InterviewWetenschappelijke fraude
Fraude en wangedrag: de wetenschap worstelt ermee
Wetenschappelijke onzin wordt (meestal) voor publicatie onderschept. Lukt dat ook met wetenschappelijke fraude?
Door schade en schande is Nederland er wijs in geworden. Aan de Tilburg Universiteit, waar psycholoog Diederik Stapel ooit van zijn leerstoel viel door wangedrag, zit nu een vermaarde onderzoeksgroep op het gebied van wetenschappelijke integriteit. Enkele grote affaires, niet alleen met Stapel in Tilburg, maar bijvoorbeeld ook rond econoom Peter Nijkamp aan de Vrije Universiteit Amsterdam, hebben veel veranderd, zegt onderzoeker Serge Horbach. “Er is aandacht gekomen voor het onderwerp. Maar ook angst: niemand wil met wetenschappelijk wangedrag geassocieerd worden.”
Horbach heeft het gemerkt tijdens het onderzoek waarop hij deze week promoveerde aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. “Ik heb het altijd positief gehouden en tegen wetenschappers die ik interviewde gezegd: dit is geen onderzoek naar wetenschappelijke fraude, maar naar integriteit. Maar mensen denken toch meteen: o, er is vast iets mis.”
Gevolg was dat mensen soms niet wilden meewerken aan het onderzoek, of alleen op neutraal terrein, buiten de eigen universiteit, met Horbach wilden praten. En dat terwijl iedereen het erover eens is dat een kritische controle van elkaars werk een belangrijk pijler is onder de wetenschap.
Fraude en wangedrag komen overal voor, bij banken, in de sport, in de politiek. Maar het wetenschappelijke bedrijf is bijzonder omdat mensen daar elkaar voortdurend de maat nemen. Toch?
Horbach: “Inderdaad. Als je een wetenschappelijk artikel hebt geschreven, wordt dat gelezen door deskundigen voordat het wordt gepubliceerd. Dat is de gulden regel. En die wordt door wetenschappers ook wel in politieke zin gebruikt, om de autonomie te behouden. Want controle van buiten zou hierdoor onnodig zijn. Maar er zitten veel haken en ogen aan die onderlinge controle, het gaat te vaak mis.”
Het systeem is nooit ontworpen om fraude aan het licht te brengen
Peer review heet het proces in de wetenschap. Letterlijk vertaald: beoordeling door vakgenoten. Deze kwaliteitsbewaking is opmerkelijk jong. De oorsprong ligt weliswaar in wetenschappelijke genootschappen van twee eeuwen terug, maar peer review heeft pas de afgelopen halve eeuw een grote vlucht genomen. Nature, toch een gezaghebbend tijdschrift, introduceerde peer review pas in 1973.
En, zegt Horbach, het systeem is nooit ontworpen om fraude of wangedrag aan het licht te brengen. “Peer review werd aanvankelijk vooral ingezet om te selecteren. Wetenschappelijke tijdschriften kregen meer artikelen dan ze op hun beperkte aantal pagina’s konden publiceren. Bij de beoordeling werd vooral gelet op het belang van het artikel voor de wetenschap, en de nieuwswaarde. En bij grote tijdschriften, zoals Nature en Science is dat nog steeds zo: die willen sexy onderwerpen hebben en spectaculaire onderzoeksresultaten.”
Wie kwaad wil, kan dat doen in het huidige systeem van peer review, zegt Horbach. “Als wetenschappers moedwillig frauderen, is dat voor reviewers heel moeilijk te achterhalen. Want zij krijgen een artikel te beoordelen en komen niet op de plaats delict.”
Assistenten in lagelonenlanden
Hoe gaat peer review in zijn werk? Een artikel dat door een wetenschapper wordt aangeboden, wordt eerst bekeken door redactioneel assistenten. Die doen niet meer dan nagaan of het artikel alle benodigde onderdelen bevat en in zijn opbouw voldoet aan de vereisten van het tijdschrift. Veel tijdschriften hebben redactioneel assistenten in lagelonenlanden. Na die eerste zeef komt het artikel bij een redacteur, die aanvullende controles kan doen, en het dan voorlegt aan de editorial board, zeg maar de kernredactie. Die kernredactie bestaat uit wetenschappers die meestal aan een universiteit werken en dit werk – bijna – gratis doen.
Dat geldt ook voor de reviewers, die door de kernredactie worden aangezocht om publicaties te beoordelen. Ook zij krijgen daarvoor in de regel geen vergoeding. Het hoort bij hun wetenschappelijke werk. De beoordeling door de reviewers wordt teruggestuurd naar de kernredactie, die het artikel voordraagt voor publicatie of afwijst. Beslissen over publicatie doet de hoofdredacteur, die wél wordt betaald en op het hoofdkantoor van de uitgever werkt, net als de redacteuren.
Dit systeem is niet ingericht om wetenschappelijke fraude op te sporen. Sterker: het kan zelfs voor vormen van fraude worden gebruikt (zie kader). Kern van peer review is de vraag of een artikel ruimte moet krijgen in de kolommen van een deugdelijk wetenschappelijk tijdschrift. Het is niet een complete doorlichting van het werk.
Voor wat hoort wat
Het Journal of Theoretical Biology, een vakblad van Elsevier, maakte vorige maand bekend dat het een wetenschapper uit zijn kernredactie had gezet omdat hij zich schuldig had gemaakt aan een ernstige vorm van wetenschappelijk wangedrag. De redactie van vakblad Nature wist te achterhalen dat het ging om de Chinees-Amerikaanse biofysicus Kuo-Chen Chou, wat door Elsevier is bevestigd.
Chou leidt een eigen onderzoeksinstituut in Boston, Massachusetts. Hij behoort tot de meeste geciteerde wetenschappers ter wereld. Chou zou auteurs lijsten met tientallen referenties hebben opgedrongen. Bovendien zou hij als reviewer hebben opgetreden voor artikelen van medewerkers van zijn eigen instituut, een doodzonde, en zich in sommige gevallen als co-auteur aan een artikel hebben laten toevoegen.
Aangenomen wordt dat Chou niet de enige is die van het systeem van peer review gebruik heeft gemaakt om zijn wetenschappelijke blazoen op te poetsen. Wetenschappers worden door collega’s en door hun werkgevers beoordeeld op het aantal artikelen dat ze publiceren èn op het aantal verwijzingen – citaties – naar hun werk door andere onderzoekers.
Het aantal citaties kun je, behalve met de methode Chou, ook opkrikken door zelf veel te verwijzen naar eerder eigen werk. Zelfcitatie is inmiddels zo wijdverbreid in de wetenschap dat sommigen ervoor pleiten om die niet mee te rekenen in de citatiescores.
Het aantal publicaties kun je opkrikken door een onderzoeksresultaat meerdere keren te publiceren in kleine variaties en verschillende tijdschriften. Deze tekstrecycling, zoals het wordt genoemd, was de kwestie in het geval van Peter Nijkamp aan de VU, dat ook in het proefschrift van Horbach aan de orde komt. Er wordt in wetenschapsgebieden heel verschillend over gedacht, merkte hij. Tekstrecycling hoort er voor veel economen gewoon bij, terwijl het bijvoorbeeld voor historici een doodzonde is, die zelfplagiaat heet.
Maar misschien kan peer review wel zo worden ingericht dat er meer wangedrag mee aan het licht komt dan nu. Dat was een van de vragen waarmee het promotieonderzoek van Horbach begon. En mogelijkheden om het systeem te verbeteren zijn er zeker. Zo is er inmiddels software om plagiaat op te sporen. En dus ook zelfplagiaat, hergebruik van eigen tekst. Die software is inmiddels standaard in de wetenschappelijke uitgeverij.
Dat geldt nog niet voor een andere vernieuwing, die volgens Horbach nuttig kan zijn: het systeem van de zogenoemde registered reports. Hierbij dien je geen kant-en-klare artikelen in bij een tijdschrift, maar eerst alleen je onderzoeksvraag en je methode. Die opzet wordt na peer review afgewezen of geaccepteerd. In het laatste geval weet je zeker dat je artikel gepubliceerd zal worden, ongeacht de uitkomsten van het onderzoek. Je hoeft dus niet te gaan vissen naar spectaculaire onderzoeksresultaten of data op te poetsen om je artikel gepubliceerd te krijgen, zegt Horbach.
De registered reports komen op, maar het gaat langzaam, en in een beperkt aantal vakgebieden. Het systeem is al wijd verbreid in de psychologie, de wetenschap van Diederik Stapel. Horbach: “Het leent zich ook goed voor die wetenschap, omdat je daar van tevoren precies kunt aangeven wat je wilt gaan onderzoeken en hoe je data gaat verzamelen. Ik zou niet weten hoe een registered report er uit zou moeten zien in de zuivere wiskunde.”
Peer review is niet zaligmakend, maar blijft van levensbelang voor de kwaliteit van de wetenschap, zegt Horbach. Het alternatief, gewoon maar publiceren wat je hebt onderzocht en afwachten wat wordt afgeschoten en wat overeind blijft, gaat de wetenschap niet helpen. “Peer review blijft een belangrijke sleutel voor kwaliteit en ook voor integriteit. Vraag is niet of het systeem moet blijven, maar hoe je het apparaat het beste kunt inrichten.”
Tijdschriften moeten hun toegevoegde waarde laten zien
Horbach heeft voor zijn onderzoek niet alleen data verzameld maar ook rondgelopen bij twee grote wetenschappelijke uitgevers. En gezien hoe behoudend die wereld is; mogelijke innovaties in het systeem van peer review en de werkwijze van redacties dringen traag door. Uitgevers worden mede geleid door commerciële belangen en onderlinge competitie. Waken voor wetenschappelijk wangedrag staat daarin niet bovenaan.
Maar dat kan veranderen, zegt Horbach. “De wetenschappelijke uitgevers staan onder druk. Er zijn nu zoveel manieren om wetenschappelijke kennis te publiceren en te verspreiden, dat iedereen zich afvraagt of we die uitgevers met hun dure tijdschriften nog nodig hebben. Die druk voelen ze ook. Ze moeten hun toegevoegde waarde laten zien. En het waken over wetenschappelijke integriteit kan zo’n waarde zijn.”
Openheid over peer review
Vrijwel alle erkende wetenschappelijke tijdschriften passen peer review toe, een beoordeling van manuscripten door deskundigen. Peer review is er in vele varianten, en Serge Horbach wilde aan het begin van zijn promotieonderzoek daar een overzicht van maken. “Een klusje voor de vrijdagmiddag, dacht ik.”
Dat bleek tegen te vallen. Heel veel tijdschriften vermelden op hun website geen details over hun peer review. Gebruiken ze een vorm waarin auteur en beoordelaar elkaars identiteit mogen kennen en zelfs contact mogen hebben, of gaat alles anoniem?
Waar moeten hun reviewers naar kijken: alleen of het artikel voldoet aan de wetenschappelijke normen, of ook hoe belangrijk deze bijdrage is voor het onderzoeksveld? En zo had Horbach nog meer vragen waarop hij met de openbare informatie van uitgevers en tijdschriften geen antwoord kreeg.
Horbach heeft nu van ZonMw (een overheidsfinancier van zorgonderzoek en medische wetenschap) een subsidie gekregen om hier werk van te maken. Met een projectgroep in Nijmegen en Leiden bouwde hij een platform waarop wetenschappelijke uitgevers aan de hand van een korte vragenlijst bekend kunnen maken welke vorm van peer review ze gebruiken.
Waarom zouden die uitgevers dat daar wél doen? “Omdat het helemaal niet in hun belang is om daar geheimzinnig over te doen”, zegt Horbach. “Sterker: uitgevers reageerden verbaasd als we lieten zien dat essentiële informatie op hun eigen website ontbrak. Als ze die informatie bij ons aanleveren, krijgen ze bovendien advies hoe ze hun proces van peer review beter kunnen inrichten. Dat is hun voordeel. Uitgevers en redacties hebben vaak geen idee hoe het anders zou kunnen.”
Het platform (responsiblejournals.org) wordt volgende maand operationeel.
Lees ook:
‘Nieuwe gedragscode voor wetenschappelijke integriteit rammelt’
De universiteiten en hogescholen presenteerden trots hun nieuwe code voor wetenschappelijke integriteit, die maandag van kracht wordt. Die code rammelt, zegt jurist en socioloog Kees Schuyt.