null

InterviewTien geboden

Schrijfster Delphine Lecompte wil gewoon vilein, smerig of genadeloos mogen zijn

Beeld Maartje Geels

Schrijfster Delphine Lecompte (45) probeert met teksten die ‘vilein, smerig en genadeloos’ haar verdriet te bestrijden. Dat lukt niet altijd. ‘Vanochtend overwoog ik nog een einde aan mijn leven te maken.’

Arjan Visser

I Gij zult de Here uw God aanbidden en hem liefhebben met geheel uw hart, geheel uw ziel en met al uw krachten

“Het is al een tijdje geleden dat ik Hem heb gesproken, misschien moest ik de draad maar weer eens oppakken. God is iemand die op mij let, ja, ik geloof dat wel. Dankzij God ben ik een geniale schrijver geworden, haha! Nee, maar serieus: dat ik ondanks alles de veerkracht, de energie en de humor blijf bezitten, is niet mijn verdienste – allez, niet volledig in ieder geval. Voor alle duidelijkheid: ik geloof óók in Darwin hoor, maar ik heb gewoon het magische denken uit mijn kindertijd nooit losgelaten. Je zou het ook een obsessieve compulsieve stoornis kunnen noemen, maar dat klinkt toch een stuk minder romantisch.”

II Gij zult de naam van de Heer uw God niet zonder eerbied gebruiken

“Hier kan ik niet zo van wakker liggen. Ik vind het juist prettig om te demystificeren en een beetje oneerbiedig te zijn, al is het tegenwoordig geen kunst meer om mensen te shockeren. Na de libertijnse jaren tachtig en negentig is iedereen om het minste geringste in zijn wiek geschoten. Ik betrapte mezelf erop dat ik laatst iets wilde schrijven over de eerste zwarte postbode van Veurne en dacht: eh, zwart… zeggen we tegenwoordig nog zwart? Het gaat er de laatste tijd zo bloedeloos aan toe!

“Maar het vervelende is: als ik mijn grenzen aftast en spannende, stoute stukken schrijf, word ik meteen door rechtse idioten gerekruteerd omdat ik zogenaamd ‘anti-woke’ zou zijn. Daar gaat het helemaal niet over! Ik wil gewoon vilein, smerig of genadeloos mogen zijn. Gelukkig heb ik het, sinds ik in een Humo-column heb opgeroepen meer mededogen te tonen voor de pedofiele medemens, óók bij rechts verkloot.”

III Gij zult de dag des Heren heiligen

“De zondag is nooit mooi geweest. De hele familie kwam bijeen in het huis van mijn grootouders in De Panne om te veel te drinken en vervolgens kwaad op elkaar te worden. Wij, de kinderen, haalden kattenkwaad uit en dan was er nog een neef die dingen deed met de jongsten onder ons, dingen die ook al niet klopten… ja, misschien is dat wel mijn sterkste associatie met die zondag. Een dag die volledig uit de hand loopt.

“Ik heb geprobeerd van woensdag mijn zondag te maken – want ze hebben het bij ’t rechte eind: het is goed om één dag per week niets te doen – maar het lukte me niet. Rust maakt mij onrustig. Er zijn mensen die erin slagen om te mediteren of zonder ego een tijdje bij hun leven stil te blijven staan, maar ik word er alleen maar zwartgallig en wantrouwend van. En ik heb al zoveel tijd verkwist, dat speelt natuurlijk ook mee.”

IV Eer uw vader en uw moeder

“Oei, daar ben ik al grandioos de mist mee ingegaan! Ik voer mijn moeder in mijn teksten vaak op als een opvliegende, wellustige, overheersende vrouw – waarop zij dan meestal zegt dat het allemaal projectie is. Behaagziek, harteloos. Het is, denk ik, de retoriek van mijn vader die ik heb overgenomen.

“Ze waren achttien toen ze mij kregen – mijn moeder zei: ‘Je vader heeft me verkracht in de duinen’ – en zijn niet lang na mijn geboorte weer uit elkaar gegaan. En daar zou ik niet literair mee aan de slag mogen gaan? Ik móet wel.

“De eerste negen jaar van mijn leven woonde ik bij mijn grootouders. Mijn moeder hertrouwde met een professor, ging in een chique huis wonen met een toiletborstel van Philippe Starck en lithografieën van Raoul De Keyser aan de wand. Zij had haar schaapjes op het droge, maar mijn licht alcoholische, gewonde vader, ocharme, had niet eens een wasmachine. Ik had medelijden met hem.

“En mijn moeder was ook niet volstrekt onschuldig hè? Ze heeft mij mishandeld, me vaker geslagen dan je een kind zou mogen slaan. Met mijn hoofd tegen de radiator, zomaar ineens… Dat was het ergst; dat ik nooit wist wanneer het weer ging gebeuren. Het ene moment zat ik op haar schoot, niets aan de hand, en het volgende ogenblik lag ik, bam, languit op de vloer. Ik heb het wel eens aangekaart op school, maar ze geloofden me niet omdat mijn moeder in de ouderraad zat en tijdens iedere vergadering op taart trakteerde.

“Als ik haar er nu over spreek, antwoordt ze: ‘Ja, ik was te koleriek, te agressief, maar vergis u niet, mijn vader deed exact zo tegen mij!’ Oké, het zal zo zijn, maar dat is toch geen excuus? Ergens ben ik ook nog steeds een beetje bang voor mijn moeder, denk ik. Vroeger maakte mijn angst haar nóg kwader. Tegenwoordig probeert ze dingen goed te maken, maar de theatrale, sentimentele manier waarop ze dat doet, werkt me op de zenuwen… ik weet het niet. We hebben een eigenaardige, symbiotische relatie. Zij stalkt mij en ik kan ook niet zonder haar.

“Met mijn vader heb ik al jaren geen contact meer. Ik heb heel lang op eieren gelopen, geprobeerd deze droefgeestige man aan te moedigen weer een beetje creatief te worden. Het haalde nooit iets uit, hij was nauwelijks in me geïnteresseerd.

“Tot ik enige bekendheid kreeg als dichter en interviews begon te geven. Toen was hij ineens laaiend omdat ik nooit iets over hem zei, over de prachtige liedteksten die hij had geschreven – zoals mijn moeder zich keer op keer opwindt als ik tijdens een vraaggesprek verzuim te melden dat zij het was die mij, zo rond m’n elfde, op het werk van Gerard Reve en Gerrit Achterberg heeft gewezen. Een en al teleurstelling!

“Maar het is wel mijn eigen verdienste hè, stelletje onnozelaars! Dat ik er, ondanks jullie, toch in ben geslaagd een plekje te veroveren in de maatschappij.

“Kortom, ik heb niet naar dit gebod geluisterd, maar als je waardeloze ouders hebt, zal zoiets je hopelijk wel vergeven worden.”

V Gij zult niet doden

“Vanochtend overwoog ik nog een einde aan mijn leven te maken. Ik was somber opgestaan, zag al mijn stroeve, onafgewerkte teksten voor mij op tafel liggen en raakte weer eens doordrongen van de zinloosheid van alles. Het is niet zo dat ik vervolgens een stevig touw uitzoek of er de dienstregeling van voorbijrazende treinen op na ga slaan, maar toch, ja, ik kan me voorstellen dat ik in een impulsieve bui een einde aan mijn leven zou kunnen maken.

“Het is allemaal veel erger geweest. Sinds ik gestopt ben met het drinken, is ook mijn woede weggezakt. Het momentum is weg. Op zich wel plezierig voor de mensen om mij heen, want ik werd van alcohol fysiek gewelddadig, sloeg mijn geliefde, de voormalige vrachtwagenchauffeur, en dreigde hem met een vuurwapen neer te knallen.

“Ik ben nog altijd woedend – ik ransel diezelfde versleten, ex-trucker af, stuur schuimbekkende mails naar zogenaamd onschuldige, argeloze redacteuren en kerf mijn eigen huid met scherpe voorwerpen – maar helaas heeft verdriet de positie van woede grotendeels overgenomen.

“Woede is toch interessanter. Daar zit beweging in. En tumult. Woede is ook op het creatieve vlak, in opiniestukken en zo, veel bruikbaarder. Verdriet is zo log, dof en kleurloos… als ik dus, net als deze morgen, in zo’n stemming wakker word, slik ik rap wat Xanax, ervaar een minuscule roes en begin dan toch langzaamaan weer aan een nieuwe dag.”

VI Gij zult geen onkuisheid doen

“Nadat ik een paar controversiële stukken over pedofilie had geschreven, werd ik aangesproken door mensen die zeiden dat ze vreselijk gekwetst waren omdat ze als kind seksueel misbruikt waren. Hautaine zogeheten moreel superieure uilskuikens! Ik óók! Alleen heb ik de moed gehad om niet vanuit trauma’s en emoties te reageren. Natuurlijk: seks met kinderen is onkuis, maar het is toch iets ingewikkelder dan zoveel mensen het willen doen voorkomen.

“Ik was zes of zeven. Hij woonde in de buurt en vertroetelde zijn katten. Ik dacht: iemand die van dieren houdt, kan toch geen slecht mens zijn? Ik zeg niet dat het beter is om door een ploert verkracht te worden, maar toch: het deed ook iets met me en ik heb mijn meneer daarna zélf nog verschillende keren opgezocht.

“En er een verknipt beeld van seksualiteit aan over gehouden, dat is zeker waar. Ik heb jarenlang een minnaar gehad die vijfenveertig jaar ouder was. Ik heb mezelf afhankelijk gemaakt, genesteld in die rol. En ik dacht ook steeds pedofielen op het spoor te zijn. Als ik mensen ontmoette, stelde ik voor dat ze me meteen maar zouden mishandelen omdat ik dacht dat ze – hoe minzaam en vriendelijk ze ook overkwamen – uiteindelijk toch als perverse machtswellustelingen door de mand zouden vallen.

“Mijn huidige geliefde was verbijsterd toen ik hem vroeg me pijn te doen. Sla me! Zet uw handen op mijn keel! Hij kon het niet. Hij is heel saai op dat vlak – of heel normaal, ja, dat kan ook. Aanvankelijk frustreerde het me dat hij niet wilde meegaan in mijn fantasieën, maar inmiddels ben ik er wel gelukkig mee. Het is goed zo. Mijn leven is er een stuk kalmer op geworden.”

VII Gij zult niet stelen

“Of dit ook stelen was, weet ik niet, maar mijn nichtje Alexandra en ik troggelden geld af bij mensen in De Panne door ons voor te doen als collectanten van een dierenrechtenorganisatie, een blindencentrum of een ander goed doel. Dat zou je wellicht moreel een beetje bedenkelijk kunnen noemen, vooral ook omdat we een gehandicapt neefje gebruikten om ons verhaal emotioneel te ondersteunen. Hij werd op zijn zesde door een auto omvergereden, was – na jaren van revalidatie – motorisch wat gestoord geraakt en had er ook een raar gezicht aan overgehouden. Overigens deed hij er tijdens onze bedeltochten graag een schepje bovenop omdat hij deelde in de buit.”

VIII Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen

“Mijn moeder tikt me vaak op de vingers omdat ik bepaalde onaangename eigenschappen van familieleden in mijn teksten uitvergroot maar ach, ik heb altijd graag verzonnen en ronduit liegen doe ik niet. Ik wil gewoon graag mijn leven iets mooier maken. Als kind schaamde ik me bijvoorbeeld voor mijn vader omdat hij een sukkelachtige troubadour was, een liedjesschrijver zonder enig succes, en dan zei ik tegen de kinderen in mijn klas dat hij politieagent was of, beter nog, dat hij in de gevangenis zat opgesloten. Het probleem van zoveel te verzinnen is natuurlijk dat mensen u op den duur niet meer geloven.

“Dat is ook gebeurd met mijn #MeToo-getuigenis die eerder in Humo stond en nu als epiloog aan Wie heeft Delphine Lecompte vermoord is toegevoegd. Ik ben, toen ik als twintigjarige in een psychiatrische inrichting terecht was gekomen, veelvuldig misbruikt door de nachtverpleger. Het stuk is, in tegenstelling tot de roman, wel degelijk autobiografisch, maar daardoor tegelijkertijd ook een beetje een smet op het boek omdat ik autofictie eigenlijk véél prikkelender vind; mensen hoeven niet letterlijk te weten welke verdorven personages ik in het echt ben tegengekomen. Of hoe verdorven ik zelf ben, inderdaad, haha!

“Maar enfin, door mijn spel met waarheid en fictie denkt nu iedereen dat ik dat verhaal óók uit mijn duim gezogen heb. Terwijl ik wel degelijk een statement wilde maken. Laten zien hoe sterk ik uit de strijd ben gekomen. Het is me in die #MeToo-tijd opgevallen dat het medeleven vooral uitging naar studenten geneeskunde die tijdens hun stages onkies waren behandeld. Altijd weer die witte hoogopgeleide vrouwen met hun mooie snoetjes! Het is geen competitie, maar toch: ik vind een tik tegen je bil wel iets anders dan nachtenlang verkracht worden.

“En het viel me ook op dat al die zelfverklaarde feministes steeds weer in de bres sprong voor meisjes die een dickpick te veel hadden ontvangen, terwijl er toch veel meer te zeggen is over de complexe verhoudingen tussen daders en slachtoffers. Ik erger me aan de lichtgeraaktheid; hoe iedereen gepamperd en vertroeteld moet worden. Komaan zeg! Wentel je in het slachtofferschap als je dat niet laten kunt, maar ik doe er niet aan mee. Ik koester de illusie van baldadigheid. Het is een schild, dat weet ik, maar het werkt wel.”

IX Gij zult geen onkuisheid begeren

“Momenteel heb ik een monogame relatie, maar ik word nochtans voortdurend verliefd op andere mannen. Jeroen van Kan (journalist, presentator en dichter, AV) was mijn laatste echt grote verliefdheid. Ik dacht dat ik hem voor me zou kunnen winnen als ik het meest briljante gedicht ter wereld zou schrijven. Hij mailde eens in de zoveel weken een of twee regels terug, soms met een tikfout waarin ik dan een geheime code meende te ontdekken.

“Ik had geen seksuele fantasieën… alhoewel, nee, toch niet want toen hij me na mijn optreden in VPRO Boeken uitnodigde bij hem in Amsterdam te blijven slapen, merkte ik ineens dat de verliefdheid over was. Laatst ben ik nog twee weken verliefd geweest op mijn nieuwe uitgever. Dat vind ik nu onbegrijpelijk – sorry, Sam de Graeve – en ik ben eerlijk gezegd ook wel blij dat het weer voorbij is gegaan.

“Ik wil niet steeds ten prooi vallen aan dit soort stemmingen… laatst had ik nog een flirterige journalist op bezoek, een mooie jongen; hij leek op Ewan McGregor. Ik had verliefd op hem kunnen worden als hij niet zo frivool was geweest. Ik hou helemaal niet van frivole mensen. Ze moeten wel een beetje gekweld zijn.”

X Gij zult niet begeren wat uw naaste toebehoort

“Steeds als ik een column naar Humo heb doorgestuurd, zit ik slaafs op een reactie te wachten, hunkerend naar een compliment. En als het komt – heel zuinig; mijn redacteur is een nogal nors en terughoudend persoon – ben ik als een kind zo blij. Het is gelukt! Ik ben gezien! Ik ben toch wel de moeite waard. Vandaar ook dat zielige, haast wanhopige vastklampen aan mijn teksten: het moet goed zijn, iedere keer opnieuw. Ik hoop toch dat het ooit nog eens over zal gaan; dat ik op een dag een grootmoedige, genereuze persoon zal zijn, de voogd die zich over een onzekere, jonge schrijver mag ontfermen. Dat ik iemand mag gaan redden om zo uiteindelijk zelf gered te worden.”

Wie is Delphine Lecompte?

Delphine Lecompte (Gent, 1978) debuteerde in 2004 met een de roman Kittens in the boiler en maakte daarna naam als dichteres. Met haar dichtbundel De dieren in mij won ze in 2010 de C. Buddingh’-prijs. Sinds 2020 schrijft ze columns voor Humo. In april verscheen bij uitgeverij Borgerhoff & Lamberts haar roman Wie heeft Delphine Lecompte vermoord?.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden