InterviewGershwin Bonevacia
Dichter Gershwin Bonevacia: ‘Vroeger werd ik gepest om mijn dyslexie, inmiddels is het mijn superkracht’
In zijn nieuwe dichtbundel spreekt Gershwin Bonevacia met zijn vroegere ik: het tienjarige jongetje Gush, getekend door armoede, racisme en dyslexie. ‘Maar hij was niet bang. Daardoor heeft hij het mentaal overleefd.’
Het contrast kon haast niet groter. Zijn nieuwe dichtbundel gaat over de armoede en ellende uit zijn jeugd. Maar moet je Gershwin Bonevacia nú zien. In verfijnde kledij en met trotse tred paradeert hij over het dakterras – met zwembad – van het luxueuze Soho House Amsterdam, op een steenworp afstand van de Dam. Als ambassadeur van deze privéclub voor creatievelingen is hij kind aan huis in het weelderige art decopand.
Boven een kop muntthee met honing bevestigt Bonevacia (28) dat het uitstekend met hem gaat. “Ik hoef niet meer in de Starbucks te zitten, ik klap nu híer mijn laptop open”, zegt hij met een brede glimlach. Aan erkenning ontbreekt het hem ook niet meer. Sinds tweeënhalf jaar is hij stadsdichter van Amsterdam. In Das Mag heeft hij een vaste uitgever gevonden, hij treedt overal op als spokenwordartiest en in september verschijnt zijn vertaling van het kinderboek Change Sings van zijn beroemde Amerikaanse collega Amanda Gorman.
Maar toch, je verleden schud je niet van je af. Het zit in je. Vroeg of laat kom je het ergens tegen, of je nou wil of niet.
Op zoek naar het jongetje van vroeger
Bij Bonevacia gebeurde het een paar jaar geleden. Toen stuitte hij bij toeval op een oude foto van zichzelf. Hij tovert het beeld tevoorschijn op zijn mobiele telefoon. Een ingetogen jongetje van elf jaar blikt gelaten in de camera. Om zijn nek hangt een gouden schakelketting, zijn vingers maken het V-gebaar en op zijn zwarte T-shirt en dito hoofdband staat het logo van de honkbalclub New York Yankees. “Ik herkende heel weinig van die jongen”, zegt Bonevacia bedrukt. “Ik voelde geen verbinding. Ik dacht zelfs bijna: wie ís dat? Wat gaat er in vredesnaam in hem om?”
Het doet uiteraard pijn als je zo bent afgedreven van wie je ooit was. Maar de nieuwsgierigheid won. Bonevacia ging op zoek naar dat jongetje van vroeger, via gesprekken met zijn ouders, leerkrachten en anderen die hem als kind hadden gekend. Terug naar Gush, zoals zijn koosnaam destijds luidde – een afkorting van Gershwin.
De zoektocht heeft geresulteerd in Bonevacia’s tweede bundel Toen ik klein was, was ik niet bang (30 augustus). “Deze is veel persoonlijker dan mijn eerste”, zegt hij. “Kwetsbaar en dichtbij.” Ook vormtechnisch is het een vernieuwing. “Ik wilde me transformeren van een spokenwordartiest naar een dichter van geschreven poëzie. Daarom ben ik veel andere dichters gaan lezen en heb ik mijn gedichten heel vaak heen en weer gestuurd naar de uitgever. Tegelijk wilde ik mijn eigen stijl behouden: eenvoudig maar niet simplistisch, vanuit de urban cultuur. Het was een lastige reis, maar ook een mooie.”
Veel vrienden begonnen rond hun elfde met criminaliteit
Vooral de inhoudelijke zoektocht was spannend. In de gedichten treedt Bonevacia in dialoog met zijn tienjarige ik. Het jongetje was toen net met zijn ouders verhuisd van Curaçao naar Rotterdam-Zuid. In eenvoudige taal haalt de dichter herinneringen op aan zijn schooljaren, de buurt en zijn familie.
De beschreven scènes zijn soms grappig, bijvoorbeeld wanneer alle leerlingen tijdens het kerstdiner op de witte basisschool appelmoes, poffertjes en snert meenemen en Gush als enige komt aanzetten met banana hasa, kabritu stoba en pandushi. Maar de bundel gaat vooral over een gebroken gezin, over de last van anders zijn, over uitsluiting en vernedering.
“Ik ben best onveilig opgegroeid”, licht Bonevacia toe. “Ik had weinig houvast met een alleenstaande, laaggeschoolde moeder en een vader die niet bij ons woonde. Er waren thuis veel taboes, bijvoorbeeld over armoede. Als de elektriciteit was afgesloten, moest je dat uit schaamte verborgen houden. In de buurt trok ik op met jongens die qua sociale klasse en huidskleur op mij leken. Rond hun elfde begonnen veel vrienden met criminaliteit. Negen op de tien jongens zijn daardoor beschadigd geraakt. Sommigen zijn zelfs vermoord.”
Het geluk van een welgestelde vader
De criminele ontsporing was meestal het gevolg van armoede, schetst Bonevacia in zijn poëzie. Hij licht toe: “Iedereen gaat op schoolreisje, maar jij kan niet mee omdat honderd euro te veel is. Of de contributie van voetbal is niet betaald. Dat is zo pijnlijk. Op een gegeven moment ga je dat geld dan zelf regelen. De jongens die de verkeerde kant op gingen, hadden met de juiste support ook kunnen worden wat ik nu ben. In plaats daarvan raakten ze betrokken bij steekpartijen. Ze liepen ‘geladen’ rond en werden roekeloos.”
Bonevacia’s geluk was dat hij een welgestelde vader had: een academicus met een goede baan bij de reclassering. Die was altijd een financiële steun. Toch hadden ze het thuis niet breed. Zijn ouders waren kort na aankomst in Nederland gescheiden; het botste hevig tussen hen en zijn moeder wilde geen geld van haar ex aannemen. Het gezin belandde ‘in de onderste laag van de piramide’, aldus Bonevacia. Toen hij vijftien was, werden ze zelfs uit hun huurhuis gezet vanwege oplopende schulden.
Behalve door armoede werd het leven van de jonge Gush ook getekend door discriminatie. “Op mijn tiende kwam ik erachter dat ik zwart was”, vertelt Bonevacia. Op Curaçao was dat nooit opgevallen, want daar was iederéén zwart. Maar in Rotterdam belandde hij op een witte school. “Ik voelde aan alles dat ik anders was en dat er voor mij andere regels golden.” Meezingen in de afscheidsmusical? Nee, helaas, zo lees je in het openingsgedicht van de bundel. Het leek de leraar passender als Gush een zwarte rapper playbackte.
Zijn moeder kocht bleekcrème voor hem
Ook thuis werd zijn huidskleur een probleem. Uit één gedicht blijkt dat zijn moeder bleekcrème voor Gush begon te kopen, want ze vond hem ‘te zwart’. Als iemand hem ‘kankerneger’ noemde, mocht hij bovendien niet terugvechten, want die uitroep was vast maar een grapje.
“Ik moest er alles aan doen om in het plaatje te passen”, zegt Bonevacia. “Mijn uiterlijk aanpassen, vooral niet voor mezelf opkomen, alles weglachen.” Het is misschien niet zo gek dat je jezelf op zo’n manier kwijtraakt en je eigen foto niet meer herkent. Bonevacia knikt bedachtzaam. “Je hebt op den duur geen beeld meer van wie je bent of wilt zijn.”
Nog een laatste uitdaging die Gush voor de kiezen kreeg, was dat hij slecht kon meekomen op school. Achteraf bleek waardoor: hij was dyslectisch. Op school gingen ze er klakkeloos van uit dat hij een taalachterstand had vanwege zijn jaren op Curaçao. Maar daar had hij op een Nederlandse school gezeten, dus dat kon het niet zijn. De verkeerde diagnose was een voorbeeld van ‘institutioneel racisme’, zegt Bonevacia. “Op dat moment besef je het nog niet, maar je voelt het wel. Mijn moeder zag dit allemaal niet. In de bundel schrijf ik hoe boos ik daarover was, maar inmiddels weet ik dat ik het haar niet kwalijk kan nemen.”
‘Dyslexie zie ik nu als mijn superkracht’
De dyslectie die jarenlang een handicap was, bood uiteindelijk juist een onverwachte uitweg. Want in zijn middelbareschooltijd kwam Gush terecht bij een gespecialiseerde praktijk. Daar leerde hij hoe bijzonder zijn brein functioneert: zijn rechterhersenhelft is dominant, wat betekent dat hij vooral in beelden denkt en creatief is. Dankzij dit besef kreeg hij langzaam zijn zelfvertrouwen terug. “Dyslectie was vroeger iets waar ik om werd gepest en onzeker van werd, maar inmiddels zie ik het als mijn superkracht.”
Zijn therapeut gaf hem bovendien allerlei wijze levenslessen mee die voor hem de wereld van de filosofie en de literatuur openden. Langs die weg rolde hij de spokenwordwereld in. Op zijn zeventiende begon hij met dichten. Hij deed mee aan wedstrijdjes voor publiek. Het optreden vond hij geweldig. “Een jaar later wist ik: dit wil ik blijven doen.”
Zo ontsnapte hij aan het milieu uit zijn jeugd. Deels dankzij de dyslectie dus, maar ook dankzij zijn latere studies economie en filosofie, de hulp van zijn vader en heel veel doorzettingsvermogen.
En dankzij dapperheid. Dat laatste valt Bonevacia pas op nu hij zijn vroegere ik beter in beeld heeft. “Ik denk wel eens: Gush, hoe heb je dat allemaal geflikt? Maar hij hield het waarschijnlijk vol doordat hij, ondanks alle tegenslag, totaal niet bang was. Hij stond onbevangen en vrij in het leven. Hij had de instelling: we gaan het gewoon dóen. Daardoor heeft hij het overleefd, ook mentaal.”
Zijn onbevreesde ik is weer onderdeel van hemzelf
Naarmate zijn leeftijd vordert, merkt Bonevacia nu dat hij geleidelijk banger en onzekerder wordt. “Kan ik straks wel een gezin onderhouden?”, vraagt hij zich af. “Zit ik niet met allerlei trauma’s opgezadeld? Zal ik wel worden geaccepteerd in de literaire wereld, die toch best wit is?” Van die angsten hoopt hij nog eens af te komen. “Ik zou graag weer net zo onverschrokken zijn als Gush.”
Al met al kun je de bundel lezen als een verwoede poging van de dichter om zijn jonge, onbevreesde ik weer meer een onderdeel van hemzelf te maken. Of dat is gelukt? Ja, antwoordt hij volmondig. “Ik heb het gevoel dat ik een wezenlijk beeld van Gush heb gekregen waar ik me aan kan vasthouden. Ik heb contact gemaakt met de wortels in mezelf. Daardoor sta ik nu steviger en kan ik mijn rug rechter houden. Allemaal dankzij dit zelfonderzoek, dat ik sowieso moest doen, ook als ik geen dichter was geweest.”
De afgelopen jaren als stadsdichter schreef Bonevacia vooral toegankelijke gedichten waar iedereen zich in moest kunnen herkennen. Nu heeft hij het opzettelijk over een andere boeg gegooid. “Deze bundel gaat echt over mij. Zwart zijn, dyslectie, stedelijke verhalen: dít is wie ik ben. Dat geef ik graag een plaats in mijn gedichten. Ik wil voortaan mezelf zijn en me niet meer anders voordoen, alleen om meer publiek te krijgen. Ik schrijf nu van binnenuit. En als je het niet begrijpt, dan is het waarschijnlijk niet voor jou bedoeld.”
Gerswhin Bonevacia, Toen ik klein was, was ik niet bang, uitgever Das Mag, 100 blz, 19,99 euro.
City of God
Kevin verkoopt illegale dvd’s
op een dag koop je The Lord of the Rings
maar krijgt Cidade de Deus
het zal een van je favoriete films worden
de hoofdpersoon heet Buscapé
hij lijkt op jou
luistert niet naar mensen als ze praten
maar als ze uitgesproken zijn
Gush, jij weet niks van drugs
wordt ouder dan zestien
toch voeren jullie dezelfde strijd
kunstenaar worden is namelijk fulltime onzeker zijn
vluchten is niet als jezelf durven bestaan
Buscapé krijgt een kind, als jij een kind krijgt wil je ouder zijn
Buscapé heeft een engel
jij wil een engel die vast kan houden wie je bent
een engel die belooft jou terug te geven als jij jou nodig hebt
Kevin verkoopt nog best lang dvd’s
dan stapt hij over op coke.
Lees ook:
De hoogopgeleide witte man domineert de literatuur. Hoe erg is dat?
De diversiteit van romanfiguren laat te wensen over. Schrijvers modelleren hun helden vooral naar zichzelf. Vandaar de overdaad aan slimme witte mannen in de hoofdrol, blijkt uit de inventarisatie van de Personagebank.