Historicus Suze Zijlstra dook in haar familiegeschiedenis en reconstrueerde de levens van haar voormoeders tien generaties terug. Hoe zagen hun levens eruit als huisslavin, concubine of wettig echtgenote?
Je ziet het niet meteen aan haar af en bij haar achternaam denk je eerder aan Friesland, maar Suze Zijlstra’s voorgeslacht komt voor de helft uit wat nu Indonesië heet. Ze groeide op met de verhalen van een oma die in 1955 naar Nederland kwam, omdat zij en haar gezin met hun Europese, koloniale voorvaders in hun geboorteland geen toekomst meer zagen.
Oma overleed in 2009, maar gelukkig had kleindochter Suze als studente haar verhalen al vastgelegd op cassettebandjes.
Dat kwam goed van pas toen Zijlstra jaren later, als gepromoveerd historicus, op zoek ging naar haar Indische voormoeders, de in Azië geboren vrouwen die kinderen kregen van Europese VOC-mannen.
Wie waren die moeders? Waar kwamen ze vandaan? Hoe zag hun leven eruit als huisslavin, concubine (njai) of wettig echtgenote? Hoe fragiel waren hun rechten? Hoe beleefden zij het kolonialisme? Waren ze er het slachtoffer van of ligt dat toch complexer?
Zijlstra volgde het spoor tien generaties terug naar 1700, tot de onbekende huisslavin van een hoge VOC-piet in Makassar, wier dochter Jacoba in 1738 trouwde met Zijlstra’s verre voorvader Coert Rosenquist. Die was een paar jaar eerder, als militair in dienst van de VOC, vanuit Texel op Java aangekomen.
Hoewel er in de koloniale archieven bedroevend weinig te vinden bleek over het vrouwelijke aandeel aan de geschiedenis, heeft Zijlstra toch een behoorlijk compleet en bij vlagen enerverend verhaal weten te construeren.
Met schrijnende gevallen van vermoedelijk seksueel geweld, kindhuwelijken – voormoeder Jacomina Fay was dertien toen ze in 1797 trouwde en kreeg op haar veertiende een kind, het eerste in een reeks van vijfentwintig – en de kille ontvangst in 1955 in Nederland.
Maar er was ook zorgzaamheid, een tante die een schietconcours won, een kordate oma die een kosthuis dreef. Tussen hun levensverhalen door schoolt Zijlstra haar lezers bij in de minder bekende en minder fraaie koloniale geschiedenis van de Oost, ook van ver voor de oorlogse interneringskampen, Couperus en Multatuli. Hoe er geld verdiend werd in de slavenhandel, ja, ook door Zijlstra’s bloedeigen voorouders.
Zijlstra sluit De voormoeders af met een opvallend persoonlijk verhaal over haar eigen plek in deze familiegeschiedenis.
Voormoeders. Dat woord staat pas sinds 2019 in Van Dale, schrijf je. Is dat aan jouw onderzoek te danken?
“Ik denk het niet, maar het woord wordt wel steeds vaker gebruikt en ja, dan komt het in Van Dale terecht. Toen ik aan het boek begon, zeiden mensen, ook uitgevers: dat is geen woord, dat bestaat niet. Terwijl het voor mij een vanzelfsprekend woord was, zeker sinds er in familiegeschiedenissen veel aandacht is voor ook de vrouwen uit het verleden.”
Jij hebt jouw familiegeschiedenis helemaal langs de vrouwelijke lijn geschreven?
“Technisch gezien niet. Als ik alleen maar had gekeken naar de moeders van de moeders van de moeders, was ik niet verder gekomen dan de negentiende eeuw, bij een Aziatische vrouw van wie ik de verdere genealogie niet kon achterhalen.
“Dus heb ik de vrouwen gevolgd die trouwden of kinderen kregen binnen de Rosenquist-familie, van die voorvader die in 1735 naar Java was gekomen. Daardoor kon ik honderd jaar verder teruggaan en ook de VOC-tijd erbij nemen.
“Het maakte het verhaal interessanter, omdat je vrouwen van verschillende achtergronden tegenkomt en ik steeds weer een nieuwe familie moest uitzoeken.
“Die dochters van de VOC-mannen uit mijn familie zijn meestal van hoge komaf, maar de familie van dat meisje van dertien was helemaal niet zo welgesteld. Er waren ook vaders smidsgezel of matroos. Juist door vrouwen uit verschillende families te bekijken, kon ik die diversiteit beter in kaart brengen.”
Jij bent dus een VOC-afstammelinge. Hoe voelt dat?
“Nou ja…, ik vond dat vroeger al wel bijzonder, ook omdat het van zover terug was. En dat is nog steeds zo, ook nu ik weet hoe de VOC over lijken ging om die winst te behalen, die macht te houden.
“Als het over slavernij gaat, voelen mensen zich vaak aangesproken op hun schuldgevoel en dan klinkt het defensief van ja, maar dat hebben wij toch niet gedaan! En dat klopt.
“Ik denk altijd: ik kan er niks aan doen wat mijn voorouders hebben gedaan, maar ik ben wel verantwoordelijk voor hoe ik die geschiedenis opschrijf, hoe ik met de erfenis ervan omga en dat ik geen dingen probeer weg te stoppen. Het is heel belangrijk om te weten wat er gebeurd is en welke prijs dat heeft gehad. Het is een deel van onze geschiedenis, van hoe het land waar wij nu wonen rijk is geworden en zich sociaal en economisch ontwikkeld heeft.
“We hebben er niet niks mee te maken, maar we hebben wel lang een positief beeld van die geschiedenis voorgeschoteld gekregen. En dan is het confronterend om te zien wat de prijs daarvan was. Het is niet: het was positief voor Nederland en er zat ook een negatieve kant aan. Nee, beide zijn helemaal met elkaar vervlochten, je kunt ze niet los van elkaar zien.”
Die vervlechting blijkt ook uit jouw familiegeschiedenis: een aantal van je voorvaders zat in de slavenhandel, sommige van je voormoeders waren waarschijnlijk het slachtoffer van die slavenhandel.
“Vrij waarschijnlijk wel, al is dat moeilijk te zeggen, want van die vrouwen heb ik geen namen gevonden. Maar ik weet dat dat in die tijd met veel vrouwen gebeurde.
“Tegelijkertijd: je hebt daders en slachtoffers van wie de kinderen ook aan slavenhandel deden. Er waren Europees-Aziatische voormoeders die zelf mensen in hun bezit hadden of op de een of andere manier hun man ondersteunden bij zijn slavenhandel of daar in elk geval van geleefd en geprofiteerd hebben.
“Daarom is het goed om deze geschiedenis vanuit zo’n familieperspectief te bekijken: dat laat zien hoe ingewikkeld het is.”
Je boek is heel persoonlijk: je probeert je steeds te verplaatsen in je voormoeders, je vertelt waarom je heel lang niet naar Indonesië durfde te gaan. In de meeste historisch wetenschappelijke werken kom je dat niet tegen. Waarom koos je daarvoor?
“Dit boek past inderdaad niet in wat er cv-technisch verwacht wordt van academische publicaties en dat heeft, zo ben ik gewaarschuwd, consequenties voor mijn universitaire competitiveness. Als ik het academisch goed had gedaan, dan had ik dit boek niet geschreven.
“Maar ja, ik wilde dit boek graag schrijven. Ik vond het heel bevrijdend om voor dit boek niet vast te zitten aan het super strakke stramien van een academisch artikel, met inleiding, methodologie en conclusies enzo.
“Ik heb alles zo goed mogelijk onderbouwd, ik vertel geen dingen die niet zijn voorgekomen, hoewel sommige voormoeders niet of nauwelijks gedocumenteerd zijn. En ik zeg er expliciet bij dat alle onderzoekers een bepaalde blik hebben en hun eigen bagage meenemen.
“Tijdens mijn onderzoek zag ik steeds dingen die ik van de Indische kant van mijn familie heb meegekregen, zoals gastvrijheid, je kunnen aanpassen, bescheidenheid. Dat zijn krachten, maar in de academische wereld kunnen het valkuilen zijn. Om daar te slagen moet je hard zijn en je ellebogen kunnen gebruiken.
“Ik ben heel blij dat ik de kans heb gekregen om een aantal jaren aan de universiteit onderzoek te doen en ik vind onderwijs geven fantastisch. Maar er zaten zoveel aspecten aan die academische wereld die niet goed bij mij pasten, dat het op zeker moment de vraag was hoe verstandig het was om daar te blijven. Hoeveel wil je van jezelf veranderen om ergens in te passen?
“Al was het misschien anders geweest als ik een vaste baan had gehad. Dus misschien ooit, onder andere omstandigheden. Maar ik denk wel dat De voormoeders beter is geworden dan de wetenschappelijke artikelen die ik anders zou hebben geschreven. Al is dat aan de lezer natuurlijk.”
In je laatste hoofdstuk schrijf je over je verdriet dat je, voor zover je weet, zelf niet zwanger kunt worden en een ‘eindstation’ dreigt te worden.
“Ik geef daar veel van mezelf prijs, maar voor een publieksboek vond ik dat wel passend. Een vriendin van me zei: je neemt al die andere vrouwen onder de loep, dus het is wel zo eerlijk om ook over jezelf te schrijven.
“Die kinderloosheid, die moest erin, soms weet je dat gewoon. Weet je, een van de dingen die het lastig maakt om geen kinderen te kunnen krijgen, is dat het voor zoveel mensen moeilijk is om erover te praten, voor mij ook. Maar ik vind het niet lastig om erover te schrijven. Ik denk dat het kan helpen als we er opener over zijn.
“Daarnaast heb me vaak genoeg afgevraagd of ik met een familiegeschiedenis en het woord voormoeders vrouwen niet reduceer tot het ouderwetse idee dat ze kinderen moeten baren en alleen maar een bruggetje naar de volgende generatie zijn. Die vrouwen waren ook individuen, die je los kunt zien van hun kinderen.
“Als we het over voorvaders hebben, gaat het immers meestal over hun stevige daden en veel minder over hun vaderschap.”
Tot slot, ik denk als eerbetoon aan de onnavolgbare Indische recepten van je voormoeders voor echte spekkoek en babi pangang: je zegt dat geschiedenis schrijven is als koken. Hoe bedoel je dat?
“Er zijn mensen die heel creatief koken, maar ik ben meer een bakker, iemand die het recept graag zo precies mogelijk volgt. Dat is geschiedenis schrijven ook een beetje: je probeert zo dicht mogelijk te komen bij hoe het geweest zou zijn. Maar ja, het recept is niet compleet, want niet alles is opgeschreven, bewust of onbewust, niet alles is bewaard gebleven, ingrediënten zijn niet meer te achterhalen.
“Maar ik hoop wel dat het smaakt naar wat mijn voormoeders hun familie hebben voorgezet.”
Suze Zijlstra
Suze Zijlstra (1986) specialiseerde zich aan de Universiteit van Amsterdam en het University College Londen in de maritieme en koloniale geschiedenis van de zeventiende en achttiende eeuw. In 2015 promoveerde ze op verhoudingen tussen bevolkingsgroepen in Suriname rond 1667, toen Engeland de kolonie overdroeg aan Nederland.
Ze is medeoprichter van de bekroonde website overdemuur.org, waar historici hun werk kunnen delen met een breder publiek en deelnemen aan het maatschappelijke debat. Zijlstra was tot 2020 universitair docent maritieme geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Nu werkt ze bij Odissei, dat onderzoekers en data samenbrengt, om zo nieuw en interdisciplinair onderzoek te stimuleren.
Suze Zijlstra, De voormoeders. Een verborgen Nederlands-Indische familiegeschiedenis, Ambo | Anthos, 320 blz., € 24,99. Vanaf 7 september in de boekwinkel.
Lees ook:
Betty werd weggehaald bij haar inlandse moeder in voormalig Nederlands-Indië. ‘Wij hoorden nergens bij’.
In voormalig Nederlands-Indië werden Indische halfwezen bij hun ‘inlandse’ moeder weggehaald en in een weeshuis geplaatst. Daar kregen ze een Europese, christelijke opvoeding. Ook Betty van der Meulen kwam in een weeshuis en heeft haar moeder nooit meer terug gezien.