Nationale Wetenschapsagenda
De mooie ambities van de Wetenschapsagenda verdrinken in regels. ‘Voorstel indienen is ondoenlijk’
De Nationale Wetenschapsagenda moet gaan doen waarvoor die was bedoeld: de samenwerking stimuleren van wetenschap en maatschappij. Dat zegt Eppo Bruins, de nieuwe voorzitter van adviesraad AWTI.
Het begon zo mooi zeven jaar geleden: met veel tamtam werd de Nationale Wetenschapsagenda gelanceerd. Iedereen, individueel of collectief, mocht vragen indienen die door wetenschappelijk onderzoek beantwoord moesten worden. Dat werd massaal gedaan, door mensen die bijvoorbeeld wilden weten hoe zwaar licht is, en door organisaties die zich bijvoorbeeld druk maakten over digitale veiligheid; er zat van alles bij. En er kwam zelfs geld om er werk van te maken, te verdelen door onderzoeksfinancier NWO.
Maar nu, zeven jaar later, is de Nationale Wetenschapsagenda vlees noch vis, is subsidie aanvragen enorm ingewikkeld en de kans van slagen klein, zegt Eppo Bruins. Bruins is deze maand voorzitter geworden van de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI), die donderdagochtend het kabinet een brief stuurt over de kwestie. Bruins was tot een jaar geleden lid van de Tweede Kamer voor de ChristenUnie, en voordien onder meer directeur van STW, de technische tak van onderzoeksfinancier NWO.
Chaotische agenda
Bruins: “De Wetenschapsagenda was een reactie op het topsectorenbeleid, waarin het kabinet Rutte I koos voor technologische sectoren die economisch de meeste vruchten zouden afwerpen voor Nederland. De Nationale Wetenschapsagenda stelde zich open voor al die andere wetenschappen. Maar de agenda werd een woud van programmalijnen, routes en clusters, waarin helemaal niet meer helder was welke onderdelen voor wie waren bedoeld en met welk doel.”
Breng de Wetenschapsagenda terug naar zijn kern, adviseert de AWTI, namelijk de samenwerking van wetenschappelijke en maatschappelijke organisaties aan belangrijke kwesties. Bruins: “Ik noem het wetenschap voor de maatschappij met de maatschappij. Dat is een helder doel, waarmee je een eenvoudig financieringsinstrument bij NWO kunt ontwikkelen dat zich duidelijk onderscheidt van de programma's voor bijvoorbeeld toegepast technologisch onderzoek of fundamentele academische wetenschap.”
Dat zou betekenen dat niet alleen wetenschappers maar ook maatschappelijke organisaties aanspraak kunnen maken op financiering door NWO, zegt Bruins. Nu is dat niet zo; wie een voorstel wil indienen voor de Nationale Wetenschapsagenda moet weliswaar een consortium vormen waarin ook maatschappelijke partijen zitten. Maar die worden geacht mee te financieren, en worden niet door NWO ondersteund.
Conceptuele hygiëne
Er wordt verwacht dat wetenschap en samenleving voorstellen indienen voor projecten in de Wetenschapsagenda, en tegelijk is er een structuur overheen gelegd die dat ondoenlijk maakt. Het is een fout die vaker wordt gemaakt in het Nederlandse wetenschapsbeleid, zegt Bruins: “Je kunt dingen van bovenaf richting geven of van onder laten komen. In Nederland wordt dat vaak vermengd. En dan werkt het niet meer. Je moet die twee benaderingen duidelijk scheiden."
“De AWTI pleit voor conceptuele hygiëne. Helderheid van boven is cruciaal. Het zou heel goed zijn als de verschillende departementen (zoals economische zaken, onderwijs & wetenschap, en volksgezondheid) het eens zouden worden over de grote transities waarvoor we staan, en over wat we verwachten van de kennisinstellingen om die transities goed door te komen.”
“Een eerste aanzet daarvoor is gegeven in de opzet van het vorige kabinet voor het Groeifonds, waarin geld beschikbaar is gekomen voor onderzoek aan belangrijke maatschappelijke problemen. Zulke strategische prioriteiten zou een kabinet iedere twee jaar moeten actualiseren. Dat is dan helder. En daarnaast schep je ruimte voor ideeën en projecten van onderop. Maar daar moet je dan niet meer voorwaarden en beperkingen aan stellen dan strikt noodzakelijk.”
Lees ook:
Ons systeem van kennisproductie loopt vast door te complexe geldstromen
Nederland heeft wetenschap van wereldklasse, maar is hard doende die te ondergraven. Omdat het te weinig investeert in kennis.