelijks met andere gegevens. Je kunt dus niet zeggen dat een hogere leeftijd volgt uit de enorme investering van de ouders en de vogel zelf tot geslachtsrijpheid. Ik denk dat je het grotere brein vooral als een betere cognitieve buffer moet zien. Met een groter brein kan een vogel meer praktische problemen de baas.

“Stel bijvoorbeeld dat een soort heel erg afhankelijk is van één soort fruit en in zijn leefgebied breekt een ziekte uit onder die fruitbomen. Als je brein groter is, ben je waarschijnlijk flexibeler in het zoeken naar een alternatieve voedingsbron, terwijl een soort met een kleiner brein in dat geval gewoon het loodje legt en dus minder oud wordt.”

De resultaten lijken in lijn met wat andere onderzoekers ook voor andere vogelfamilies hebben gesuggereerd. “Voor zoogdieren ligt het waarschijnlijk anders”, denkt Smeele. “Bij zoogdieren zijn het vooral de vrouwen die voor het nageslacht zorgen. Zeker in het geval van onze nauwste verwanten, de primaten, moeten vrouwen een behoorlijke investering doen om een jong tot volwassenheid te brengen. Daar speelt het kostbare brein dan ook een grotere rol in het verklaren van ouderdom, denk ik.”

Evolutie van intelligentie

Maar wat kunnen we hier vervolgens mee, is dan vaak de logische volgende vraag aan een wetenschapper die helemaal staat te stralen bij een recente, superfundamentele ontdekking. “Nou, eigenlijk niet zo veel”, lacht Smeele, nog net zo enthousiast als aan het begin van het gesprek. “Het instituut waar ik mijn promotieonderzoek doe, het Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie, doet nieuwsgierigheid gedreven onderzoek. Als je iets praktisch wilt bereiken met je onderzoek, dan moet je hier niet zijn.”

Zoals de naam van het instituut al suggereert, hoopt Smeele wel weer een klein puzzelstukje te hebben bijgedragen aan het begrip van de evolutie van intelligentie in het algemeen en van de mens in het bijzonder. “En met de verzamelde informatie over de levensverwachting kunnen natuurbeschermers natuurlijk ook wel hun voordeel doen. De internationale koepel van natuurbeschermingsorganisaties IUCN bijvoorbeeld, kan met goede informatie over de gemiddelde leeftijd van dieren betere schattingen maken van hoe bedreigd een bepaalde soort is. Daarmee worden de bekende rode lijsten opgesteld.”

“Overigens zegt dit onderzoek helaas niets over de levensverwachting van individuele mensen met een groter of kleiner brein”, waarschuwt Smeele. “Ik heb slechts een vergelijking gemaakt tussen soorten. Binnen een soort is het maar helemaal de vraag of hersengrootte effect heeft op de levensverwachting. Je kunt niet zeggen dat de levensverwachting van iemand met een relatief groot brein hoger zal zijn dan van de buurman met een kleiner brein. Bij vissen zijn er zelfs aanwijzingen dat de individuen met een groter brein kórter leven, omdat dat grotere brein ook meer energie verbrandt.”

Hoe meer koters, hoe korter je leven

In het verleden is wel gesuggereerd dat de variatie in levensverwachting binnen de diersoort Homo sapiens wél te verklaren zou zijn door het aantal kinderen dat een individu krijgt. Na het uitpluizen van de stambomen van de Britse adel leek dat in ieder geval op te gaan, en ook een controle bij een andere diersoort, de fruitvlieg, leerde: hoe meer koters, hoe korter je leven.

Voor biologen die geïnteresseerd zijn in verouderingsprocessen en levensverwachting binnen een diersoort heeft Smeele nog wel een tip. “Waarschijnlijk moet je de sleutel voor trage veroudering zoeken bij soorten die maar blijven doorgroeien, ook nadat ze geslachtsrijp zijn geworden. Dan moet je denken aan schildpadden. Of als je het zelfs buiten het dierenrijk wil zoeken: bij sommige planten en schimmels. Soms neemt daar de levensverwachting zelfs alleen maar toe hoe ouder ze worden.”

Zelf is Smeele inmiddels in de relatie tussen hersengrootte en sociaal gedrag gedoken. “De geelkuifkaketoe bijvoorbeeld, is al na één jaar lichamelijk volgroeid. Toch is het dier vervolgens nog een jaar of zes bezig met écht geslachtsrijp te worden. Bij dolfijnen zie je iets vergelijkbaars. Blijkbaar hebben die dieren nog enkele jaren nodig om alle sociale trucs van hun leven te leren. En ook daar zou een groter brein weleens de sleutel kunnen zijn.”

Lees ook:

‘Willen we weten hoe het brein werkt, dan moeten we het weer terugbrengen naar het lichaam’

De mens graaft al eeuwen in het brein, en weet nog altijd niet hoe het werkt. Matthew Cobb vertelt hoe mooi dat is.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden