Archeologie
Bijzondere vondst bij Den Haag: oermens kon lijm brouwen, uit berkenpek
Een amateurarcheoloog vond vuursteen met een randje vuil, dacht hij. Het bleek lijm, gemaakt door ingenieuze Neanderthalers.
De vondst die een amateur-archeoloog deed op de Zandmotor, de kunstmatige zandbank voor de kust van Den Haag, blijkt spectaculair: de zwarte, teerachtige substantie op het vuurstenen gebruiksvoorwerp is berkenpek. Het is een prehistorische lijm, 50.000 jaar geleden gemaakt door Neanderthalers die op de toenmalige Noordzeelaagvlakte woonden. Dat concludeert een groep Nederlandse wetenschappers vandaag in vakblad PNAS.
De vondst is bijzonder omdat die aantoont dat Neanderthalers, een uitgestorven tak van de mensheid, al in staat waren samengestelde werktuigen te maken uit verschillende materialen. Op slechts twee plaatsen in Europa is eerder een soortgelijke vondst gedaan: bij de Duitse stad Königsaue en in Campitello, Italië.
Het werktuig is zo’n 4 bij 2 centimeter groot en lijkt op een klein mesje. Waarschijnlijk was het bedoeld voor huishoudelijk gebruik. Bijvoorbeeld voor huidbewerking of het snijden van plantaardig materiaal. Vermoedelijk diende de pek als handvat om het mesje vast te pakken. Een scan bracht aan het licht dat de pek nauwkeurig om een ruw deel van het stenen werktuig is gevouwen zodat die beter hecht.
Zwarte substantie
Via de whatsapp-groep van (amateur)archeologen en paleontologen die zich bezighouden met de Zandmotor kreeg archeoloog Marcel Niekus van de Stichting Steentijdonderzoek Nederland (STONE) in 2016 een intrigerend berichtje: amateur-archeoloog Willy van Wingerden had een stuk vuursteen gevonden met een vreemde zwarte substantie. ‘Zal ik dat vuil er maar afhalen? Dan kunnen we de vuursteen beter bekijken’, schreef ze. Niekus: “Toen ik de foto’s zag, wist ik meteen dat dit een bijzondere vondst was.”
Koolstofdatering door de Rijksuniversiteit Groningen wees uit dat het werktuig 50.000 jaar oud was; het stamt uit de tijd van de Neanderthalers. Aanvullend chemisch onderzoek aan het donkere goedje duidde op berkenpek. “Met Geeske Langejans van de TU Delft hebben we een klein stukje onderzocht”, zegt de Leidse onderzoeker Paul Kozowyk. “We vonden grote hoeveelheden betuline in het monster. Andere boomsoorten bevatten nauwelijks betuline.”
Kozowyk onderzocht verschillende manieren om de lijm te maken. Dat luistert nauw. Een te lage temperatuur levert niets op en bij een te hoge temperatuur verbrandt de berkenbast. Het efficiëntst bleek een soort oven: een kuil in het zand met een kom van plantaardig materiaal. Daarbovenop rollen berkenbast op een net van gevlochten hout, en het geheel bedekt met zand en gloeiende kooltjes.
Dat de Neanderthalers zo’n gecompliceerde techniek gebruikten, is af te leiden uit de vervuiling van de pek. Uit scans blijkt dat het goedje homogeen verspreid zand bevat, maar geen as of houtresten. Volgens steentijdarcheoloog Gerrit Dusseldorp moet er zo’n goed doordachte techniek zijn gebruikt, die van generatie op generatie werd overgedragen. “Zelfs voor dit kleine klompje pek was ruim 40 kilo hout nodig om het vuur te laten branden”, zegt Dusseldorp. “In die toendra-omgeving met weinig bomen was dat een hele opgave.”
Rand van de oerwereld
Tijdens de laatste ijstijd was de Noordzee een laagvlakte. “De rand van de oerwereld”, noemt Marcel Niekus de Rijn-Maasvallei. Hier leefden de Neanderthalers in kleine, rondtrekkende groepen. De laagvlakte is het meest noordelijke verspreidingsgebied van deze vroege mens.
Opgespoten materiaal van de Noordzeebodem heeft veel bijzondere vondsten uit dit tijdperk opgeleverd. Het eerste fossiele bot van een Nederlandse Neanderthaler – een schedelfragment – werd gevonden tussen een berg schelpen die was opgezogen op 15 kilometer uit de kust bij Zeeland. Ook op de Maasvlakte vinden archeologen regelmatig vuurstenen werktuigen. Volgens Niekus toont de vondst op de Zandmotor het grote belang aan van de Noordzeebodem voor onze kennis van de eerste kolonisatie van Noord-Europa door vroege mensachtigen.
De lijmvondst is vanaf dinsdag 22 oktober te zien in de centrale hal van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.