null Beeld Mart Veldhuis
Beeld Mart Veldhuis

Trouw 80 jaarEssay

Hoe Trouw als protestantse krant de ontzuiling overleefde

Trouw bestaat tachtig jaar. Met name tijdens de ontzuiling maakte de krant een lastige periode door. Hoe moest het protestantse Trouw, met ideologische wortels die tot diep in de geschiedenis reikten, zich verhouden tot de nieuwe tijd?

Hans Goslinga

Door zijn hoge stemgeluid kwam de klacht, half een beschuldiging, van oud-Kamervoorzitter Dick Dolman nog wat harder aan. ‘De kranten gaan steeds meer op elkaar lijken. Het wordt één pot nat’, wierp hij me voor de voeten, ergens eind jaren negentig in een Haagse wandelgang. Beduusd hield ik me enigszins op de vlakte, maar hoewel hij al een tijdje weg was uit de Tweede Kamer, kwam de politieke vechtjas pijlsnel in hem boven: “Wanneer heb jij voor het laatst Abraham Kuyper of Groen van Prinsterer geciteerd? Ik zie die namen zelden in je krant.”

De nieuwe tijd

Het was een schot in de roos, dat wil zeggen de meest gevoelige plek van Trouw in de jaren van ontzuiling, het sterven van oude vormen en gedachten dat zich in de jaren zestig had ingezet. Dit proces zorgde in veel opzichten voor een bevrijding, zich de eerste jaren uitend in een progressief levensgevoel dat taboes en grenzen wegvaagde, maar het bracht ook verwarring en problemen mee. Hoe moest een protestantse krant, met ideologische wortels die tot diep in de geschiedenis reikten, zich verhouden tot de nieuwe tijd, die zich voordeed als post-christelijk?

Die vraag werd nog wat klemmender doordat het aantal babyboomers op de redactie snel groeide. Toenmalig hoofdredacteur Jenze Tamminga reageerde in 1978 aanvankelijk afwijzend op mijn sollicitatie, omdat hij in mij ‘een type Jan Wolkers’ en een godloochenaar meende te zien. Dat was niet onbegrijpelijk. In dezelfde tijd kreeg een langharige verslaggever van de krant, die bij een autoriteit op de stoep stond voor een afgesproken interview, van diens vrouw te horen: “Sorry meneer, nu even niet. We verwachten elk moment een journalist van Trouw.”

De positionering van de krant op dit breukvlak in de tijd was niet alleen een ideologisch, maar ook een existentieel probleem. Oudere lezers, opgevoed met de leer van de Heidelbergse catechismus dat de mens ‘onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad’ is, liepen bij bosjes weg. In de jaren zeventig kelderde de oplage zo snel dat de ondergang nabij kwam.

Het definitieve einde van de ‘vrolijke jaren’

De schrijvers Joost Zwagerman en Max Pam bezongen de jaren zestig in 2004 als ‘die goeie ouwe tijd’. Zij markeerden de moordaanslag van een geradicaliseerde moslim op hun vriend, de grenzeloze Theo van Gogh, als het definitieve einde van die ‘vrolijke jaren’. Dat waren ze zeker voor de winnaars, die de geschiedenis schreven, niet voor de verliezers van de revolutie. ‘Voor hen hebben we nauwelijks oog gehad’, schreef de socioloog Jacques van Doorn me, nadat ik een column had gewijd aan die kant van de cultuurbreuk. Hij rekende zich dat aan.

De oudere generaties, die de crisis, de bezetting en de karige wederopbouwperiode hadden meegemaakt, zagen destijds alles wat hun heilig en dierbaar was in de hoek van kleinburgerlijk, preuts en politiek fout geveegd – hun God, hun kerk, hun manier van opvoeden, hun streven naar materiële verbetering, hun bevrijders, de Amerikanen.

Trouw leek als ‘dat christelijke blaadje’ hetzelfde lot beschoren als de verliezers van de revolutie. In oktober 1967 schokte de VPRO de natie door in het satirische programma Hoepla van Wim T. Schippers voor het eerst een naakte vrouw op de televisie te brengen. De vrouw, het 21-jarige fotomodel Phil Bloom, zat in een stoel met een uitgevouwen editie van Trouw in haar handen, die ze op gegeven ogenblik liet zakken, waarna ze ongeveer dertig seconden naakt, met gekruiste benen, in beeld bleef. Zelden is zo symbolisch en in zo’n korte tijd een cultuurbreuk in beeld gebracht.

De geschiedenis was in de jaren zestig begonnen

De revolutie brak oude muren af, zoals de ongelijkheid tussen man en vrouw, maar trok ook een nieuwe onzichtbare muur op, die niet alleen generaties scheidde, maar ook de voorgeschiedenis aan het oog onttrok. De politicoloog Hans Daalder, de biograaf van Willem Drees, constateerde later meewarig dat de naoorlogse generatie deed alsof de geschiedenis in de jaren zestig was begonnen. Alles van vroeger was onbeduidend, te beginnen met de jaren vijftig, die niet meer verlichting brachten dan het schijnsel van het waxinelichtje onder moeders theepot.

null Beeld Mart Veldhuis
Beeld Mart Veldhuis

Trouw stond in dit beperkte blikveld model voor de vermeende kneuterigheid en preutsheid van die jaren. Net als de kerk en het geloof werd de krant bekeken in het perspectief van de ondergang. Zo vreemd was dat niet, want de kerken liepen leeg, de katholieke KVP en de hervormde CHU verloren tussen 1963 en 1972 de helft van hun kiezers. Alleen de ARP bleef door de sterkere bindingskracht van de gereformeerde zuil in de storm overeind, Trouw kon blijven bestaan dankzij financiële steun van de overheid en een helpende hand van Het Parool en de Volkskrant, die al waren samengegaan.

Na de culturele revolutie deed zich bij Trouw de paradox voor dat de gereformeerde hoofdredacteuren Tamminga en Jan Greven wat besmuikt en met een omhaal van woorden reageerden op de vraag of Trouw een christelijke krant was, terwijl hun ongelovige opvolgers Frits van Exter en Willem Schoonen de krant zonder reserve ‘christelijk’ noemden. Het bleef tobben en balanceren. Cees van der Laan, de huidige hoofdredacteur, beantwoordt de vraag, nu zo: ‘Ik noem Trouw een kwaliteitskrant, die haar inspiratie ontleent aan de oorspronkelijke christelijke waarden, die je ook humanistisch kunt invullen’. Je proeft toch nog altijd enig ongemak met het etiket ‘christelijk’, zonder twijfel ook vanwege de pretentie die het meevoert.

Andersdenkenden de hand reiken

In dat perspectief was de aansporing van Dolman om naar de oude bronnen terug te keren een gelukkige. Hij noemde niet voor niets Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876) en Abraham Kuyper (1837-1920). Dat waren de mannen die de protestantse traditie in de Nederlandse politiek inhoud en vorm gaven, als ook een strijdbare houding. Met hun exercities over gezag en vrijheid, de verhouding tussen kerk, staat en samenleving kun je nog steeds uit de voeten en zonodig de kinderen van de Franse Revolutie, de liberalen en socialisten, tackelen in de strijd om wat de ware vrijheid is.

Groen nam het als politicus op tegen ‘de geest der eeuw’, die door het ‘ni Dieu, ni maître’ van de Franse Revolutie seculier was gekleurd. Hij was de eerste anti-revolutionair met zijn leus ‘Tegen de revolutie het Evangelie’ en legde met zijn strijd voor bijzonder onderwijs de basis voor het politieke driestromenland, dat ons bestel onderscheidde van de landen waar zich een tweedeling tussen conservatief en progressief ontwikkelde.

Groen stond een christelijke natie voor, maar hij verdedigde ook de verscheidenheid. Zijn adagium ‘In ons isolement ligt onze kracht’, moest worden verstaan als een oproep politiek te bedrijven vanuit de eigen overtuiging. Het was geen ‘aansporing tot politieke kluizenarij’, zei hij zelf. Groen reikte aan andersdenkenden de hand, als hij er niet aan twijfelde dat zij streefden naar wat ‘goed en waar’ was.

Een scheiding der geesten op de redactie

Kuyper werkte dit gedachtegoed verder uit, met de gewetensvrijheid als de poolster in het ideologische firmament, in zijn ogen ‘de diepste van alle menselijke vrijheden’. De overheid moest die ethische kracht van het menselijk wezen onaangetast laten. ‘Een natie van burgers met geknakte gewetens is zelf geknakt in haar nationale veerkracht’. Deze visie staat ver af van het beeld van geestelijke dwingelandij waarmee de winnaars van de jaren-zestigrevolutie het calvinisme en zijn erfgenamen gemakzuchtig associeerden en waarmee liberalen een eeuw eerder de strijd tegen apart christelijk onderwijs aanbonden.

De notie van verscheidenheid en gewetensvrijheid als fundament van onze democratie heeft bij Trouw zwaar onder druk gestaan na de aanslagen van radicale moslims in de VS in 2001 en de moord op Theo van Gogh in 2004. Op de redactie veroorzaakten deze dramatische gebeurtenissen, net als in de politiek, een scheiding der geesten over de vraag hoe tolerant je moest zijn tegenover de islam. Veel dwingender nog dan Dolmans klacht bepaalde deze strijd de krant bij haar geboortepapieren en de protestantse traditie. Het heeft maar weinig gescheeld of Trouw was uit dat spoor gelopen.

null Beeld Mart Veldhuis
Beeld Mart Veldhuis

De drijfveer van de oprichters van Trouw in 1943 als illegale verzetskrant werd rechtstreeks aan Groen van Prinsterer ontleend. De eerste hoofdredacteur, Sieuwert Bruins Slot, vertelde in 1968 dat hij dankzij Groens visie al voor de oorlog het duivelse karakter van het nazisme doorgrondde: “De systematische omkering van de ordeningen Gods, de rasvergoding, het doelbewuste liegen, de bewuste uitschakeling van het geweten, de geweldsverheerlijking, de vergoddelijking van het slechte. Toen wist je wel: nou komt echt de duivel.”

‘De mensen moesten wakker worden gemaakt’

Met een beroep op Groen trok het verzet tijdens de bezetting gereformeerden over de streep die zich afvroegen of ze aan de Duitse bezetter ongehoorzaam mochten zijn. Stond er in het Bijbelboek Romeinen niet dat ‘alle macht van God is gegeven’? Groen onderschreef dat, maar je hoefde niet te gehoorzamen aan een moorddadige booswicht of ‘de gekroonde rover die zojuist de wettige vorst heeft verjaagd’. Deze notie ging terug tot de kerkhervormer Calvijn, die al het recht van burgers erkende om in opstand te komen tegen een vorst die het welzijn van het volk niet diende. Hierin vonden de Opstand en de Amerikaanse revolutie hun oorsprong. Zij werden gedreven door de vrijheid van religie in plaats van bevrijding van religie, zoals de Franse revolutie en ten dele ook de revolutie van de jaren zestig.

Een aantal van de karaktertrekken die Bruins Slot in het nazisme zag, komen pijnlijk actueel voor en maken het de krant gemakkelijker haar positie te bepalen, nu de democratie opnieuw gevaar loopt. Het doel van de illegale verzetskrant, door de Duitse bezetter aangeduid als ‘een ophitsend geschrift’, was volgens Bruins Slot zonneklaar: “De mof moest eruit.” Dat was de hoofdzaak. “De mensen moesten wakker worden gemaakt en tot verzet worden opgeroepen.”

De standvastigheid bracht de krant niet altijd aan de goede kant van de geschiedenis. De nogal wrange ironie is dat Trouw zich na de oorlog, net als tijdens de bezetting met Groen in de hand, tegen de strijd van Soekarno voor onafhankelijkheid van Indonesië keerde. Het ophitsend geschrift uit de bezettingstijd stond nu ineens pal voor het koloniale gezag en vond de koers van het eerste kabinet-Drees ondanks de ‘politionele acties’ nog te slap. Pas in 1961 maakte Bruins Slot zijn befaamde ommezwaai.

De kwestie over de overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië bracht hem tot het besef dat de koloniale tijd en daarmee de blanke suprematie voorbij was en dat Nederland zich moest verhouden tot een nieuwe, meer geschakeerde wereld. Onder leiding van Bruins Slot keerde Trouw zich kort nadien als een van de eerste kranten in ons land tegen de apartheid in Zuid-Afrika en de Vietnam-oorlog van de Amerikanen. Het kostte de krant veel lezers, maar achteraf bleken het, in weerwil van het beeld dat Phil Bloom de huiskamer binnenvoerde, vroege doorbraken naar andere tijden. “Niet doen”, zei een oudere journalist, toen ik 45 jaar geleden solliciteerde bij Trouw. “Over een jaar is die krant weg.” Komende maandag bereikt Trouw, springlevend, de leeftijd der sterken.

Lees ook:
Wie is de Trouwlezer?

Bestaat de typische Trouwlezer? Drie (ex)-chefs van de opinieredactie geven antwoord. ‘Trouwlezers tonen begrip voor mensen die zich gekwetst voelen door zoiets als zwarte piet of door zo’n woord als blank.’

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden