Wereldeconomie
De bankencrisis is afgewend, het gevaar niet
Een bankencrisis dreigde, maar die lijkt er niet te komen. Hebben we iets geleerd van de vorige crisis, die grote gevolgen had voor de wereldeconomie?
Het stormt. En flink ook. Een paar huizen storten in. Er is angst. Volgen er meer?
Dan stopt het met waaien. Opluchting alom, de schade valt mee. Maar toch. Wat als er nog een storm komt? Overmorgen, volgende week of over een paar jaar? Houden de huizen het dan wel?
Bijna twee weken was er onrust op de financiële markten. Ruim veertien jaar na het begin van de vorige bankencrisis leek er een nieuwe op komst. Eerst kwam de Amerikaanse Silicon Valley Bank, huisbankier van de techsector, in financiële moeilijkheden. Klanten haalden er daarom in hoog tempo hun geld weg. Om die klanten aan hun geld te helpen, moest de bank bezittingen – staatsobligaties met een lage rente – met grote verliezen verkopen. Zo kwam het einde razendsnel in zicht. Ook twee andere Amerikaanse banken vielen om. Een paar regionale banken naderden de gevarenzone.
Vorige week was er de reuring rond Credit Suisse, een grote bank. Ook daar grote problemen, ook daar haalden klanten hun geld massaal weg, ook in die bank verloren beleggers hun vertrouwen. De financiële wereld hield zijn adem in en een deel van de wereld daarbuiten ook. Zou het? Weer een bankencrisis met alle nare gevolgen van dien?
Nee, althans: vooralsnog niet. Inderhaaste reddingsoperaties van Amerikaanse en Zwitserse overheden, centrale banken en toezichthouders hadden effect. De angst voor een financiële crisis is weggeëbd. De aandelenkoersen van banken en verzekeraars, die vorige week nog flinke opdoffers incasseerden, veren weer op. Opluchting alom.
‘Er is snel en ongekend hard ingegrepen’
Er is, veertien jaar na de grote bankencrisis, dus wat geleerd. Waar de Amerikaanse overheid in 2008 niet ingreep toen de eerste financiële problemen zich aandienden en zij ook de grote investeringsbank Lehman Brothers failliet liet gaan, kwamen de overheden, centrale banken en toezichthouders nu wel meteen in actie. Om te voorkomen dat de crisis zou overslaan naar andere banken. “Er is snel en ongekend hard ingegrepen”, zegt Harald Benink, hoogleraar bankwezen en financiering aan de universiteit van Tilburg.
Op 8 maart bleek dat Silicon Valley diep in de sores zat, op 10 maart was de bank in handen van de overheid die verordonneerde dat rekeninghouders, álle rekeninghouders, geen schade zouden lijden van het faillissement van de bank. Op het moment dat de First Republic Bank op kraken stond, sprongen elf grote banken acuut bij.
Toen klanten van Credit Suisse, ondanks sussende woorden van de directie, eind vorige week geld bleven weghalen bij de bank en de aandelenkoers nog verder daalde, offerden politici, de centrale-bankdirectie en toezichthouders terstond hun weekend op. Ze timmerden een reddingsplan in elkaar dat Benink typeert als ‘ongekend’ en ‘een zeer grote interventie’. En de Amerikaanse minister van financiën Janet Yellen meldde dinsdag dat rekeninghouders van andere banken zich geen zorgen hoeven te maken over hun saldo als hun bank omvalt. Benink: “Die reacties hebben goed uitgepakt.”
Geen ‘Helaas Pindakaas’ meer
Er is sinds 2008 nog iets veranderd. Na de bankencrisis won de gedachte veld dat het bizar was dat overheden (lees: belastingbetalers) moesten opdraaien voor fouten, mislukte investeringen en risicovolle avonturen van private banken. Normaliter doen overheden niets als private ondernemingen omvallen. ‘Helaas pindakaas’, is dan het motto en de rekening komt terecht bij de aandeelhouders en, eventueel, de obligatiehouders van die bedrijven. Zou dat principe niet ook niet moeten gelden voor banken en de bankensector als geheel? Ja, luidde het antwoord.
Dat ‘ja’ is bij de reddingsoperaties in de VS en Zwitserland ook bewaarheid, althans grotendeels. De aandeelhouders en obligatiehouders van Silicon Valley Bank zijn hun geld kwijt. De rekeninghouders niet. Tot voor kort konden Amerikanen maximaal 250.000 dollar terugkrijgen als hun bank omviel (in Nederland is dat 100.000 euro). Die grens is voor hen vervallen. De overheid verkoopt nu alle bezittingen van Silicon. Levert die verkoop niet genoeg om alle depositohouders te compenseren, dan springen andere banken - en niet de belastingbetaler - bij. Al zullen de redders de extra kosten daarvan wel doorberekenen aan hun eigen klanten.
Bij de redding van Credit Suisse blijft de belastingbetaler mogelijk ook buiten schot, al is dat nog niet zeker. UBS kocht de kwakkelbank voor zo’n 3 miljard euro, een kleine 40 procent van de beurswaarde. De aandeelhouders van Credit Suisse schieten er dus flink bij in, al hebben ze een kans dat ze hun verlies goed kunnen maken. Zij krijgen voor hun stukken aandelen van UBS terug, en die kunnen in waarde stijgen.
Veel obligatiehouders zijn wel de dupe
Opvallend genoeg zijn veel obligatiehouders - Credit Suisse gaf voor miljarden aan speciale obligaties uit die lijken op achtergestelde leningen - wel de dupe. Zij zijn hun geld allemaal kwijt: bij elkaar zo’n 16 miljard. Dat onderdeel van de reddingsoperatie heeft tot veel commotie geleid. Normaal gesproken zijn het aandeelhouders die de meeste risico’s lopen, niet obligatiehouders.
Mocht UBS lijken in de kast van Credit Suisse aantreffen, dan is de eerste 5 miljard voor rekening van UBS. Pas als de lijken duurder uitvallen, springt de Zwitserse overheid bij tot een maximum van 9 miljard. Helemaal buiten beeld is de belastingbetaler dus niet. Mocht UBS door de overname toch in nood komen, dan kan de bank in principe 100 miljard van de overheid lenen. Maar Benink acht dat scenario niet waarschijnlijk.
De reddingsoperaties hebben ook een keerzijde, oordeelt Benink. Banken met problemen worden ook nu weer gered door nog grotere banken. Op zich is dat logisch. Zij hebben het geld en de buffers die de kleinere niet (meer) hebben. Maar wat als zo’n hele grote bank aan financiële waaghalzerij gaat doen. Of er anderszins een potje van maakt.
Dat kan nog altijd, leert het geval Credit Suisse. De 167 jaar oude bank verloor zo’n 8 miljard euro aan risicovolle investeringen, kreeg boetes omdat het te weinig deed aan het bestrijden van witwassen, liet criminelen en andere dubiosi rekeningen openen en had directieleden die elkaar de tent uitvochten.
Land met een financieel waterhoofd
Wie moet een schandaalbank redden als die nog veel groter is dan Credit Suisse? En hoe moet dat als UBS zich aan financieel trapezewerk zou bezondigen? Banken worden tot nu toe altijd gered door nationale overheden: Nederland deed dat in 2009 met ING en Fortis, toen nog eigenaar van ABN Amro. Maar met Credit Suisse erbij is UBS zo groot geworden dat Zwitserland zo’n redding niet in zijn eentje kan financieren. Het is een land met een financieel waterhoofd geworden.
De debacles bij Silicon Valley en Credit Suisse leren nog iets. Na de bankencrisis werd de controle op banken verscherpt. Zij moesten grotere buffers aanhouden om tegenvallers te kunnen opvangen. Dat heeft gewerkt, zegt Benink. Banken hébben hun buffers opgehoogd, letten meer op risico’s, rapporteren daarover en ondergaan stresstesten waarin ze moeten aantonen dat ze bestand zijn tegen malheur.
Maar in de VS besloot de regering-Trump, met steun van Democraten, om de eisen voor kleine banken te versoepelen. Silicon Valley was zo’n bank die niet meer aan dat verscherpte toezicht onderhevig was. En wat heeft het toezicht op Credit Suisse voorgesteld, de bank die (Benink), ‘jarenlang van schandaal naar schandaal liep’?
Dat gebrek aan, of dat falende, toezicht is een reden tot zorg. Niet alleen bij Benink, ook, bleek donderdag, bij De Nederlandsche Bank. Maar Beninks belangrijkste punt is iets anders: ook nu zijn de buffers van banken volgens hem niet groot genoeg om echt zware klappen op te vangen. “Het eigen vermogen van banken lag in 2008 rond de 2,5 procent. Nu is dat zo’n 5 procent. Dat is beter. Maar nog altijd niet genoeg.” De buffers moeten omhoog. “Veel mensen in de academische wereld vinden dat ook.”
Tegen een megacrisis is geen buffer bestand
De Nederlandsche Bank (DNB) kijkt daar wat anders tegenaan. Net als de Europese Centrale Bank en Europese toezichthouders meent DNB dat Europese banken er goed voorstaan. De deconfiture van Credit Suisse heeft hen niet in de problemen gebracht.
Wel is DNB het met Benink eens dat er niet aan die buffers moet worden gemorreld. Er vinden momenteel in Europa onderhandelingen plaats over die buffers en sommige banken bepleiten versoepelingen. Aan die pleidooien moeten overheden absoluut geen gehoor geven, vinden DNB en Benink.
Is er nog kans op een nieuwe bankencrisis? Benink: “Het vertrouwen in het financiële systeem lijkt weergekeerd, maar het is nog altijd fragiel. Ook het Internationaal Monetair Fonds wees daar nog op.” DNB schat de situatie optimistischer in. Er is van de vorige crisis geleerd, Europese banken zijn steviger en weerbaarder. Al weten DNB-president Klaas Knot en de zijnen het ook: tegen een megacrisis en tegen mensen die massaal hun geld bij grote banken weghalen, is geen buffer bestand. Dat gevaar is er nu eenmaal in het systeem dat we hebben.
Lees ook:
Europese toezichthouders: EU heeft amper last van bankproblemen in VS en Zwitserland
Europese burgers en bedrijven hoeven niet te vrezen voor een nieuwe bankencrisis, zeggen toezichthouders. In de EU zijn de banken goed voorbereid.