TerugblikHomorechten
Homo's waren een makkelijk slachtoffer voor de Amerikaanse politie. Tot de Stonewall Inn
Een inval in een homokroeg in New York, deze vrijdag precies 50 jaar geleden, werd het startsein voor de wereldwijde beweging voor homo-emancipatie. En bovendien de aanleiding voor de allereerste Pride-mars.
In 1969 waren homo’s voor politieagenten in New York een doelgroep waarmee ze eenvoudig hun arrestatiecijfers konden krikken, herinnerde inspecteur Seymour Pine zich jaren later. “Het waren makkelijke aanhoudingen, ze gaven je nooit moeilijkheden.”
Dus leek het een routine-avondje te worden, die keer dat Pine zich, als hoofd van een eenheid van de zedenpolitie, opmaakte om homokroeg Stonewall Inn binnen te vallen. Op basis van artikel 240.35 sectie 4 van het New Yorkse wetboek van strafrecht zouden mannen en vrouwen die kleding droegen, die niet bij het eigen geslacht paste, worden gearresteerd. De rest van de cliëntèle zou zich gedwee laten wegsturen.
Als ze een scène zouden schoppen, konden ze in de publiciteit komen, waarmee hun geaardheid op straat kwam te liggen. “In de jaren voor Stonewall voelden mensen de noodzaak om zich te verstoppen vanwege de precaire wettelijke positie waar ze in zaten”, herinnerde ooggetuige Randy Wicker zich in een Amerikaanse radio-documentaire uit 1989 over de rellen. “Je verloor je baan. Er was een grote vijandigheid als mensen erachter kwamen dat je homo was, ze gingen er vanuit dat je dan communist was, of een kinderverkrachter, of een van de tientallen andere stereotypes die destijds in de media werden verspreid.”
Massale protesten
“Er was geen enkele reden om te voorvoelen dat zich die avond een ongebruikelijke situatie zou voordoen”, aldus Pine in diezelfde documentaire.
Het was het einde van de jaren zestig, bepaald geen tijdperk waarin de meeste Amerikanen zich onderdanig een onrechtvaardige politiebehandeling ten deel lieten vallen. Er waren massale protesten tegen de oorlog in Vietnam, de vrouwenbeweging begon op stoom te komen, Afro-Amerikanen eisten met de ‘black power’-kreet gelijkwaardigheid op.
Terwijl alle andere tegenculturen van de jaren zestig zich steeds vrijer vochten, leek homoseksualiteit alleen maar verder in het verdomhoekje te raken. In de jaren zestig werden overal in de Verenigde Staten de wetten tegen ‘sodomie’ aangescherpt – in slechts één Amerikaanse staat, Illinois, was geslachtsgemeenschap tussen personen van hetzelfde geslacht níet verboden.
Behandeling met elektrische schokken
Zulke wetten steunden op ‘wetenschappelijke’ inzichten: tot in de jaren zeventig beschouwde de Amerikaanse beroepsvereniging van psychiaters homoseksualiteit als een psychische stoornis. ‘Behandeling’ gebeurde onder meer met elektrische schokken. En met brede maatschappelijke instemming. Ook in een vooruitstrevende stad als New York; als het niet de politie was die invallen deed, dan waren het wel groepen buurtbewoners die op jacht gingen naar homoseksuelen.
Die context maakte het lastiger voor de homobeweging om in de jaren zestig gelijke rechten voor zichzelf op te eisen, het was namelijk de homoseksualiteit zelf die als crimineel gold. Zichtbaarheid hield een risico in – van arrestatie, gedwongen opname.
Werd er dan helemaal niet geprotesteerd? Jawel, maar op een manier die voor veel homo’s onecht aanvoelde. In Philadelphia werd jaarlijks een beschaafde demonstratie georganiseerd door de Mattachine Society, een van de oudste belangenverenigingen voor homoseksuelen in de VS. Het doel van die demonstratie leek vooral zo weinig mogelijk aanstoot geven om de rest van de maatschappij ervan te overtuigen dat homoseksuelen ook maar gewone mensen zijn.
Zo herinnerde ooggetuige Martha Shelley het zich later, in een interview met de BBC. “Ik ging naar Philadelphia. Vrouwen moesten jurken dragen. Ik haatte het uit de grond van mijn hart. We liepen rond met onze bordjes en toeristen aten ijsjes en bekeken ons alsof we dieren uit de dierentuin waren. Ik dacht: dit ben ik niet, dit is nep.”
De enige plek waar je als homo destijds kon experimenteren met het uitdragen van een eigen identiteit, was de schimmige homohoreca, die bestond in een wettelijke schemerzone. In New York werden bijna alle zaken gerund door de maffia. Die zag er wel brood in, ook al omdat ze er de drank konden aanlengen zonder kans op protest van de klanten – die waren allang blij dat ze ergens terechtkonden. Een van de bekendste kroegen was de Stonewall Inn, die zich met een dansvloer onderscheidde van andere kroegen.
Daar stond in de vroege ochtend van 28 juli een politie-eenheid onder leiding van Seymour Pine voor de deur, en die begon mensen te arresteren. Maar, merkte Pine al snel: “Op de een of andere manier liep het niet zoals gebruikelijk. Terwijl we de arrestanten naar buiten voerden, verzetten ze zich.”
Wat precies de lont in het kruitvat was, daar zijn de ooggetuigen het in de afgelopen vijftig jaar niet over eens geworden. Feit is dat sommige arrestanten zich wisten te ontworstelen aan de politie, dat de mensen die naar buiten werden gejaagd, zich niet braaf verspreidden, maar op de stoep bleven staan, en dat de meute steeds verder toenam en dingen begon te gooien naar de politie. Die zag zich genoodzaakt zich terug te trekken in de inmiddels lege Stonewall Inn, en raakte bevangen door angst toen buiten een parkeermeter uit de stoep werd gesloopt, die vervolgens als stormram werd ingezet om de kroeg terug te veroveren.
Geest uit de fles
De ingesloten agenten werden net op tijd ontzet door hulptroepen, maar de geest was uit de fles. De ongeregeldheden zouden nog dagenlang aanhouden. Op de tweede avond klonk zelfs de slogan ‘Gay power!’. Anno 2019 klinkt dat misschien als een dertien-in-een-dozijnleus voor demonstranten, maar veel ooggetuigen herinneren zich levendig hoe subversief het destijds aanvoelde om die woorden te scanderen. Omdat ze voor het eerst in de openbare ruimte voor hun geaardheid durfden uit te komen. En ook omdat de slogan ‘gay power’, als variatie op het ‘black power’ van de zwarte burgerrechtenbeweging, een radicale connotatie had: voor het eerst eisten homoseksuelen op eigen voorwaarden hun plaats in de maatschappij op.
Daarna was er geen weg meer terug. “Na Stonewall was alles anders”, herinnerde Martha Shelley zich tegenover The Guardian. Ze was er de eerste avond langsgekomen, en slaat zich nog steeds voor het hoofd dat ze toen niet doorhad welke historische verandering zich voltrok: ze ging ervanuit dat het wel weer een demonstratie tegen de oorlog zou zijn. De tweede avond was ze wel present. “We vroegen niet langer om alsjeblieft, alsjeblieft net als de rest van de Amerikanen te mogen zijn. Nee, loop naar de hel! We nemen, we eisen, gaan niet meer op onze knieën smeken.”
Eerste Pride-mars
En dus was ze een van de initiatiefnemers van een demonstratie: die vond plaats op 27 juli 1969, een maand na de ongeregeldheden. Er kwamen vijfhonderd mensen opdagen. Het was een voorproefje van de eerste Pride-mars, die precies een jaar na de inval in de Stonewall Inn in New York werd georganiseerd, en die de blauwdruk werd voor de duizenden Pride-evenementen die tegenwoordig over de hele wereld worden georganiseerd.
Ook inspecteur Seymour Pine merkte dat er na Stonewall iets voorgoed was veranderd. “Ze hadden een nieuw soort moed opgedaan. En het was alsof het ze niet meer uitmaakte of hun identiteit bekend werd. Ineens hadden we met echte mensen te maken.”
Dat zette Pine aan het denken over zijn eigen vooroordelen over homoseksuelen. In 2004, een paar jaar voor zijn dood, bood hij zijn excuses aan voor de rol die hij eind jaren zestig had gespeeld. “Als wat ik gedaan heb, uiteindelijk homo’s heeft geholpen, dan ben ik blij.”
Lees ook:
Lesbische vrouwen: een voortrekkersgroep die vaak onderbelicht blijft
Lesbische vrouwen komen minder in beeld dan homomannen en dan ook nog op een stereotiepe wijze. Gelukkig zijn er vrouwelijke helden die dat beeld bijstellen, schrijft Renée Römkens.