WetenschapEigen taal
Het dialect heeft ten onrechte een slechte naam. Is dat erg? ‘Het is zelfs kapitaalvernietiging’
Spreek Nederlands met je kinderen, kregen ouders vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw te horen bij het consultatiebureau. Dat zou beter zijn voor hun taalontwikkeling. Het blijkt een hardnekkig vooroordeel.
Is dialect spreken met je kinderen in hun nadeel? Het korte antwoord: nee. Dat dialect in de opvoeding taalachterstanden zou veroorzaken, is ‘een hardnekkig vooroordeel’ dat voor de jaren tachtig van de vorige eeuw de ronde deed, zegt Leonie Cornips, bijzonder hoogleraar taalcultuur in Limburg aan de Universiteit Maastricht.
Er is positieve waardering voor expats die een kind tweetalig opvoeden. Maar als ouders thuis het Nederlands afwisselen met een dialect – en ook dat is tweetaligheid – is er plots die associatie met achterstanden, zegt zij.
Cornips keek naar de Nederlandse woordenschat van kinderen die thuis Limburgs spreken en vergeleek die met medeleerlingen die Nederlands spreken met hun ouders. “Voor die scores maakt het niet uit of kinderen thuis Limburgs of Nederlands spreken.”
Het opleidingsniveau van de ouders is cruciaal
Waar komt dat vooroordeel over taalachterstanden vandaan? “Sommige kinderen die dialect spreken, scoren minder goed op taaltoetsen. Met hun taal hoeft dat niets van doen te hebben, maar wel met hun sociaal-economische achtergrond. Het opleidingsniveau van de ouders is cruciaal: als zij hun kinderen uitdagen om abstract te redeneren en voorlezen in dialect is de taalontwikkeling van de kinderen rijk en diepgaand.”
Drie erkende regionale talen
Naast enkele honderden dialecten telt Nederland drie erkende regionale talen: Fries, Nedersaksisch en Limburgs. Wat die drie van dialecten onderscheidt, is dat ze geen variant zijn van het Nederlands en, zegt de definitie, dat ze ‘in belangrijke mate afwijken in zinsbouw, morfologie en uitspraak’. Toch gebruiken taalkundigen en dialectologen de woorden dialect, streektaal en regionale taal door elkaar, omdat ook die regionale talen uiteenvallen in meerdere dialecten.
Veel mensen lijken juist te denken dat dialect een minder rijke, vereenvoudigde vorm van het Nederlands is, zegt Cornips. Dat klopt niet. “Het Standaardnederlands komt voort uit veel oudere dialecten uit het westen. Limburgs is in sommige opzichten rijker, het ligt tegen het Duits aan en doet meer met grammaticaal geslacht. Limburgstalige kinderen kennen het onderscheid tussen de lidwoorden ‘de’ en ‘het’ eerder dan kinderen die opgroeien in de Randstad.”
Ook in het onderwijs is het vooroordeel over dialect hardnekkig, merkte ze tijdens haar woordenschatonderzoek. “Ook de Limburgse school waar we ons onderzoek deden, veronderstelde dat dialectsprekers een minder uitgebreide woordenschat in het Nederlands hadden.”
Verkavelingsvlaams
Volgens de Belgische Veronique De Tier, onderzoeker bij het Instituut voor de Nederlandse Taal en voorzitter van de (Vlaams-Nederlandse) Stichting Nederlandse dialecten, is de slechte naam van dialecten ontstaan in de jaren zestig van de vorige eeuw. Toen werd ouders aangeraden om Standaardnederlands te spreken met hun kinderen. “Terwijl ouders die standaardtaal niet perfect beheersten. Dat heeft in Vlaanderen geleid tot het ontstaan van tussentaal – Verkavelingsvlaams, zeggen wij – waarin dialect en standaardtaal worden gemixt. Dat ‘foute’ gebruik van het Standaardnederlands leidde tot het vooroordeel van dialectsprekers als dommeriken.”
In die tijd heerste het idee dat je niet twee of drie moedertalen – eerste talen dus – kunt beheersen. “Maar dat kan wel”, zegt Cornips. “Nog steeds zijn er consultatiebureaus die adviseren om altijd Nederlands te spreken. Achter dat advies zit de vraag: wat vinden wij een goede Nederlandse burger? Taal speelt zo’n enorme rol in ons ideaalbeeld van wat een Nederlander is. Die maatschappijvisie bepaalt de perceptie.”
En die maatschappelijke perceptie is soms ronduit negatief, constateert De Tier. “De vooroordelen over dialecten en accenten kunnen je carrière negatief beïnvloeden.”
Grote regionale verschillen
Bijna een op de zes Nederlanders spreekt thuis een regionale taal of dialect, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, al zijn er grote regionale verschillen. In het zuiden wordt het meeste dialect gesproken.
In Limburg is in 48 procent van de huishoudens het Limburgs de meest gesproken taal, tegenover 46 procent waar dat het Nederlands is. Vier op de tien Friezen spreken thuis Fries. Het Nedersaksisch is de hoofdvoertaal in 31 procent van de Drentse huishoudens, 26 procent van de Groningse en 24 procent van de Overijsselse. In Zeeland spreekt bijna 30 procent van de huishoudens hoofdzakelijk dialect, in Noord-Brabant geldt dat voor een kwart.
Kinderen vangen die impliciete negatieve boodschap al jong op, zag een student van Cornips tijdens een onderzoek op een peuterspeelzaal. Een kwart van de kinderen die als dialectspreker aan de peuterspeelzaal begon, weigerde na verloop van tijd om thuis nog dialect te spreken met de ouders. “Kinderen leiden aan gedrag af wat als wenselijk en goed wordt gezien. Dat gaat impliciet. Instructie en liedjes krijgen ze in het Nederlands, maar ze worden getroost in dialect. Kinderen voelen aan: instructie is belangrijker dan troosten.”
Het is zelfs kapitaalvernietiging
Is dat erg? Ja, zegt Cornips. “Het is zelfs kapitaalvernietiging. Uit onze onderzoeken blijkt dat dialect mogelijk positieve effecten heeft op de cognitieve ontwikkeling. Kinderen die Limburgs en Nederlands spreken, hebben in groep 4 een voorsprong bij begrijpend lezen en spelling uitgedrukt in Cito-scores.”
Meertalige kinderen – of ze nu dialect, Arabisch of Spaans spreken naast het Nederlands – hebben een groter taalbewustzijn. Cornips: “Hun dialect of taal helpt bij het leren van een andere taal, in dit geval Nederlands.” Maar om een taal echt goed te beheersen, moet je die minstens vier jaar spreken, zegt Cornips. Dus als kleintjes hun dialect op de peuterspeelzaal laten varen, dan ontwikkelen ze zich verder in het Nederlands, een taal die ze nog niet verworven hebben. “Dan onderbreek je de natuurlijke kracht van meertaligheid.” Het is dus een misverstand, zegt Cornips, dat een andere thuistaal automatisch taalachterstanden oplevert. Taalachterstanden ontstaan als het aanbod thuis minder rijk is, dat geldt ook bij gezinnen van eentalige kinderen.
Kinderen die dialect en Nederlands spreken kunnen zich bovendien beter concentreren, bleek uit onderzoek met Limburgse en Friese leerlingen, zegt Cornips. “Ze kunnen hun aandacht beter richten en vasthouden. We denken dat dat komt doordat ze telkens moeten kiezen welke taal ze spreken en welke ze moeten onderdrukken. Bij Friese kinderen was dit effect het sterkst, we denken dat dit komt doordat Friezen minder hun talen mengen dan Limburgers.”
Betekent dit dat ouders weer dialect moeten spreken met hun kinderen? Zo ver zou hoogleraar taalontwikkeling en meertaligheid Elma Blom niet gaan. “Wij taalkundigen zijn niet zo van het voorschrijven, maar ik zou zeggen: spreek als ouder de taal waar je je het meest comfortabel voelt. Daarin kun je rijker communiceren en je kind het best stimuleren. Dat kan dialect zijn, een andere taal of Nederlands.”
Verschillen in opleidingsniveau
Hoger opgeleiden spreken over het algemeen minder dialect, al zijn er aanzienlijke regionale verschillen. Het Nedersaksisch wordt vooral door lager opgeleiden gesproken, terwijl het Fries en Limburgs in alle sociale lagen wordt gesproken. Fries en Limburgs worden vaker buitenshuis en bij officiële instanties gebruikt dan het Nedersaksisch.
Voor alle dialecten geldt dat jonge generaties ze minder spreken dan de oude generaties.
Meer lezen?
In deze Tijdgeest staan nog twee verhalen over dialect en streektalen:
* Auke Hulst ontdekte zijn liefde voor het Grunnings, met dat geknauw dat-ie ooit zo lelijk vond.
* Iedereen heeft een eigen taal en tongval, maar een nieuwslezer met een accent zie je niet vaak. Drie BN’ers over hun eigen taal.