Topdiplomaat Herman van Roijen speelde een beslissende rol bij de onderhandelingen tussen Nederland en Indonesië over onafhankelijkheid. Zijn zoon zegt daarover: ‘Hij heeft twee keer vrede gesticht, dat is zijn grootste verdienste’. Deel 4 van een serie over de kinderen van de hoofdrolspelers in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, die 75 jaar geleden begon.
Herman van Roijen (1905-1991) was hoffelijk, een gentleman, en liet mensen in hun waarde. Vanwege die reputatie werd hij eind jaren veertig van de vorige eeuw gevraagd om te onderhandelen tussen Indonesië en Nederland. Hij verkeerde daarvoor al in hoge diplomatieke kringen: hij was in 1946 vier maanden minister van buitenlandse zaken, in 1947 werd hij ambassadeur in Canada. Van Roijen was een druk bezet man, want hij vertegenwoordigde Nederland ook in de VN Veiligheidsraad. Zijn gezin dat vanwege zijn ambassadeurschap in de Canadese hoofdstad Ottawa woonde, zag hij om die reden amper.
Van Roijen-Roem-akkoord, genoemd naar zijn vader
Van Roijen sloot op 7 mei 1949 met Mohammed Roem, de vertegenwoordiger van de Indonesische republiek, de overeenkomst die in Nederland bekend staat als het Van Roijen-Roem akkoord, en in Indonesië als het Roem-Van Roijen akkoord. Dit akkoord maakte de weg vrij voor de Ronde Tafel Conferentie die ertoe leidde dat op 27 december 1949 de soevereiniteit door Nederland werd overgedragen aan de Republiek Indonesië. In 1962 werd Van Roijen nog een keer opgetrommeld, om een oorlog met Indonesië om Nederlands Nieuw-Guinea te voorkomen. “Dat hij twee keer vrede heeft gesticht, is zijn grootste verdienste”, vertelt zijn zoon Jan Herman.
Jan Herman van Roijen (Tokio, 1936) trad in zijn vaders voetsporen. Driemaal woonde hij in Jakarta waar hij voor Nederland op de ambassade werkte; de laatste keer van 1991 tot 1995, als ambassadeur. Bij binnenkomst in het ruime appartement in Den Haag waar hij na alle wereldse omzwervingen met zijn vrouw woont, valt in de hal een prachtig geschilderd portret van zijn moeder op.
Sparringpartner van haar man
Anne Snouck Hurgronje, dochter van de toenmalige secretaris-generaal jonkheer Aarnout M. Snouck Hurgronje. Ze was de belangrijkste sparringpartner van haar man, diplomaat Herman. Toen hij in 1949 in Indonesië verbleef voor de onderhandelingen met de republikeinen die onafhankelijkheid nastreefden, miste hij haar verschrikkelijk.
Jan Herman was toen twaalf of dertien jaar oud. Het akkoord maakte diepe indruk op hem. Niet iedereen was er blij mee, herinnert hij zich. Sommige mensen vonden dat zijn vader te toegeeflijk was geweest.
“Je had mensen die aan het juichen waren, maar ook mensen die mijn vader uitscholden. Die ‘boe’ riepen en zo”, zegt Jan Herman over de aankomst van zijn vader in Nederland na die beladen onderhandelingen. Het hele gezin toog naar Schiphol om vader Van Roijen op te halen. “Ik was heel blij dat hij was aangekomen. Ik had hem weinig gezien want hij was alsmaar over Indonesië aan het onderhandelen.” Eerst in de Veiligheidsraad in New York, later in Indonesië.
Aan boord van de Holland-Amerikalijn
In de VN-Veiligheidsraad liepen de gemoederen vaak hoog op. Regelmatig moest Van Roijen het beleid van Nederland tegenover Indonesië verdedigen. Waar Van Roijen en vooral de Indonesische republikeinen zich zeer bewust waren van de groeiende macht van de internationale gemeenschap. Die wilde dat er een einde kwam aan de politionele acties. Ondertussen bleef de Nederlandse regering rigide: de gewapende strijd in Indonesië was volgens Den Haag een interne aangelegenheid waar niemand zich in moest mengen.
Jan Herman reflecteerde regelmatig met zijn vader op die moeilijke gesprekken die hij voerde in Indonesië en in de Veiligheidsraad. Dat gebeurde vaak aan boord van de Holland-Amerikalijn. Het gezin voer soms mee van New York naar Nederland, voor een vakantie.
“Dat vond ik heel plezierig”, zegt Jan Herman. “Mijn vader ook. Hij kon dan uitrusten aan boord. Hij praatte terwijl we over het dek heen en weer liepen. Ik luisterde naar wat hij aan het doen was of ging doen in Jakarta en de Veiligheidsraad. Dat zijn mijn fijnste herinneringen aan hem.”
Herman van Roijen
In het begin van de in 2013 verschenen, vuistdikke biografie van Herman van Roijen (1905-1991) staan drie citaten. Een ervan komt van Joseph Luns, in de jaren vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw bijna twee decennia minister van buitenlandse zaken van Nederland. Hij noemde Van Roijen ‘een zichzelf overschattende diplomaat’.
De ondertitel van Van Roijens biografie, ‘Een diplomaat van klasse’, is – terecht – complimenteuzer. De sympathisant van de PvdA (geen partijlid) beschikte over karaktereigenschappen die hem bij uitstek geschikt maakten voor het vak: hij kon behoedzaam laveren tussen uitersten en bleef altijd een zekere onverstoorbaarheid houden. ‘Alles aan de man is bedrieglijk’, schreven journalisten over Van Roijen. Ze bedoelden het positief: de man, zijn gezicht, zijn kostuums, alles straalde rust en onbewogenheid uit.
Van Roijen nam een voorschot op de diplomatie met een rechtenstudie in Utrecht, maar eigenlijk had hij al vanaf zijn geboorte in Constantinopel veel van deze wereld tot zich gekregen. Voor zijn komst naar Utrecht woonde de jongen met zijn moeder, een steenrijke Amerikaanse, en zijn vader, Nederlands diplomaat, in Londen, Tokio, Madrid en Rome.
Voor de oorlog werkte hij zelf als diplomaat in Washington, Tokio en Den Haag. Tijdens de bezetting onderscheidde hij zich met verzetsactiviteiten. In 1946 was hij vier maanden minister van buitenlandse zaken en even kwam hij zelfs in beeld als mogelijke premier. Maar de dagelijkse politiek lag hem toch niet echt.
Van Roijen werd ambassadeur in Ottawa (1947-1950), Washington (1950-1964) en Londen (1964-1970). Op de eerste twee posten was hij nauw betrokken bij de vertegenwoordiging van Nederland in de VN. Hij toonde een groot gevoel voor internationale verhoudingen en de veranderingen daarin.
Eind jaren veertig legde zijn diplomatieke stuurmanskunst mede de basis voor de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië. Begin jaren zestig zag hij scherp dat Nederlands laatste kolonie in de Oost, Nieuw-Guinea, onhoudbaar was.
Van Roijen werd destijds uitgemaakt voor ‘sloper van het imperium’, ‘marionet van de Amerikanen’ en ‘een der grootste mislukkingen van onze buitenlandse staatskunde’. De geschiedschrijving is voorlopig een stuk milder.
Paul van der Steen
Iedereen was tegen Nederland
De positie van Nederland ten opzichte van Indonesië en de internationale gemeenschap kwam dan ook ter sprake. “Mijn vader vertelde dat hij na de start van de tweede ‘politionele actie’ iedereen in de Veiligheidsraad tegen zich had. Want Nederland had eerder beloofd – in de Renville-overeenkomst op 17 januari 1948 –dat het een staakt-het-vuren zouden instellen en de eerste ‘politionele actie’ zou beëindigen. Niet lang na de start van de tweede ‘politionele actie’, – waarbij Nederland de republikeinse top in Djokjakarta gevangen nam –, moest mijn vader op 22 december 1948 in de Veiligheidsraad ons standpunt verdedigen. Alleen de Belgische vertegenwoordiger verdedigde hem enigszins, verder was iedereen tegen hem.”
Tijdlijn
17 augustus 1945
Soekarno en Hatta roepen de Republiek Indonesië uit, onder druk van nationalistische jongeren. Mohammad Hatta wordt vicepresident.
Oktober 1945-begin 1946
Bersiap-periode, met massale gewelddadigheden van Indonesische strijdgroepen gericht tegen elk buitenlands gezag. Daarbij vallen mogelijk meer dan 35.000 dodelijke slachtoffers, onder wie veel (Indische) Nederlanders.
Maart 1946
Koloniaal bestuurder Huib van Mook stelt voor de Republiek Indonesië te erkennen. Nederlandse troepen worden in Indonesië toegelaten om Britse posities over te nemen.
15 november 1946
Ondertekening Akkoord van Linggadjati. Doel is een Verenigde Staten van Indonesië dat samen met Nederland de Nederlands-Indonesische Unie vormt. Dat gaat veel Nederlanders te ver.
25 maart 1947
De Nederlandse Tweede Kamer ratificeert het Akkoord van Linggadjati, dat echter flink is bijgesteld. In Indonesië is het intussen permanent oorlog.
21 juli-5 augustus 1947
Operatie Product (eerste politionele actie) op Java en Sumatra door Nederlandse strijdkrachten.
19 december 1948-5 januari 1949
Operatie Kraai (tweede politionele actie). Hiermee wilde legercommandant Spoor een einde maken aan Soekarno’s Republiek Indonesië. De internationale reacties zijn furieus, de VN-Veiligheidsraad dreigt met internationale sancties.
7 mei 1949
Nederland en de Republiek Indonesië sluiten een akkoord (de ‘Van Roijen-Roem-overeenkomst). Daarmee wordt gehoor gegeven aan de resolutie van de Veiligheidsraad.
23 augustus-2 november 1949
Rondetafelconferentie in Den Haag voor een definitieve regeling van het conflict.
27 december 1949
Soevereiniteitsoverdracht aan de Verenigde Staten van Indonesië. Die wordt door Soekarno binnen een jaar omgevormd tot eenheidsstaat.
Herman van Roijen hield zich desondanks staande. Het was voor Nederland duidelijk: hij was de man die de ingewikkelde situatie tussen Nederland en Indonesië kon oplossen.
Eenmaal aangekomen in Indonesië, kwam hij erachter dat politiek Den Haag een totaal verkeerd beeld had van de situatie in het land. Niet alleen onderschatte de Nederlandse regering het draagvlak voor het nationalisme onder de bevolking, de eigen militaire slagkracht werd ook overschat. Nederland stond er slecht voor.
Vijandschap veranderde in vriendschap
Aan Van Roijen de moeilijke taak om het vertrouwen van de Indonesiërs terug te winnen. In onderhandelingspartner en diplomaat Mohammed Roem trof hij zijn gelijke. Ook Roem stond voor een zware taak omdat zijn achterban sterk verdeeld was. Tussen de twee ontstond, niet in de laatste plaats door Van Roijens fijnzinnige en open handelswijze, gaandeweg een warme vriendschap. Jan Herman: “Hij heeft van Roem nog een foto gekregen waaronder staat: Ter herdenking aan onze vijandschap die in vriendschap eindigde.”
Jan Herman is vooral trots op zijn vader, op het feit dat hij de twee partijen (de Nederlandse regering en de Indonesische republikeinen die onafhankelijkheid nastreefden) aan het praten kreeg. Dat leidde uiteindelijk tot de Van Roijen-Roem overeenkomst en tot nadere gesprekken over de soevereiniteitsoverdracht. “Veel mensen aan Nederlandse zijde wilden helemaal niet met die Indonesiërs praten. Mijn vader kon goed met de republikeinen opschieten, met Roem.”
Uitgenodigd in de chique sociëteit
“Tijdens de onderhandelingen (over het van Roijen-Roem-akkoord, red.) nodigde mijn vader Mohammed Roem uit in Sociëteit De Harmonie in Batavia.” Dat was nogal een statement omdat deze bekend stond als de meest conservatieve sociëteit van Nederlands-Indië; alle hoge Indische ambtenaren en planters waren er lid van.
“Het was ongehoord dat je een Indonesiër daar uitnodigde, misschien een sultan of regent, maar niet minder.” Door Roem uit te nodigen in de chique sociëteit wilde Van Roijen vooral laten zien dat de twee een goede relatie hadden. Het bezoek maakte indruk. “Toen ze Roem zagen in de sociëteit zijn de Nederlanders opgestaan en gingen ze klappen.”
Na zijn pensioen, in 1972, reisde Van Roijen met zijn vrouw naar Indonesië. Daar ontmoette hij, naast andere Republikeinse hoofdrolspelers, opnieuw Mohammed Roem. “Mijn vader heeft toen van Indonesische kant veel eerbetoon gekregen. In Indonesië is hij een held. Dat zeggen ze ook altijd. Omdat hij ervoor gezorgd heeft dat de politionele acties eindigden. Dat er een algemeen staakt-het-vuren kwam, een uitwisseling van krijgsgevangenen en dat de Ronde Tafel Conferentie er zou komen.”
Het zijn bijzondere verdiensten maar als Jan Herman de tijd terug kon terugdraaien, “had ik mijn vader liever meer gezien”.
Verantwoording
Met medewerking van Marjolein van Asdonck en Kees Snoek. Dit interview is mede tot stand gekomen met financiële steun van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land-, en Volkenkunde. Het maakt deel uit van het project Kinderen van de Oorlog. Hiervoor fotografeert en interviewt Suzanne Liem nazaten van grote spelers tijdens het dekolonisatieproces, aan Indonesische en aan Nederlandse zijde. Het project verschijnt volgend jaar in boekvorm bij uitgeverij WalburgPers.
Lees ook: Mohammed Hatta: hier een opruier, in eigen land een held
In de zomer van 1945 begon in Indonesië de onafhankelijkheidsoorlog. Documentair fotograaf Suzanne Liem zocht de kinderen van de hoofdrolspelers op. Deel 1 van een nieuwe serie: de dochters van Mohammed Hatta, eerste vicepresident van de Republiek Indonesië en nationale held.
Huib van Mook zat klem tussen Nederland en Indonesië
Huib van Mook verspeelde als hoogste gezagsdrager in Indonesië het vertrouwen van de Nederlandse politiek. Zijn zoon moest zijn vader maar vergeten, vond zijn voogd. Deel 2 van de serie.
Upik Sjahrir zag haar vader in ongenade vallen bij Soekarno
Deel 3: Haar vader was onafhankelijkheidsstrijder én een voor Nederland betrouwbare gesprekspartner: Sutan Sjahrir, eerste minister-president van de Republiek Indonesië.