Stefan Hertmans: ‘Hoop is een attitude en het goede nieuws is, daar kun je je in trainen’

SchrijversinterviewStefan Hertmans

‘We zijn er in onze bubbels aan gewend geraakt om gelijk te krijgen’

Stefan Hertmans: ‘Hoop is een attitude en het goede nieuws is, daar kun je je in trainen’Beeld Jildiz Kaptein

Hij is kritisch over de samenleving en wat daarin zoal verschuift, maar Stefan Hertmans wil niet polariseren. ‘Ik probeer alleen te zeggen: het moet weer gaan over ons wereldbeeld.’

Wilfred van de Poll

In de essaybundel Verschuivingen probeert de Vlaamse romanschrijver en essayist Stefan Hertmans greep te krijgen op onze tijd. In twintig soms vrij korte hoofdstukken bespreekt hij grote hedendaagse ­thema’s: klimaatcrisis, racisme, identiteitspolitiek, genderdebatten, sociale media, ongelijkheid, neoliberalisme: alles komt voorbij.

U snijdt nogal wat aan – ik weet niet goed waar ik moet beginnen. Is er een rode draad?

“Dat snap ik goed. Ik was vroeger docent op de kunstacademie. Ik durfde al die dingen pas op te schrijven toen mijn uitgever tegen mij zei: als jij nu weer zou moeten lesgeven, wat zou jij de jonge mensen vertellen?

“Dat vond ik een mooi uitgangspunt, omdat het mijn angst wegnam om dingen aan te roeren die iedereen al weet. Ik wilde proberen die een stap verder te duwen, om te kijken wat eronder zit. Dus niet alleen een opsomming maken van wat er verschuift, maar ook echt proberen een tijdsbepaling te maken: waar staan we nu? En wat staat er op het spel?

“We leveren ons vaak helemaal uit aan nieuwe dingen, zoals sociale media, maar vergeten dat die een backlash hebben, onverwacht negatieve effecten.”

Over de schrijver

Stefan Hertmans (1951) publiceerde romans, verhalen, vele dichtbundels, essaybundels en theaterteksten. Bekend bij een groot publiek werd hij met Oorlog en Terpentijn uit 2013, dat bekroond werd met de AKO Literatuurprijs. Daarin ­reconstrueerde hij het leven van zijn opa, die meevocht in de Eerste Wereldoorlog. In 2019 ­ontving hij de Constantijn Huygens-­prijs voor zijn hele oeuvre. Zijn meest recente roman is De opgang uit 2020, over de vroegere bewoner van zijn huis in Gent, een collaborateur tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Zoals dat sociale media de grenzen tussen binnen en buiten hebben vervaagd, zoals u in het boek schrijft? Tussen privé en publiek, subjectief en objectief.

“Ja, en beide – zowel het persoonlijke als het publieke – boeten daardoor aan betekenis in. Het verwonderlijke is dat mensen vrijwillig aan deze ontwikkeling bijdragen. Ze beschouwen de uitlevering van hun intimiteit aan de publieke ruimte als een blijk van moed.”

‘Uitlevering’, dat klinkt negatief.

“Het delen van onze intiemste ervaringen in de ­publieke sfeer, via sociale media, wordt vaak als iets ­positiefs gezien: publieke bekentenissen van anderen bevrijden ons uit ons isolement, ze helpen mensen te emanciperen.

“Soms is dat inderdaad zo. Maar het omgekeerde is ook waar: mensen leveren zich uit aan machten in het publieke domein, waardoor ze de controle verliezen over hun persoonlijke ruimte. Iemand die heel zijn intieme leven in de openbare ruimte gooit, geeft ook zijn privacy weg. En in plaats van geëmancipeerd, word je misschien wel gewoon depressief. Sociale media leggen emotionele druk op mensen, die hun leven continu vergelijken met al die andere persoonlijke levens, mee moeten in de ­ratrace van publiekelijke bekentenissen. Velen krijgen last van angstaanvallen, mentale stress, worden slachtoffer van haatmail, van blaming-and-shaming.

“Gevestigde media doen aan die vervaging van grenzen mee, spreken hun publiek met ‘jij’ en ‘je’ aan. Daarmee heffen we de sociale distantie op die het mogelijk maakt om de publieke ruimte relatief objectief te houden. Die distantie zorgde vroeger voor gereserveerdheid en matiging van emoties. Die zijn verdwenen.”

Tegelijk met die vervaging tussen privé en publiek zitten we opgesloten in bubbels van gelijkgezinden, schrijft u. Hoe hangen die twee ontwikkelingen samen?

“Daar kom ik vaak op terug in het boek: dat we steeds meer in intersubjectieve bubbels zijn gaan leven, met mensen die dezelfde mentaliteit delen, waar het gezellig is, waar we met elkaar sympathiseren. En we zijn er in onze bubbels aan gewend geraakt om gelijk te ­krijgen. Daardoor zijn we verleerd om op een hoffelijke ­manier om te gaan met dissensus, met contraire meningen. Mensen hebben door die bubbels het gevoel dat ze de hele tijd in de binnenwereld verkeren. Als ze op ­andersgezinden stuiten, kunnen ze daar niet mee omgaan. We dachten dat als we in een wereld zonder ‘u’ en afstandelijkheid zouden leven, we meer harmonie en eensgezindheid zouden krijgen. Terwijl het juist alleen maar leidt tot meer irritatie. Mensen verwachten van het publieke domein de instemming van een binnenwereld en kunnen elkaar steeds minder goed verdragen. Je ziet meer agressie in de openbare ruimte, meer mannelijke hysterie, adrenaline-gedreven reacties.

“Mensen zijn het niet meer gewend dat je tegenstanders kunt hebben voor wie je nog respect hebt. Je ziet het in het Nederlandse en Vlaamse parlement, waar mensen elkaar tegenwoordig uitschelden. Dat moet doorgaan voor politieke moed. Dat is het niet! Het is ­gebrek aan waardigheid. Het lost niets op.

“Het is alleen maar heel egoïstisch om je adrenaline de vrije loop te laten. De oceaan van adrenaline stijgt in onze tijd nog sneller dan de echte. Kijk hoe de Oekraïense ambassadeur in Duitsland begin deze maand reageerde op een paar onzinnige tweets van Elon Musk over de oorlog tussen Rusland en Oekraïne. ‘Fuck off’ met je ­‘Tesla crap’, schreef hij. Zulke bewoordingen, van een ambassadeur! Zijn beroep ís diplomatiek zijn! Er is een totale ontremming van het publieke domein. Een bepaalde democratische habitus verdwijnt, die van gepaste distantie en gereserveerdheid.”

Hij denkt even na: “Waar dat vasthangen in die intersubjectieve bubbels ook toe leidt is dat verontwaardiging vaak geen politieke slagkracht heeft.”

Hoe bedoelt u dat?

“Doordat we in bubbels langs elkaar heen leven, is het moeilijker om tot effectieve politieke actie te ­komen. Mensen die het lastig hebben zijn veel minder geborgen in structuren. Ze zien vaak niet meer goed hoe ze hun belang moeten verdedigen. En hun noden zijn veel minder zichtbaar voor anderen.

“De neoliberale ideologie heeft de smaak van water. Ze lijkt iets heel evidents. We zijn toch gewoon vrij? We gaan naar Primark en kopen truitjes van een euro en voor de rest donder je maar op. Maar het harde hedendaagse neoliberalisme zorgt er wel voor dat mensen worden uitgesloten. Bezorgers van Deliveroo, Uber en de nachtwinkels om de hoek, die vormen misschien wel het nieuwe proletariaat. Bestaat er een socialisme dat voor hen opkomt? Is er nog solidariteit met de werkende klasse? Links hoor je meestal alleen maar over moralistische dingetjes. Maar de Pakistaan in zijn nachtwinkel bij mij om de hoek dan? Dat is geen vrije ondernemer. Dat is iemand die zich kapot werkt, zestien uur per dag. Dat zijn de nieuwe werkenden die we heel moeilijk zien. Er bestaat geen ouderwets patronaat-socialisme meer waarbinnen de arbeider zich geborgen weet.

“Ik zag in New York eens een billboard van de kunstenares Jenny Holzer. Daarop had ze laten zetten: ‘Put food out in the same place every day and talk to the people who come to eat and organize them’ (Zet elke dag voedsel op dezelfde plek buiten en praat met de mensen die ­komen eten en verenig ze, red.). Dat is de meest basale formulering van linkse politiek die ik ooit heb gezien, middenin de meest kapitalistische stad ter aarde waar de mensen rondrennen als ratten. Dát is nog eens bubbels doorbreken.

“Dat gebeurt in onze tijd minder omdat we de illusie van individuele vrijheid koesteren en ook nog eens opgesloten zitten in onze kring van gelijkgezinden. Daardoor zien we de structuren niet. Zeker, we staan op een mooi popconcert allemaal met kaarsjes omhoog, hebben een ervaring van samenhorigheid. Fantastisch. Maar we rukken de volgende morgen niet op naar de banken waar mensen miljoenen als bonus krijgen, terwijl wij 0,01 procent rente krijgen op onze spaarrekening. Grote ­protestbewegingen van de afgelopen decennia – de gele hesjes in Frankrijk, de Occupy-beweging – bloedden dood omdat ze niet politiek gestructureerd waren. Ze botsten op de harde realiteit van het neoliberalisme.”

Interview loopt door onder de foto

Stefan Hertmans: Vrijheid is in het teken komen te staan van ‘ik doe waar ik zin in heb en hou met niemand rekening’ Beeld Jildiz Kaptein
Stefan Hertmans: Vrijheid is in het teken komen te staan van ‘ik doe waar ik zin in heb en hou met niemand rekening’Beeld Jildiz Kaptein

Neoliberalisme moet het in uw boek vaak ­ontgelden. Dat is uw grote vijand, lijkt het.

“Ik probeer kritisch te zijn, maar heb geen vijand. Ik heb mijn best gedaan om genuanceerd te blijven in mijn boek, niet te polariseren. Ik probeer alleen te zeggen: het moet weer gaan over ons wereldbeeld. Over de vraag: wat is een burger? Wat is jouw definitie van een burger-zijn? Als we vrijheid alleen nog begrijpen als egocentrisme, dan hebben we de erfenis van de verlichting definitief verkwanseld.

“Ik kom uit een generatie die geloofde in universele gelijkheid. Vrijheid stond in het teken van emancipatie en was een notie van engagement. Nu staat die in het ­teken van ‘ik doe waar ik zin in heb en hou met niemand rekening’. Dat is een vrijheid die niets meer te maken heeft met solidariteit.”

Is uw boek een pleidooi om universele ‘Verlichtingswaarden’ te herontdekken?

“We moeten ze in ieder geval opnieuw tegen het licht houden en goed kijken wat het betekent om vrij te zijn, nadenken over het verschil tussen de intieme binnenwereld en de sociale buitenwereld. Over meningsvorming in het sociale domein en wat daarvan de gevolgen zijn. Ik zeg niet dat het makkelijk is. Voor Immanuel Kant was een verlicht mens iemand die op zijn eigen voorwaarden tot zijn eigen conclusie kan komen. Wij merken nu dat dit veel ingewikkelder is geworden.

“Ik herinner me hoe in de jaren negentig de zoek-­machines opkwamen en een student me trots kwam vertellen dat hij er eentje had geïnstalleerd. Maar wat moet ik nu opzoeken?, vroeg hij.

“Die vraag vond ik toen al profetisch. We dachten dat met het internet alle kennis beschikbaar zou komen en dat dit ons tot beter geïnformeerde en vrijere burgers zou maken. Maar met meer informatie werd de zoektocht naar betrouwbare kennis alleen maar moeilijker, ontdekken we nu. Kennis is macht, luidt het gezegde. Soms denk ik: kennis is juist weerloos, machteloos. Je krijgt overal informatie en onzin op je afgestuurd, maar als jij en ik niet de vorming hebben om die te beoordelen glijden we weg.

“Het is veel moeilijker om een autonoom individu te zijn dan in Kants tijd. Dat komt, paradoxaal genoeg, juist door een democratisch verlangen: we willen geen top-­down-kennis. We willen geen autoriteit, geen meesters. We willen het zelf uitzoeken. Maar wat als je het zelf uit wilt zoeken, maar ondertussen bent uitgeleverd aan een algoritme? Dat is de tragiek van onze tijd.”

Dat we denken vrij te zijn, maar dat niet zijn?

“Inderdaad. We leven in een tijd van woede. Op die manier uiten mensen hun frustratie. Die woede komt voort uit een zekere machteloosheid.

“Wat wij nodig hebben is hoop. Ik haal in mijn boek de filosoof Ernst Bloch aan, die stelde dat hoop een houding is die je je kunt aanleren, een cultuur. Ik denk aan mijn collega David van Reybrouck, die de G1000 heeft opgericht, waarin de loodgieter en de bankier aan tafel zitten en praten over vragen als: wat willen we in onze samenleving? Woede is rauwe energie, hoop is een attitude. Het goede nieuws is: die kun je trainen. Ik wil niet zo’n typische man van zeventig zijn die zegt dat het allemaal fout gaat. Daarvoor heb ik te veel optimisme.”

null Beeld

Stefan Hertmans
Verschuivingen
De Bezige BIj; 299 blz. € 22.99

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden