Turkse Nederlanders reizen massaal af om de slachtoffers van de aardbevingsramp in de zwaar getroffen provincie Hatay te helpen. Sercan Comert, Mustafa Erden en Cemil Yilmaz hebben allemaal familie in het gebied. Ze helpen waar ze kunnen, maar dat gaat niet vanzelf.
Wat is gevaar voor wie niets te verliezen heeft? In de verlaten straten van Antakya klimmen inwoners in kapotgeslagen scheve huizen, soms wel zeven verdiepingen hoog. Ze zoeken hun paspoort, geld of sieraden. Voor sommige gezinnen is dat niet voldoende, met verhuisliften halen mannen en hun zoons suede banken, televisie, airco’s en wasmachines naar beneden. “Eén heftige naschok en alles stort in”, zegt Sercan Comert (38), als hij langs een verhuiswagen loopt. “Maar de spullen zijn nodig voor een nieuw leven.”
Zijn Nederlands is haast accentloos, alleen de ‘r’ heeft Turkse wortels. Net als Comert zelf: een Hagenaar die voor de Turkse stichting Taakb naar de getroffen provincie Hatay reisde. Er zijn tientallen Turkse Nederlanders aan het werk in dit gebied. Ze hebben een band met de plek. Hun ouders of grootouders vertrokken vanuit dit gebied naar Nederland in de jaren zeventig om als gastarbeider aan het werk te gaan. Families uit de door de aardbeving verwoeste provincie Hatay en de steden Gaziantep en Antakya kwamen terecht in onder andere Den Haag, Twente en Zaanstad. Nederlandse Turken voelen zich betrokken bij de slachtoffers van de aardbevingsramp, die aan zeker 46.000 mensen het leven kostte. Ze hielden inzamelingsacties en stichtingen zijn overladen met donaties.
Comert helpt ter plaatse. Een deel van zijn grote familie woonde in het aardbevingsgebied, verre nichten en neven zijn overleden. Gekleed in een groene hoodie en spijkerbroek loopt hij deze middag door een vluchtelingenkamp. Comert moet ervoor zorgen dat een voorraad medische spullen die met een vrachtwagen uit Nederland komt, op de goede plek arriveert. Maar hij heeft een probleem. De truck is kwijt.
De charismatische Comert heeft een appartement in de stad Antakya en was van plan hier te trouwen met een Turkse bruid. Zodoende kent hij veel mensen in het kamp, hij belt onophoudelijk en drinkt thee met hulpverleners om te bespreken hoe het ze vergaat. Dit kamp koos Comert uit omdat de ondersteuning vanuit de Turkse hulpdiensten Afad en de overheid te wensen overliet. Zij organiseren de meeste hulp in het gebied, maar die kwam langzaam op gang. Particulieren doen in de eerste weken na de beving veel zelf. Langzaam maar zeker neemt de Afad het heft in handen, die bewaart nu het overzicht.
Antakya is als het lichaam van een overledene, waar familieleden rouwend omheen blijven zitten. Sinds twee weken staan honderden tenten op een vlakte naast een verscheurd geel flatgebouw, de heuvelachtige grond is platgewalst en met kiezels belegd. De bewoners van het kamp zijn mensen uit de stad, die wachten op het herstel van hun huis, ook al kan dat jaren duren. “Ze hebben geen geld of plek om naartoe te vluchten”, zegt Comert. “En dit is hun regio, wat zal er gebeuren als ze vertrekken?”
Tot twee weken geleden telde de stad ongeveer een miljoen inwoners. Naar schatting zijn er nu nog 100.000 mensen over. De stad – tientallen kilometers van de Syrische grens – ligt in een regio waar Turkije en Syrië al decennia over twisten. Lang zagen Syriërs het als onderdeel van hun land, er wonen van oudsher ook veel Arabieren. Vanwege de burgeroorlog in hun land trokken nog meer Syriërs naar het gebied. Ongeveer een kwart van de bevolking in de regio is vluchteling, nu is iedereen ontheemd. Ongeacht herkomst.
De geur van honderd dode muizen
Omdat hij niets hoort over de vrachtwagen, rijdt Comert naar de wijk Armutlu, in het zuiden van de stad. Zijn neef bezat daar een autozaak. De mannen willen kijken wat er nog van over is voordat de graafmachines komen. Tijdens de autorit door het compleet verlaten gebied is het stil, af en toe zucht Comert als hij uit het raam kijkt naar de verwoesting. “Het lijkt nep, zo vreselijk is het.”
In het oude centrum van Armutlu zijn de huizen als zandkastelen ingestort. Wat nog enigszins overeind staat, mist de onderste verdieping en heeft geen muren meer. Door de gaten is een intacte kapperszaak met föhns te zien, net als een woonkamer met familiefoto’s en een portret van Atatürk. Comert en zijn neef ontwijken losliggende dakpannen en zetten mondkapjes op tegen de geur van dode lichamen, die ze vergelijken met ‘honderd dode muizen’. De walmen zijn niet te negeren, onder de gebouwen moeten nog tientallen mensen liggen.
Even heeft Comert moeite de winkel te vinden. Complete straten zijn verdwenen, weinig herkenningspunten blijven over. Op de juiste plek aangekomen zien ze alleen nog beton, de auto’s van Comerts neef liggen eronder bedolven.
Op de puinberg ernaast snijdt een vrouw stoffige tasjes één voor één open, ze zoekt naar het spaargeld van haar familie. Ze vindt niets, maar toont geen teleurstelling. De ogen zijn hol en haar kaak lijkt van staal. Plichtmatig gaat ze door en probeert een ander stukje puin. Was ze daar niet al geweest?
Zomer in Antakya
“Het is zo raar”, zegt Comert. “Deze wijk voelde als thuis. Nu is er niks meer.” Iedere zomervakantie bracht Comert hier maanden door. Hij vertelt over spelende kinderen en volle veranda’s waar Turken ’s avonds buiten zaten. “Iedereen kende elkaar.”
Plotseling vult het gehuil van een vrouw de stille straten. Ze is zwaar geëmotioneerd want gaat straks voorgoed haar thuis verlaten. Ze beseft opeens dat ze haar buren nooit meer terug zal zien. Haar tranen zijn de enige tekenen van verdriet in de wijde omgeving, op de meeste plekken bestaat het leven niet meer. Achterblijvers zwijgen. Comerts harde ringtone klinkt door snikken heen. Hij moet terug naar het kamp: er is nieuws over de vrachtwagen. “De lading is waarschijnlijk op de verkeerde plek afgezet”, zegt Comert. “We gaan mensen bellen.”
Grote kans dat de spullen uit Nederland alsnog ergens bij slachtoffers terechtkomen, maar dat wil Comert niet. Ze moeten naar dit kamp, waar hij de mensen kent en weet waar behoefte aan is. In Turkije is alles politiek, verduidelijkt de Nederlander. Op de meeste hulpgoederen en tenten is te lezen welke partij of bekendheid ze geschonken heeft.
Hoe zichtbaarder nooddienst Afad, hoe sterker de Turkse overheid overkomt. Hun aanpak wordt door sommige Turken bekritiseerd. Het epicentrum van de aardbeving, het verwoeste Hatay, kreeg pas na dagen hulp. Er was een tekort aan reddingsteams, eten, water, stroom en informatie. President Erdogan legde Twitter een dag plat. Dat was rampzalig voor de particuliere hulpverleners. Inmiddels neemt de Afad alle hulpgoederen in beslag.
Terug bij de tenten overlegt Comert met de leiding. De militairen aan de randen van het kamp bemoeien zich er niet mee, ze kijken rustig toe vanaf een stoeltje. Het zijn voornamelijk jonge mannen die roken of eten opwarmen. Ook zij zijn al twee weken van huis in een gebied waar inmiddels niets meer te redden valt. Ze kunnen alleen de honderdduizenden achterblijvers in Antakya nog beveiligen.
Na veel praten achterhaalt Comert wie de spullen moet hebben: een werknemer van een lokale politicus. Met verschillende telefoons belt Comert meermaals, maar de man neemt nog niet op. Er zit weinig anders op dan de vracht zelf te gaan halen, maar eerst moet Comert even bij familie langs. Als de avond valt trekt hij naar Mersin, ongeveer 250 kilometer van de stad Antakya.
Huisarts in opleiding
Aan de andere kant van de stad zit de Rotterdammer Mustafa Erden (30) dan in zijn tent. In plastic bakken liggen doosjes ibuprofen en paracetamol van Kruidvat, net als sterkere medicatie afkomstig uit Turkije. “Het is hier net een aflevering uit de serie Walking Dead”, zegt Erden. “De ramp is zo groot dat je hersenen het niet verwerken.” De huisarts in opleiding doet wat hij kan om slachtoffers, reddingswerkers en soldaten te verzorgen bij een kamp dat wordt beheerd door Afad. De stichting van zijn vader, All for life, haalde meer dan 100.000 euro op voor het aardbevingsgebied. Erden vloog met negen andere Nederlanders naar Hatay om medicijnen uit te delen.
“De mensen hier doen aardig, maar kijken dwars door je heen”, zegt de huisarts in opleiding. “Alsof er geen persoon meer in hun lichaam zit.” Lopend door het enorme kamp, waar ook lokale politici verblijven en een gebouw van de Afad nog overeind staat, komt hij een vrouwelijke patiënt tegen. Een aantal dagen geleden gaf Erden haar pilletjes tegen een opgezwollen gezicht, nu zit ze op een randje in de zon. Lunchen kan straks pas. De vrouw geeft Erden een tube en vraagt of het wel de juiste is. Ze heeft zonnebrand nodig, maar dit is cortisol-crème constateert Erden. Hij adviseert haar voorlopig maar in de schaduw te blijven. De blik van de vrouw emotioneert hem. Ze vertelt hem dat Turkije geen plaats is voor een menswaardig bestaan, een mensenleven is hier niets meer waard.
Het medische team van Erden was lange tijd het enige in de buurt. Mensen liepen kilometers om bij de tent te komen en Erden verzorgde ook leden van de speurteams en crisisdienst. Tijdens de behandelingen vertelden die mannen over de eerste dagen na aardbeving. Er was te weinig personeel ter plekke om overal te zoeken. Familieleden in paniek gijzelden speurders en dwongen ze te zoeken in de overblijfselen van één specifiek huis. Ook al was er geen teken van leven te horen.
Na het zien van zoveel leed bij deze teams is Erden een stuk minder kritisch op Afad. “Er is vast wat op de hulp aan te merken, maar deze mensen hebben dag en nacht gezocht”, zegt Erden, die betwijfelt of een welvarend land als de Verenigde Staten het beter had gedaan. “Een groep moet de leiding nemen, en dat is hier Afad.” Hij leek hem daarom het verstandigst met hen samen te werken. Bij een tocht door de binnenstad van Antakya zag Erden hoe de Afad lichamen uit het puin haalde, dat beeld raakt hij niet meer kwijt.
Turkse Rivièra
Net als Sercan kent Erden het getroffen gebied vooral van zomervakanties. Zijn ouders hebben hier een vakantiehuis, traditiegetrouw bezocht het Rotterdamse gezin tijdens de zomer de Turkse familie en genoten ze van de zonnige stranden aan de Turkse Rivièra. Een strook langs de kust met badplaatsen, grote hotels en azuurblauwe zwembaden.
Na het nieuws over de aardbeving kwam Erden direct in actie. “Niet uit vaderlandsliefde”, zegt hij. “Ik ben hiertoe opgeleid, spreek de taal en ken het gebied. Dan kan je een verschil maken.” Erdens vader sloot later aan om het ingezamelde geld te verdelen. Zes vrachtwagens vol hulpgoederen, zoals kachels, deelde hij namens de stichting uit. Erden is er trots op.
Na vanavond zit ook zijn taak erop. Een medisch team uit Turkije gaat het kamp verzorgen, ze zijn blij met de doosjes van Kruidvat. Erden bespreekt op welke patiënten ze moeten letten, en welke medicijnen de Nederlandse verpakkingen bevatten.
Voor zijn vertrek legt hij nog een laatste bezoek af aan een Oezbeekse familie. Zij slapen in een kleiner tentenkamp met andere Oezbeken, gelegen in de weilanden naast een rij lage huizen. Erden zoekt verschillende tenten af op zoek naar de kinderen die hij kent. Bij de tenten ligt een begraafplaats met tientallen bergen verse aarde. Die grond is lichter van kleur en ligt opgehoogd naast oudere graven met marmeren grafstenen. Hier liggen slachtoffers van de aardbeving, verduidelijkt Erden. Op houten paaltjes in het zand staan met stift hun namen geschreven. Soms ligt er een tak bij, geen bloemen. Dat is volgens Erden al heel wat, er zijn ook massagraven en vele lichamen zullen nooit gevonden worden.
Een van de Oezbeekse kinderen duwt een een kapotte driewieler door een akker. Het jongetje begrijpt niet waarom zijn fietsje niet wil rijden, meermaals inspecteert hij het gebroken plastic om daarna een nieuwe poging te doen. Erden herkent de neef van het jongetje, die momenteel voor vijf kinderen zorgt. De ouders van het gezin liggen in het ziekenhuis. Vader gaat het waarschijnlijk niet redden, maar moeder is aan de beterende hand.
Vorige week probeerde Erden een rolstoel voor de oudste zoon van het gezin te regelen, maar dat is niet gelukt. De neef draagt de jongen van dertien over straat. Erden vraagt of hij nog wat voor ze kan doen, iets anders dan geld heeft hij eigenlijk niet te bieden. De neef is er blij mee, hij zal zelf op zoek gaan naar een rolstoel. Om geen aandacht van andere kampbewoners te krijgen lopen ze even de tent in en geeft hij het geld dat over is. Morgen gaat hij eerst naar Istanbul om bij te slapen, daarna vliegt hij terug naar Nederland. “Ik heb wel even genoeg gezien”, zegt Erden. “Afad zal de zorg overnemen.”
’s Avonds schudt de grond opnieuw in de regio Hatay. Twee aardbevingen treffen wat er nog over was van steden en dorpen. De zwaarste beving heeft een kracht van 6,5 op de schaal van Richter. Opnieuw sterven mensen, gebouwen stonden al op instorten, het beton houdt het niet langer. In de kampen slaat vervolgens de paniek toe. De mensen zijn gewend aan vele naschokken per dag, maar dit was anders. Heftiger.
De flat naast het kamp van Sercan Comert blijft overeind, het gebouw lijkt stabiel genoeg om de tenten er voorlopig bij te laten staan, blijkt uit berichtjes van Comert. Reddingsteams trekken rond acht uur de stad in om te speuren en de Afad richt extra medische kampen in. In de stad Iskenderun, aan de kust van Hatay, vreest men die avond een tsunami.
Cemil in Adana
In Adana, bijna tweehonderd kilometer van het epicentrum, voelt Cemil Yilmaz (38) de beving nauwelijks. Hij loopt over straat als geschrokken mensen hun huis uit ontvluchten. De Turkse-Nederlander woont een aantal maanden per jaar in deze stad en verzamelde samen met zijn zakenpartner via crowdfunding 25.000 euro voor hulp. Dat geld kan hij nu gaan uitgeven, maar Yilmaz neemt geen overhaaste beslissingen. Hij onderzoekt rustig wat de mensen in Hatay nodig hebben. Eerst maar eens auto’s regelen om naar het getroffen gebied te reizen en de situatie opnemen. Daarna zal Yilmaz zoveel mogelijk spullen inkopen in Adana, tenten en houtkachels waarschijnlijk. En ondergoed. Zomaar geld uitdelen wil Yilmaz niet. In de getroffen gebieden is er schaarste, en de mensen zitten er vast.
Op de drukke straten van Adana gaat het leven ondanks alle naschokken gewoon door. Yilmaz vertelt tussen de toeterende auto’s dat de donaties voor hem als een grote verantwoordelijkheid voelen. Hij kan het geld maar één keer uitgeven. Dus staat hij voor een pijnlijke keuze: helpt hij een kleine familie met dure containerwoningen of koopt hij voedselpakketten voor veel meer mensen. Yilmaz is er nog niet uit, al scheelt het dat in Adana nog veel spullen voorhanden zijn.
Tussen al het regelen door moet Yilmaz, uit Den Haag, ook nog gewoon werken. Hij is een sociaal crosscultureel psycholoog en mede-partner bij IZI Solutions, een sociaal bureau dat zich bezighoudt met maatschappelijke vraagstukken. In zijn auto werkt hij op zijn laptop aan een rapport van een van zijn opdrachtgevers en belt hij met zijn kantoor. Een beetje creatief denken noemt hij het zelf.
Met dezelfde telefoon polst Yilmaz tegelijkertijd de situatie bij andere Nederlanders in het gebied. Hij kent Mustafa Erden en appt met hem over de bevingen. Met Sercan Comert die nu vanuit Mersin zoveel mogelijk spullen probeert te regelen heeft hij ook contact. “We hebben het voordeel van een lokaal netwerk en kunnen daarom snel schakelen”, zegt Yilmaz. “Ook ken ik gebieden waar minder hulpdiensten aanwezig zijn. Daar kan ik iets doen.”
Volgens Yilmaz hebben niet alleen de vele zomervakanties in Turkije zijn liefde voor het land aangewakkerd. “Je kunt een prachtige plant uit een warme omgeving nemen en hij zal bloeien, maar nooit zo goed als in zijn natuurlijke habitat. Wortels horen bij je identiteit en dat geldt voor zoveel Turkse-Nederlanders.”
Het moderne Turkije lijkt volgens Yilmaz niet meer op het land dat de gastarbeiders ooit verlieten. Het land staat op eigen benen, maar een desastreuze ramp als deze is gewoonweg te veel. “De internationale gemeenschap en Turkse diaspora moeten helpen, en dat zullen we doen”, zegt Yilmaz. “Al duurt het nog jaren.”
Lees ook:
Rotterdamse vrijwilligers in een Turks veldhospitaal: ‘Wie om hulp vraagt heeft de hoop nog niet verloren’
De inwoners van de Turkse stad Iskenderun voelen zich in de steek gelaten. Na de tweede golf zware aardbevingen van maandagavond is er nauwelijks hulp. Een Rotterdams echtpaar doet er vrijwilligerswerk in een veldhospitaal. Dat betekent: praten, en nog eens praten.