null Beeld

Het fotoalbum vanTon Rechtuijt

Van de ene op de andere dag was mijn pleegbroertje Martientje verdwenen

Nu hij ouder wordt, vraagt Ton Rechtuijt (70) zich vaak af wat zijn pleegbroertje Martientje vroeger is overkomen. ‘Ik zou graag weten hoe het hem is vergaan.’

Noor Hellmann

“Martientje en ik zijn allebei niet bij onze biologische ouders opgegroeid. Ik ben een adoptiekind, geboren in een zendingsziekenhuis in Soerabaja. Mijn Nederlandse adoptieouders waren in Indonesië toen ze mij als baby van drie maanden mee naar Amsterdam hebben genomen. Martientje kwam op driejarige leeftijd bij ons in huis, ik zat toen in de kleuterklas.

Guitig koppie met stralende ogen

Wij noemden hem Martientje. Eigenlijk heette hij Max, maar dat vonden mijn ouders een hondennaam. Hij had stroblond haar, ik was donker. Dit portret van ons is eind jaren vijftig in een fotostudio gemaakt. Hij – het jongetje links – zal een jaar of vijf geweest zijn, ik was zeven jaar. Ik kan er niet zonder emotie naar kijken. Als je Martientje zo ziet, met dat guitige koppie en die stralende ogen, is het moeilijk voor te stellen dat hij een heel nare start in zijn ­leven heeft gehad.

Al moet ik erbij zeggen dat ik niet weet of het precies zo was als mij is verteld. Mijn moeder verzon weleens wat en had soms de neiging dingen erger te maken dan ze waren.

Volgens het verhaal woonde hij na zijn geboorte bij zijn grootouders omdat zijn moeder niet voor hem kon zorgen. Hij werd verwaarloosd: zijn oma bond hem vast in bed en tot zijn derde had hij geen ander speelgoed dan de mond van een stofzuigerslang. Toen hij bij ons kwam kon hij niet praten. Mijn moeder deed eindeloos spraak­oefeningen met hem en leerde hem hoe hij met zijn mond klanken moest vormen.

Vinger tussen de deur

Hij heeft de achterstand ruimschoots ingehaald. Wij waren als broertjes en mijn moeder kocht altijd dezelfde kleren voor ons. Truien met losse ­insteekkraagjes bijvoorbeeld, zoals op de foto. Wij zullen een kamer hebben gedeeld, bedenk ik nu, maar ik kan me niet ­herinneren waar zijn bedje stond. Vooral heftige gebeur­tenissen zijn me bijgebleven, zoals die keer dat zijn vingers tussen de deur kwamen en we met hem naar het ziekenhuis moesten.

Martientje heeft drie jaar als pleegkind bij ons gewoond en zou daarna geadopteerd worden, net als ik. Maar van de ene op de andere dag was hij weg. Dat moet in 1961 zijn geweest want hij heeft nog meegemaakt dat mijn ouders hun eerste ­eigen kind kregen.

Mij is verteld dat de biologische moeder van Martientje hem terugeiste. Ze ging hertrouwen en wilde hem meenemen naar Australië waar ze zou gaan wonen. Blijkbaar heb ik dat volledig geblokkeerd, want die periode is een gat in mijn ­geheugen.

Er waren voor mij toen zoveel indrukken, ze tuimelden over elkaar heen. Mijn moeder was er ondersteboven van dat Martientje ineens uit ons leven was verdwenen. Misschien zijn we wel om haar te ontlasten van het verdriet kort daarna naar Curaçao gegaan. Mijn vader had daar in 1962 werk gevonden, maar wel bedongen dat we al na een jaar een maand met verlof naar Nederland konden.

Schok van blijdschap

We logeerden toen in Amsterdam bij twee ongetrouwde oudtantes van wie één met een vriendin een pension had. Tijdens dat verblijf ben ik een keer naar het zwembad geweest. En daar kwam ik totaal onverwacht Martientje tegen. Mijn broertje! Ik voelde een schok van blijdschap toen ik hem na anderhalf jaar terugzag.

Het bleek dat hij niet geëmigreerd was, maar in een kindertehuis woonde, niet ver van het pension van mijn tantes vandaan. Hij was die middag met de andere kinderen aan het zwemmen. Na het zwemmen mocht ik mee naar het kindertehuis om daar te eten.

Bij terugkomst in het pen­sion vertelde ik mijn tantes heel enthousiast over de ontmoeting in het zwembad, ze hebben het zwijgend aangehoord en gingen er verder niet op in.

Martientje heb ik sindsdien nooit meer gezien. Er werd niet over hem gepraat, intuïtief ­begreep ik dat ik het niet over hem mocht hebben. Achteraf vind ik het erg spijtig dat ik dat niet heb gedaan, al had ik vermoedelijk geen behoorlijk ­antwoord gekregen. Ik was ook nog een kind, dan accepteer je de ­situatie.

Dramatische wending

Pas later kwamen de vragen. Zijn achternaam Van den Berg is ook de achternaam van mijn oma van moeders kant. Vreemd, denk ik nu, was hij op een of ­andere manier familie? Zo zou ik ook graag weten hoe hij in dat kindertehuis is beland, het moet voor hem een dramatische wending zijn geweest. Helaas is het me niet gelukt hem te traceren.

Zeker nu ik ouder word, denk ik vaak aan hem terug. Ik moet realistisch zijn. We zouden elkaar waarschijnlijk niet herkennen. Leeft hij nog wel? Als ik maar wist hoe het hem is vergaan, dat zou voor mij al ­genoeg zijn. Bij het zien van die foto voel ik sterker dan ooit het ­gemis van mijn broertje.”

Wilt ook woorden geïnterviewd naar aanleiding van een voor u bijzondere foto? Stuur een mail naar: fotoalbum@trouw.nl

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden