Krijgt België vandaag eindelijk een kandidaat-premier of loopt het weer mis? Waarom lukt het zelfs in tijden van een pandemie haast niet om een akkoord te sluiten?
Weer ging de stekker eruit. Nadat partijleider Georges-Louis Bouchez van de Franstalige liberalen in het laatste onderhandelingsweekend drie kwartier te laat kwam en in de tussentijd ook nog zijn aanstaande coalitiepartners schoffeerde in een giftig interview, had pre-formateur Conner Rousseau er genoeg van. De voorzitter van de Vlaamse socialisten (sp.a) wilde niet meer in zee met de liberale MR.
Elf informateurs, preformateurs en koninklijk opdrachthouders (de namen werden steeds creatiever) beten hun tanden al stuk op de Belgische regeringsvorming. Vorige week maandag reed ook de Vivaldi-coalitie van socialisten, liberalen, groenen en Vlaamse christen-democraten – vernoemd naar de vier jaargetijden – zich vast en moesten preformateurs Egbert Lachaert (de twaalfde) en Conner Rousseau (dertiende) met lege handen naar de koning.
Zestien maanden na de verkiezingen lijkt België keihard op nieuwe verkiezingen af te stevenen. Na maanden vruchteloos kwartetten met mogelijke coalities waren nu zelfs de eerste serieuze regeringsonderhandelingen mislukt. Na een appèl van koning Filip verklaarde een vloekende Rousseau dat hij zijn best zou doen om het ‘onmogelijke mogelijk te maken’. Maar van harte leek het niet te gaan. Woensdag bleken de heethoofden in ieder geval gekalmeerd en gingen de regeringsonderhandelingen verder. Koning Filip stelde twee formateurs aan; die moeten hem vandaag vertellen wie van beiden premier wordt. Of dat lukt, is afwachten, want er moeten nog veel meer knopen worden doorgehakt.
Een regering in België is als water in een woestijn: zeldzaam, en je moet er heel goed naar zoeken. Het land staat bekend om zijn formatierecord van 541 dagen in 2010-2011, dat half november kan worden verbroken. Belgen zijn dan ook geneigd om op te merken dat het land gewoon doordraait; er komt nog steeds water uit de kraan.
Maar voor de elektriciteit uit het stopcontact ligt dat al anders. Door politiek uitstelgedrag kampt het land met een energiebevoorradingsprobleem ter grootte van zeven verouderde kernreactoren en zit men iedere winter met toegeknepen billen af te wachten of er geen stroomtekort ontstaat door mankementen in Tihange of Doel. Daarbovenop grijpt de corona-epidemie opnieuw snel om zich heen en is het begrotingstekort opgelopen tot 53 miljard.
Zelfs corona kon het tij niet keren
Hoe kan het dat zelfs in een diepe crisis individuele politici de regeringsonderhandelingen kunnen opblazen? Gaf corona hun niet de perfecte aanleiding om de strijdbijl te begraven en een crisisakkoord te sluiten?
“België kampt met dezelfde fenomenen als veel West-Europese democratieën”, zegt Dave Sinardet, hoogleraar politicologie aan de Nederlandstalige Vrije Universiteit Brussel en de Franstalige Université Saint-Louis - Bruxelles. “Overal versnippert het politieke landschap, kalven de traditionele partijen af en winnen radicale anti-establishment partijen terrein.”
Bij de Belgische verkiezingen van mei 2019 maakte het radicaal-rechtse Vlaams Belang een comeback en werd de tweede partij van Vlaanderen, na het eveneens behoorlijk rechtse Vlaams-nationalistische N-VA. In Wallonië wonnen juist de groenen van Ecolo en de extreem-linkse PTB. De traditionele partijen verloren stuk voor stuk. “In het Belgisch parlement zijn 30 van de 150 zetels onbruikbaar. Die andere 120 moeten dus een meerderheid vinden. Door de versnippering zijn daar nu zeven partijen voor nodig.”
Sinardet wijst erop dat de formatieonderhandelingen in Nederland en Duitsland de laatste keer ook ongebruikelijk lang duurden. “Maar waar andere landen creatieve oplossingen bedenken of onnatuurlijke coalities uitproberen – neem Oostenrijk waar rechts-conservatieven en groenen samenwerken – ontbreekt in België de durf en wil.”
Toch is het niet alleen de groei van de politieke uitersten die vooruitgang in de weg staat, stelt hoogleraar politieke en cultuurgeschiedenis Marnix Beyen. “De diepe verdeeldheid tussen politieke partijen zit ingebakken in de Belgische politieke cultuur”, meent Beyen, die onderzoek doet naar de parlementaire culturen van West-Europa aan de Universiteit Antwerpen. “De wortels van deze problemen lagen al besloten in de ontstaansgeschiedenis van België.”
Harde conflicten zijn onderdeel van de Belgische politieke cultuur
Tot het eind van de achttiende eeuw ontwikkelden de Lage Landen een vergelijkbare politieke cultuur, legt hij uit. Maar in de negentiende en twintigste eeuw, toen België en Nederland twee aparte landen werden, veranderde dat. “Terwijl zich in Nederland een middelpuntzoekende politieke cultuur ontwikkelde, ontstond in België een middelpuntvliedende politieke cultuur.”
Zowel België als Nederland had te maken met religieuze en levensbeschouwelijke verschillen. Maar waar men in Nederland over de zuilen heen consensus zocht en ‘soevereiniteit in eigen kring’ garandeerde – het poldermodel – komen in België politieke tegenstellingen juist centraler te staan, zegt Beyen.
Daarmee doelt hij niet simpelweg op het verschil tussen Vlamingen en Walen en de taalkwestie die België splijt. De problemen liggen dieper, in de politieke en levensbeschouwelijke voorkeuren: “Bij de oprichting van België ontstaat een fundamenteel conflict tussen vrijzinnigen en katholieken, die hun idee over wat een staat is willen opdringen aan de ander en de macht willen overnemen”.
De kiem voor die tegenstellingen ligt in het belang dat de inwoners van het nieuwe land België in 1830 hechten aan het begrip ‘volkssoevereiniteit’. Na decennia speelbal te zijn geweest van andere mogendheden – Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (Willem I) – breekt in september 1830 de Belgische revolutie uit met als motto ‘Vrijheid in alles en voor allen’. De macht moest bij het volk terechtkomen.
“Op dat moment groeit een sterk nationaal enthousiasme, gedragen door argwaan tegen de staat. De staat wordt gezien als onderdrukker. De revolutie is een anti-etatistische revolutie. Dat zie je terug in de Grondwet: het begrip volkssoevereiniteit krijgt daarin een centrale rol, de staat mag niet te sterk zijn. Juist in het enthousiasme waarmee de nieuwe staat België wordt gecreëerd, zit de kiem van de ontwrichting van die staat.”
Het ontbreekt aan sterk staatsgezag
Cruciaal is volgens Beyen dat in België een hogere macht ontbreekt ‘die als arbiter functioneert’, zoals het Nederlandse koningshuis. “In Nederland schaarde de protestantse minderheid zich rond het koningshuis. De Oranjevorst werd de verzinnebeelding van het vaderland en het gezag. Het is ook veelzeggend dat in jullie Grondwet van 1848 het woord volkssoevereiniteit ontbreekt. In België wordt in 1831 wel een koninklijke familie geïmporteerd, maar rond hen hangt niet de aura van een eeuwenoude verbondenheid met het land, zoals dat in Nederland wordt gemythologiseerd.”
Door het ontbreken van een sterk staatsgezag gaan in België verschillende partijen aan de haal met het begrip vrijheid, zegt Beyen. “Volgens de confessionelen betekende het ‘de vrijheid van een intrinsiek katholiek volk’ om oude religieuze tradities te onderhouden, terwijl de liberalen vrijheid definieerden op basis van het individu. Dat is niet zomaar een meningsverschil, die ideeën staan haaks op elkaar: is België een katholiek land of is er een scheiding tussen kerk en staat?”
Daar ontstaan de diepe tegenstellingen tussen politieke partijen, die vandaag nog altijd opspelen, zegt Beyen. “Er ontstaat een politiek opbod: wie is de beste hoeder van de volkssoevereiniteit? Iedere politieke discussie ontaardde in de beschuldiging dat de ander de waarden van de democratie verguisde.”
De Belgische politiek wordt bepaald door mannetjesputters
Het ontbreken van een sterke staat verklaart volgens hem ook waarom politieke partijen nog altijd buitenproportioneel veel macht hebben in België. “De partijvoorzitters zijn machtiger dan de premier. Maar niet alleen de partijen, ook de vakbonden en de katholieke kerk zijn heel machtig geworden.”
Waar in Nederland na de verkiezingen lijsttrekkers vooral actief zijn in de onderhandelingen, zijn dat in België de partijvoorzitters. Zo is het niet demissionair premier Sophie Wilmès die namens de liberalen de onderhandelingen leidt voor de Franstalige liberalen, maar de pas verkozen partijvoorzitter Bouchez.
Het was de eigenzinnige Bouchez die vorige week zijn toekomstige coalitiepartners zo tegen zich in het harnas joeg dat de Vlaamse socialisten de stekker uit de onderhandelingen trok. “De figuur van Bouchez is de belichaming van het probleem van de machtige partijvoorzitters. Hij gaat duidelijk voor het partijbelang en wil boven zijn gewicht spelen”, zegt Beyen. “Maar hij is niet de enige. De N-VA heeft Bart De Wever, de PS Paul Magnette en de sp.a de jonge Conner Rousseau. Allemaal mannetjesputters. De Belgische politiek is nu in heel hoge mate een hanengevecht. Zonder te willen essentialiseren denk ik dat als dit mislukt toch eens een vrouw de leiding moet krijgen in de zoektocht naar verbinding.”
Bemoeilijkende factor is dat ze allemaal nogal onervaren zijn, zegt politicoloog Dave Sinardet. Bijna allemaal werden ze pas na de verkiezingen partijleider en zijn ze nog nooit minister geweest. “Daarbij kampen ze vrijwel allemaal met een identiteitscrisis omdat ze zwaar verloren hebben bij de verkiezingen.
Op de lange termijn zorgen die hanengevechten voor de ondergang van de traditionele partijen, zegt Sinardet. “De tragische paradox is dat elke partij de publieke opinie aan haar kant probeert te krijgen voor 1 of 2 procent meer stemmen, maar door die focus ondermijnen ze het vertrouwen van de kiezer.”
De sterke particratie en de reflex om iedere discussie te politiseren verklaart volgens historicus Beyen ook waarom zelfs de corona-epidemie en de lockdown in maart niet leidden tot een doorbraak in de regeringsvorming. “In België bestaat de res publica (publieke zaak, red.) niet. De term landsbelang ligt moeilijk, doorgaans wordt het partijbelang zwaarder ingeschat.”
Zo werd er in maart wel vergaderd over een noodregering van nationale eenheid, uiteindelijk draaide het uit op een variant waarbij de demissionaire minderheid voor enkele maanden gedoogsteun kreeg van een deel van de oppositie. Beyen: “Er was geen enkele partij die op het idee kwam om de eigen visie opzij te zetten om een regering van nationale eenheid te vormen en de crisis te bestrijden. Het ging meteen weer over ideologische tegenstellingen en persoonlijke verhoudingen.”
Discussies blijven maandenlang spelen
Het toont dat de regeringsvorming in België veel moeilijker is dan het overbruggen van de verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië, zegt Beyen. Ideologische verschillen lijken ook nu moeilijker te overbruggen dan de taalgrens.
Een treffend voorbeeld is de discussie over een verruiming van de Belgische abortuswet (van twaalf naar achttien weken) die al maandenlang opspeelt. Volgens de liberalen een noodzakelijke wijziging, voor de christen-democraten onbespreekbaar. Zij weigeren in een regering te stappen zonder veto op die versoepeling. “Dat die discussie zo op de voorgrond speelt terwijl we midden in een enorme crisis zitten, laat zien hoe diep die kernwaarden zijn verankerd. Daar speelt het conflict van 1830 weer op. Destijds sprak men al van ‘het monsterverbond’ tussen bijna onverzoenbare groepen.”
Vlaams-nationalisten grijpen het gebrek aan res publica vaak aan om te pleiten voor de splitsing van België. Zij stellen dat België op het scharnierpunt van twee verschillende talen en culturen ligt en daarom niet functioneert. Maar zo eenvoudig is het niet, zegt Beyen. “In de huidige onderhandelingen zie je dat politieke families van beide kanten van de taalgrens samen optrekken en dat juist de ideologische verschillen tussen Vlaamse liberalen en Vlaamse christen-democraten opspelen, maar ook tussen de Waalse socialisten en liberalen.”
België als ‘moeilijk land’ is ook een geval van framing, zegt Sinardet. “Partijen legitimeren daarmee dat zij de onderhandelingen langer laten aanslepen. Ze gebruiken het als excuus om de poot stijf te houden op bepaalde thema’s. En met twee aparte kiesstelsels en parallelle publieke debatten is het makkelijk om de andere kant van de taalgrens de schuld te geven, politici hoeven maar aan één landsdeel verantwoording af te leggen.”
Als de zeven partijen er vandaag uitkomen en een premier voordragen is daarom geenszins gezegd dat de nieuwe Vivaldi-regering de grote knopen rond de begroting, kerncentrales en gezondheidszorg zal ontwarren of doorhakken.
Sinardet: “Er zijn nog heel wat struikelblokken. Naast de inhoudelijke knopen blijft het onderling vertrouwen een zwak punt, terwijl vertrouwen cruciaal is voor een stabiele regering en langetermijn