InterviewHenk van Essen
Korpschef Van Essen: ‘Ik ben er trots op dat agenten tussen de Black Lives Matter-demonstranten stonden’
Henk van Essen is zaterdag één jaar de hoogste baas van de politie. Een jaar dat in het teken stond van corona, en waarin het risico dreigde dat de politie te vaak tegenover burgers kwam te staan.
Dol op interviews is hij niet, noch op vergaderingen binnen de Haagse vierkante kilometer. Henk van Essen verkiest luisteren boven spreken. Maar juist praten heeft hij veel moeten doen, het afgelopen jaar. Over racisme binnen het politiekorps, over het optreden van agenten tijdens demonstraties, de handhaving van coronamaatregelen. Ook vandaag schuwt hij die moeilijke onderwerpen niet.
Politiecarrière
Henk van Essen (Apeldoorn, 1960) heeft al heel wat zwarte kisten versleten. Na de politieacademie begon hij in 1983 bij de gemeentepolitie in Den Haag, waar hij opklom tot hoofdcommissaris.
In 2013, het jaar waarin de Nationale Politie werd opgetuigd, stapte hij over naar de landelijke korpsleiding.
De afgelopen jaren was hij daar de plaatsvervanger van korpschef Erik Akerboom, voordat hij het stokje op 1 mei 2020 officieel van hem overnam.
Van Essen is getrouwd en heeft twee kinderen.
Precies een jaar geleden werd Van Essen korpschef. In een nagenoeg leeg hoofdkantoor van de Nationale Politie in Den Haag blikt hij terug. Het was een stormachtige tijd toen hij begon. De organisatie worstelde al met het vullen van roosters. En ook de opmars van cybercriminaliteit vormde al een uitdaging toen er ook nog eens een pandemie uitbrak.
Het rondwarende virus legt niet alleen zware druk op de zorg, maar zeker ook op de politie, zegt Van Essen. Voor hen geen applaus. Soms wel bloemen en taart, ziet Van Essen als hij bureaus in het land bezoekt. Die waardering doet hem goed. De korpschef is namelijk een man van verbinding.
“Waar ik me voor inzet, is het versterken van de relatie tussen politie en de samenleving”, zegt hij. “Het vertrouwen van de bevolking is een groot goed.” Van Essens tweede missie is om de politie weer trots te maken op de eigen organisatie. “Niet iedere collega is dat altijd.”
Wil de politie veiligheid in de samenleving verder kunnen vergroten, redeneert de korpschef, dan moet de organisatie er eerst voor zorgen dat agenten zich senang voelen binnen de muren van het bureau. “Collega’s moeten kunnen zijn wie ze zijn, zich thuis voelen op het bureau en vooral worden ingezet op wat ze kunnen. Benut de sterke punten van collega’s, dan maak je elkaar sterker en de resultaten beter.”
Trots zijn op de organisatie, agenten die zich binnen het korps veilig voelen. En dan verschijnen er racistische berichtjes uit een WhatsApp-groep van Rotterdamse agenten.
“Ik schaam mij daarvoor. En ik niet alleen. Binnen en buiten het korps doet zoiets pijn. ‘Hoe kan dat nou?’, vroeg mijn dochter me. ‘Dit verwacht ik niet van de politie.’ Ik kon het haar niet uitleggen. Dit soort gedrag kan niet, mag niet. Dit is niet mijn politie. Die WhatsApp-berichten hebben een negatief effect op het vertrouwen in onze organisatie.
“Tijdens de Black Lives Matter-protesten was die verbondenheid tussen het publiek en de politie er wel. Ik ben er trots op dat agenten tussen de demonstranten hebben gestaan. Dat kan alleen als mensen de politie respecteren en vertrouwen. Anders dan in andere landen zijn die demonstraties in Nederland niet uit de hand gelopen. Dat lag niet primair aan ons, ook aan de demonstranten en organisatoren. Maar dat ook wij uiting hebben gegeven aan artikel 1 uit onze grondwet vind ik tekenend voor de Nederlandse politie.”
Een paar jaar geleden zei een voormalig politiecoach in NRC Handelsblad dat binnen de politie informeel leiderschap is ontstaan. De grootste mond bepaalt de cultuur, wat een voedingsbodem is voor racisme en seksisme. Heeft u dat ook aangetroffen?
“Er komt machogedrag voor bij de politie. De grootste mond is een aspect, maar of dat een doorslaggevend aspect is, weet ik niet. Ik ben zelf van de school dat vakmanschap en professionaliteit belangrijker horen te zijn voor de cultuur van de organisatie.
“Wat lastig is bij ons, en wat wij beter kunnen en moeten doen, is feedback geven. Collega’s moeten elkaar vaker aanspreken. Omdat in ons werk collegialiteit zo belangrijk is, je op elkaar moet kunnen vertrouwen in moeilijke situaties, staat dat wel eens onder druk. Men is bang voor de onderlinge relatie als je iemand ergens op aanspreekt. Feedback geven wil ik stimuleren, dat moet normaal worden voor collega’s.
“Ook heb ik als klachteninspecteur in de jaren tachtig gemerkt dat collega’s het moeilijk vinden om sorry te zeggen. Net alsof dat niet zou kunnen. Zo mogen wij geweld gebruiken. Als je die bevoegdheid hebt, hoor je daar verantwoording over af te leggen. Daar kunnen en moeten we nog transparanter in zijn.
“Wij doen niet alles goed, zijn niet onfeilbaar. Als we het een keer fout doen, moeten we ervan leren en ook ruimhartig zeggen: dat had anders gekund.
“Een voorbeeld is die mevrouw die op het Malieveld bijna onder een politiebus terechtkwam tijdens een demonstratie. De politiechef van Den Haag heeft haar gebeld en sorry gezegd. Hoeveel moeite kost dat? En daarmee schaad je het vertrouwen van de samenleving niet, integendeel, die groeit juist als je reflecteert op je eigen optreden.”
Die demonstratie op het Malieveld was een van de talloze betogingen tegen het coronabeleid en het kabinet. Heeft die onvrede u verrast?
“De mate waarin maatschappelijk ongenoegen zich tijdens de coronatijd heeft verenigd en versterkt, heeft mij wel verbaasd. In het begin zag je nog iets van gemeenschapszin. Mensen hielden zich aan de maatregelen, de zorg kreeg applaus. Maar met de derde golf duurden de restricties al lang en waren ze strenger. Het draagvlak nam af.
“Ik heb meermaals een beroep gedaan op bestuurders: houd de boodschap consistent. Als de ene politieke partij zegt dat de avondklok verdwijnt en hij blijft toch van kracht, verhevigt het debat in de samenleving en worden handhavers daarmee geconfronteerd.
“Leg het nut van de maatregelen duidelijk uit, bepleitte ik, en zorg voor maatschappelijk draagvlak. Dan pas kun je gaan nadenken over naleving. Handhaving is het sluitstuk. Draagvlak creëer je niet door repressief optreden.”
“Het afnemende draagvlak maakte het werk ingewikkelder voor ons. Zeker vanaf januari, toen de avondklokrellen begonnen en er wekelijks demonstraties werden georganiseerd. Weekend na weekend moesten onze collega’s werken. Ik ben er trots op dat de collega’s er nog altijd staan. Ons ziekteverzuim is dit jaar gedaald, moet je nagaan. En bovendien is het vertrouwen in de politie weer toegenomen volgens de laatste meting van het Centraal Bureau voor de Statistiek, terwijl dat al hoog was. We zijn dus niet te vaak tegenover burgers komen te staan.”
Vanuit de samenleving en politiek klinkt geregeld de roep om een harde aanpak van de relschoppers. Hoe ziet u de balans tussen verbinding en repressie?
“Een van mijn oneliners is: wij zijn een politie die dienstbaar is aan de samenleving. Die graag voor, tussen en naast de burger staat, niet te vaak tegenover. Maar er is een aantal momenten geweest waarop dat moest het afgelopen jaar, bij de avondklokrellen bijvoorbeeld.
“Begrenzen behoort tot onze taken. Als iemand geweld wil gebruiken, stappen wij naar voren. Daarom hebben we opgetreden tegen demonstranten die zich hadden voorbereid op een confrontatie, die beschermende kleding droegen en wapens bij zich hadden. Dan mag iedereen verwachten dat we repressief optreden. Het zou me toch wat zijn, als het recht van de sterkste zou gelden. De rest van de demonstranten hebben we zo veel mogelijk met rust gelaten.”
De avondklok is verdwenen, het vaccineren komt op stoom. Wat staat het komende jaar op uw prioriteitenlijst?
“Bovenaan staat onze zichtbaarheid in de wijk. Zeker in de basisteams staat onze capaciteit nu onder druk. Maar het beschermen van burgers begint bij voorkomen. De grote criminelen van de toekomst zijn de kleine straatschoffies van nu, je moet hen in het oog houden. Daarvoor heb je een politie nodig die verankerd is in de wijk en netwerken opbouwt.
“Mensen willen de wijkagent kennen, en moeten zich kunnen herkennen in de politie. Daarmee is diversiteit, inclusie, absoluut noodzakelijk. We streven ernaar dat de komende vijf jaar veel meer nieuwe politieagenten in de Randstad een niet-westerse migratieachtergrond hebben.
“Het tweede punt is de digitalisering. Het onderscheid tussen de fysieke en online wereld vervaagt en we moeten met die ontwikkeling mee, zowel wat betreft onze werkprocessen als de criminaliteit. Cybercriminaliteit groeit en groeit, nam afgelopen jaar met 127 procent toe. De aanpak daarvan vraagt andere vaardigheden van de politie. Daar moeten we mensen voor opleiden en aannemen, hebben we een been bij te trekken.
“Als ik mijn wensen tot drie zaken moet beperken, dan moet ik kiezen tussen ondermijning of een veilig klimaat voor onze mensen creëren. En dan kies ik voor dat laatste. Dat collega’s niet alleen trots zijn op hun vak, maar ook op de organisatie, dat we mensen binnenhalen en binnen houden.”
Uw voorganger vond zijn taak loodzwaar en hield het na nog geen vier jaar voor gezien. Hoe lang blijft u de hoogste baas?
“Ik blijf dit doen zolang ik waarde toevoeg, effectief ben en bereik wat ik graag wil bereiken. En zolang ik het leuk vind en voldoening haal uit het werk. Daar verbind ik geen enkele tijd aan.”
Lees ook:
Wie is Henk van Essen, de nieuwe politiebaas van Nederland?
Toen Henk van Essen vorig jaar aantrad, schetste Trouw een portret van de nieuwe politiebaas aan de hand van wat anderen over hem zeiden.