Na zich jarenlang in de media te hebben ingezet voor mensen met een handicap, strijdt Lucille Werner sinds 31 maart 2021 als CDA-Kamerlid voor de goede zaak. ‘In het begin vond ik dit werk verschrikkelijk. Ver-schrik-ke-lijk.’
I Gij zult de Here uw God aanbidden en hem liefhebben met geheel uw hart, geheel uw ziel en met al uw krachten
“Een paar maanden geleden stond ik nog bovenop een berg in Oostenrijk, middenin die ontzagwekkende natuur, en dacht: wie moet ik eigenlijk bedanken voor het mooie leven dat ik heb gekregen? Het is moeilijk om in een schepping te blijven geloven, maar gedachten over de big bang kunnen me ook he-le-maal gek maken. Een oerknal, oké, maar wat ging daar dan aan vooraf? Ze hebben ontdekt dat er zwarte gaten in de zwarte gaten zitten. Zitten dáár dan ook weer zwarte gaten in? Wat uiteindelijk overblijft is een vaag gevoel van bekeken worden. Er is iets, daar, ergens, iets dat groter is dan ik.”
II Gij zult de naam van de Heer uw God niet zonder eerbied gebruiken
“Als ik vloek, zeg ik er altijd meteen ‘sorry, sorry, sorry!’ achteraan. Dat excuus is waarschijnlijk gericht aan de God uit mijn jeugd. Ik sla ook nog iedere avond een kruisje. Puur symbolisch; als ik niet katholiek was opgevoed had ik een ander teken gebruikt. Ik sla dat kruisje en gun iemand die ik op die dag heb ontmoet het allerbeste, ook degene die ik eigenlijk een draai om z’n oren had willen geven. Pas als ik die negatieve energie heb omgezet, kan ik rustig mijn ogen dicht doen en gaan slapen.”
III Gij zult de dag des Heren heiligen
“Aan de ene kant vind ik rust fantastisch – lekker op mijn eigen tempo, mijn eigen gang gaan – maar ik word er óók een beetje kriebelig van als ik te lang stil zit. Yoga lukt me niet en mediteren is ook niet echt aan mij besteed. Ik probeer nu mijn man en mijn zoon zover te krijgen om wat vaker te gaan wandelen, maar ze zijn nog niet erg enthousiast. ‘Wandelen? Waarom gaan we niet gewoon met de auto?’ Iedereen lijkt maar te denken: ah, die arme Lucille, met haar handicap, laat die vrouw toch lekker gaan zitten. Nee. Ik wil wandelen. Laat me wandelen! De natuur in. Even de stekker eruit.”
IV Eer uw vader en uw moeder
“Mijn ouders hebben me op een bewonderenswaardige manier opgevoed. Mijn vader en ik waren soulmates, mijn moeder was net iets strenger, maar ik heb van hen beiden ongelooflijk veel liefde ontvangen.
Ik werd geboren met een vorm van cerebrale parese en de algehele verwachting was dat ik niet veel zou kunnen bereiken in het leven. Leerkrachten gaven mij geen kans. Ga maar naar de mavo, zeiden ze. Ik was veel te slim, verveelde me stierlijk en werd voortdurend de gang op gestuurd. Ondertussen droomde ik van een carrière als presentator en schreef stiekem sollicitatiebrieven naar verschillende omroepen. Op een dag werd ik aangenomen bij Call TV. Tijdens de eerste opnamedag heb ik mijn zus gebeld en gezegd dat ze mijn moeder moest vertellen dat ik die avond op televisie zou verschijnen. Ik deed een woordspelletje met een soort fruitautomaat waarbij mensen konden inbellen. ‘Hier komt de eerste vraag: het is een dier op de boerderij en het woord begint met een F. Ah, we hebben een beller, zegt u het maar!’ ‘Ja, hallo Lucille. Is het een farken?’
Het was een onbeduidend baantje, maar ik had mijn eerste stap gezet. Hoezo ongeschikt voor televisie? Hier ben ik. Die strijdlust heeft me ver gebracht, maar het idee dat ik niet goed genoeg ben is net zo goed blijven hangen. Er zit altijd een soort excuse me in me. Als ik in de Kamer de minister wil interrumperen, moet ik mezelf ertoe zetten om op te staan en heel dat eind, voor de ogen van mijn collega’s, naar de microfoon te hobbelen. Er zijn dagen waarop ik op straat een enorme omweg neem om een groep mensen te omzeilen. Soms wil ik zo niet gezien worden. En op andere momenten denk ik: ik ga er dwars doorheen!
Die oerkracht heb ik deels ook van mijn moeder geërfd. Zij is een ongekend sterke vrouw, zeer gedisciplineerd, altijd strevend naar perfectie. Als je bij mijn moeder gaat eten is de tafel perfect gedekt, met het allermooiste servies. Ik weet niet of ik aan diezelfde standaard kan voldoen. Zo heb ik een schaaltje in huis, een erfstuk van de familie, dat ik amper durf te gebruiken. Het staat, verpakt in bubbeltjes-verpakking, in één van de keukenkastjes, als een symbool van mijn moeders liefde en aandacht voor de dingen.
Vorig jaar waren mijn moeder, mijn zus en ik op Ibiza. Mijn moeder zag een mooi melkkannetje dat ze graag had willen hebben, maar uit een soort zuinigheid toch liet staan. Wij hebben het haar toen cadeau gedaan, heel goed verpakt en in haar tas gestopt. Terug in Nederland bracht ik mijn moeder van het vliegveld terug naar haar huis in Den Bosch. Daar aangekomen wilde ik haar helpen uitladen, pakte de tas met het kannetje in mijn ene en nog een andere tas in mijn andere hand, struikelde en lag even later languit op de grond. Als ik val, kom ik niet zomaar overeind, dus ik begon meteen te roepen: ‘Mam, je mag me niet helpen! Niet helpen! Het komt allemaal goed!’ Ik trok mezelf aan de auto overeind en liep naar binnen. ‘O, Luus,’ zei mijn moeder, ‘wat verschrikkelijk! Heb je je zeer gedaan?’ Maar ik dacht alleen maar aan dat melkkannetje. Was het nog heel? Nee dus. Helemaal aan diggelen.
De volgende dag ging ik dat kannetje googelen, en bleek ik het te kunnen kopen in Den Haag. Een dag later stond ik ermee bij mijn moeder op de stoep. Ze heeft het, naast de scherven van het oude kannetje, op de kast gezet. Zo is het een verhaal geworden. Over die keer dat ik struikelde, maar ook meteen met een oplossing kwam. Maar meer nog dan dat zegt het iets over mijn moeders dankbaarheid voor alles wat ze in haar leven heeft gekregen.”
V Gij zult niet doden
“Hij leek een beetje op Elvis Presley, met van die lichte, blauwgroene ogen en prachtig zwart haar. Mijn moeder vertelt vaak dat ze gek werd van de sjans die mijn vader altijd had. Een razendknappe man. Maar er was iets, een soort kwetsbaarheid die ik als geen ander herkende.
Achteraf heb ik gedacht dat zijn baan bij Philips – waar iedereen voortdurend bezig was met loonschalen waar je al dan niet in terecht kon komen – hem te veel heeft opgejaagd, maar volgens mijn moeder had hij zijn leven lang al onder een bepaalde prestatiedrang geleden. Hij was de oudste zoon in een gezin van dertien kinderen; hij moest zichzelf bewijzen, ging voor het hoogste haalbare, maar was – misschien wel daardoor – op de lagere school een keer blijven zitten en had daardoor een soort minderwaardigheidscomplex ontwikkeld. Ik weet het niet, de geest is zo ongrijpbaar. Ik heb nooit een open gesprek over zijn gevoelens gehad; daar hield ik me als puber ook helemaal niet zo mee bezig. We steunden elkaar onuitgesproken: hij tilde me letterlijk op en banjerde met mij het leven door en ik probeerde hem op te vrolijken als hij somber was. Ik had er geen idee van dat hij het leven met perioden als een enorme uitdaging zag.
Toen ik eenentwintig was, werd hij doordeweeks voor psychische klachten opgenomen in het ziekenhuis. ‘Overspannen’ heette dat in die tijd. Ik was niet eens bezorgd, dacht dat hij op den duur wel weer voldoende zou zijn opgeknapt, maar op een dag heeft hij toch een einde aan zijn leven gemaakt.
Ik twijfel hoeveel ik je hierover wil vertellen. Dat komt vooral doordat niet iedereen in ons gezin op dezelfde manier over mijn vaders gezondheid en het einde van zijn leven denkt. Ik kon al vrij snel een omslag maken. Voor mij was dit geen zelfdoding. Mijn vader is een natuurlijke dood gestorven, zijn geest kon dit leven niet langer dragen. Dat is geen tekortkoming, niet iets wat maar beter verzwegen kan worden. Sterker nog: we moeten dit taboe juist doorbreken, zeker in deze tijd, waarin zoveel mensen – bijvoorbeeld tijdens de coronacrisis – verstrikt zijn geraakt en de hele GGZ lijkt te zijn vastgelopen. Het is geen schande als je bepaalde, door anderen opgelegde normen niet kunt halen. Je bent niet gek als het je allemaal te veel wordt. Mijn vader was niet zwak. Mijn vader was lief, groot en sterk. Zo denk ik aan hem. Iedere dag.”
VI Gij zult geen onkuisheid doen
“Wat is onkuis? Geen seks voor het huwelijk of zo? Ik ben pas op mijn eenenveertigste getrouwd, dus dat is voor mij al niet helemaal opgegaan. Wat seksualiteit betreft hebben wij, de vier kinderen Werner, alles zelf mogen ontdekken. De boodschap van onze ouders was: voel je vrij.”
VII Gij zult niet stelen
“Als ik met vrienden of familie uit eten ga, wil ik naderhand geen gezeur met Tikkies of zo. Ik vind het irritant om alles tot op de cent met elkaar af te rekenen; ik ben een gever. Wat ik heb kunnen creëren voor mezelf, deel ik graag met anderen. Ik weet niet wat ik zou zeggen als er vanmiddag ineens een heel Oekraïens gezin op de stoep zou staan, maar mijn schoonzus heeft een aantal vluchtelingen in het huis van haar moeder ondergebracht en ook die mensen helpen we met spullen.
Als je het breder trekt, kun je gerust zeggen dat ik heel wat van de aarde heb genomen door regelmatig naar mijn huis op Ibiza te vliegen. De laatste jaren heb ik last van vliegschaamte, maar nog niet genoeg om voortaan thuis te blijven. Ik zou ook niet weten hoe ik er anders moet komen. Met de fiets? Ik zal het je eerlijk zeggen: ik vind dat we elkaar tegenwoordig veel te snel veroordelen om wat we doen, deden of hebben gedaan. Natuurlijk houd ik in allerlei opzichten rekening met het milieu, maar ik hoop toch dat ze straks, als ik er niet meer zal zijn, zullen zeggen: die vrouw heeft de wereld voor mensen met een handicap iets beter achtergelaten.”
VIII Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen
“Iedereen zei: Luus, wat moet je in die slangenkuil? ‘Den Haag’, dat was het centrum van list en bedrog, erger nog dan het media-wereldje, ik zou er binnen de kortste keren gemangeld worden.
Ik moet je eerlijk zeggen: ik vond het hier, in het begin, ook echt verschrikkelijk. Ver-schrik-ke-lijk. Als kind dacht ik altijd dat ik rustig kon gaan slapen want de koningin – toen nog – en haar regering waakten over ons. Het is behoorlijk ontluisterend om te zien hoeveel er wordt geprutst in de Kamer en vooral ook: hoe weinig overzicht er is. Al die ministeries hebben hun eigen loketjes, er is veel te weinig aansluiting onderling. Toen ik bij Robbert Dijkgraaf, de minister van emancipatie, wilde aankaarten dat het emancipatiebeleid alleen maar gericht is op vrouwen en de lhbti+-gemeenschap – en niet op de meest achtergestelde groep van Nederland: de mensen met een handicap – verwees hij mij naar het ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport, maar daar is weer geen emancipatiebeleid te vinden. Dat is toch om gek van te worden? Alsof mensen met een handicap niet gewoon met álle ministeries te maken hebben.
Toen ik een motie wilde indienen voor een nationale strategie om de achterstand en uitsluiting van mensen met een handicap aan te pakken, zag Conny Helder, de minister voor langdurige zorg en sport, daar helemaal niets in. Gelukkig werd de motie wel breed door Kamer gesteund en aangenomen.
Ik ben trots op wat ik de laatste maanden heb bereikt. We hebben nog lang geen fysiek toegankelijke samenleving, maar het is mijn missie om daarin het verschil te gaan maken. Stapje voor stapje. Leren lopen gaat ook niet vanzelf.”
IX Gij zult geen onkuisheid begeren
“Mijn vriendinnen moesten wel even met hun ogen knipperen toen ik met Ser kwam aanzetten: ‘Kijk, dit is ’m dan, mijn nieuwe aanwinst!’ Servaes is een soort rockende motorrijder en mijn vorige man was een keurige makelaar. Ik ben een vrouw van uitersten. Ook binnen onze relatie zijn de verschillen best groot: ik ben nogal opgeruimd en mijn partner is, eh, erg creatief! We zijn allebei dromers, maar ik vind misschien toch iets sneller dat er weer iets moet gebeuren.
Ik geloof niet dat ik nóg een keer zo’n switch zal maken. We hebben een fijne relatie, dus ik heb ook helemaal de behoefte niet om bij de buurman te gaan kijken. Ik heb het ‘living on the edge’-gevoel verplaatst naar mijn werk door een baan in de media op te geven voor een onzeker bestaan in de politiek. We zijn verhuisd, mijn kind moest naar een andere school – ik heb letterlijk alles overhoopgehaald. Denk je dat ik zin heb in nóg meer ballast? Mijn leven is zo al spannend genoeg.”
X Gij zult niet begeren wat uw naaste toebehoort
“De benen van Doutzen Kroes! Die zou ik wel voor één dag willen hebben. Dan zou ik in een heel kort rokje, met van die enorme stiletto-hakken door Den Haag gaan rennen, gewoon om één keer te weten hoe het voelt als mijn spieren werken zoals ik wil dat ze zouden werken, om even niet te hoeven nadenken over de volgende stap die ik moet zetten. Ik ben altijd gefocust: pas op dat trapje, kijk uit voor die drempel, let op, het stoplicht gaat op rood! Tegelijkertijd – dat klinkt misschien heel gek – vind ik de struggle, het zoeken naar een balans tussen al die emoties, fascinerend en grappig. Ik ben strijdlustig, maar heb ook geleerd het lot te omarmen. Als ik aan het strand ben, stel ik me wel eens voor dat er een enorme golf opkomt en dat ik dan gewoon op mijn handdoekje zal blijven zitten. Ik weet namelijk dat ik nooit op tijd weg kan komen. Daarom zal ik me er makkelijker aan over kunnen geven. Dit was het dan. Kom maar.”
Curriculum vitae
Lucille Werner (Eindhoven, 1967) werd bekend als de presentatrice van Get the picture, Lingo en Mis(s)verkiezing. In de Tweede Kamer is zij voor het CDA woordvoerder van – onder andere – gehandicaptenbeleid, langdurige zorg, media, cultuur en emancipatie. Ze is getrouwd met Servaes Snoeijers. Het stel heeft één zoon, Angel.
Lees ook:
Draaideur tussen televisie en politiek staat al langer open
Als Tweede Kamerlid kun je beter geen podiumvrees hebben. Je moet immers elke dag optreden voor publiek: in de eerste plaats je kritische collega’s, maar óók al die mensen die het debat thuis volgen.