null

EssayConsumptiecultuur

Toen kinderen nog blij waren met één kauwgombal uit de automaat

Beeld Van Santen en Bolleurs

Ongemerkt is de kauwgomballenautomaat uit het straatbeeld verdwenen. Laurens Bluekens zocht uit waarom en kwam uit bij het verdwijnen van het bescheiden genoegen. ‘Tegenwoordig geldt: jij kiest uit een enorm assortiment precies dat wat je voor ogen hebt.’

Laurens Bluekens

Het moet begin jaren negentig zijn geweest dat ik regelmatig in het kinderstoeltje voorop de fiets van mijn vader zat om in de vroege avond een tochtje te maken door de binnenstad van Breda, de stad waar ik opgroeide. Langs het monument van een Duitse Panthertank in het Wilhelminapark reden we, dan door de Halstraat – met de ijzerwarenwinkel die in de etalage een groot, bewegend zakmes had staan –, over de prachtig verlichte Grote Markt naar de Boschstraat, waar een paar winkeliers aan hun gevels kauwgomballenautomaten hadden hangen.

Mijn vader gaf mij een muntje en dat duwde ik in de inkeping boven de draaiknop van de automaat. Door die knop een slag naar rechts te draaien, viel het muntje onder luid mechanisch gereutel de machine in. En dan hoorde ik dat er – bonk! – een bal viel, die door een tunneltje naar beneden rolde en tegen een koud, metalen klepje tot stilstand kwam. Nu hoefde ik alleen nog maar de uitgang van het tunneltje te openen, mijn hand eronder te houden en de bal op te vangen.

Dat was het spannendste moment. Welke kleur zou de kauwgombal zijn? Rood, geel, blauw of toch groen? Een zelf gecreëerde spanning was het, want welbeschouwd was de kleur mij om het even. Ik had nu iets zoets in de mond en ik had het kleine genoegen gehad om helemaal zelf een kauwgombal te mogen draaien.

null Beeld

Laurens Bluekens (1987) is journalist en historicus. Hij studeerde geschiedenis, internationale betrekkingen en Duitslandstudies.

Wie van voor de eeuwwisseling is, ziet nu in gedachten misschien al een eigen jeugdherinnering voor zich. Ben je van daarna? Dan is de kans groot dat je niet precies weet waar ik het over heb. Want ze zijn er nog wel, die kauwgomballenautomaten, maar je moet ze met een lichtje zoeken. Hun stille verdwijnen zegt veel over het Nederland van nu.

Draaien uit nostalgie

‘Puur uit nostalgie’ hing vormgever Anouk Corstiaensen een jaar of twee geleden zo’n ouderwetse automaat – inworp 20 cent – aan de gevel van haar woning in Breda. Er komen kauwgomballen uit of kleine cadeautjes, verpakt in een rond plastic coconnetje. “In het piepkleine dorp waar ik opgroeide had de kruidenier er een hangen. Als ik van mijn opa een dubbeltje of een kwartje kreeg, ging ik daarheen om te draaien, hopend dat die mooie stuiterbal eruit zou komen of juist die rode kauwgombal.”

null Beeld ANP
Beeld ANP

Bij haar zijn het vooral jongere kinderen die komen draaien, vergezeld van hun (groot)ouders, zegt Corstiaensen. “Ouderen draaien uit nostalgie, kinderen uit nieuwsgierigheid. Soms kloppen kinderen bij me aan en vragen: waar moet ik het geld in stoppen? Of ze komen met een euro aan en krijgen die er niet in omdat er alleen 20 cent in past. Ze kennen de kauwgomballen­automaten niet meer.”

En wat Corstiaensen als kind waarschijnlijk nooit zou hebben gedaan: laatst klopte er een meisje bij haar aan dat niet tevreden was met het ringetje dat ze zojuist uit de automaat had gekregen. Kon ze het speeltje omruilen? “Ik zei: ik heb de sleutel van de automaat niet, dus ik kan er niet in. Maar al had ik de sleutel wel, ik vind dat de verrassing moet blijven. Dat is juist het leuke van het draaien.”

Henny Rijkers (76) uit het Noord-Brabantse Katwijk stapte begin jaren tachtig in de kauwgomballenautomatenbusiness en in de beste dagen van zijn bedrijf exploiteerde hij zo’n 7200 automaten. “Met drie bestelbussen reden we door heel het land langs al die kasten, zoals wij ze noemen.” Een kast is de stalen behuizing waar vaak twee doorzichtige containers met kauwgomballen in passen. De lege containers haalden Rijkers en zijn mensen eruit, gevulde exemplaren kwamen ervoor in de plaats. “Ik kon er een goede boterham aan verdienen.”

Als de automaat stuk ging

Niet de winkeliers waren eigenaar van de kauwgomballenautomaten, maar bedrijven als dat van Rijkers, waarvan er in de hoogtijdagen zo’n zeven à acht in Nederland waren, maar Rijkers was de grootste. Zij betaalden Rijkers provisie om de automaten te mogen ophangen, meestal 30 procent van de omzet. “Alle kosten waren verder voor mij: de aanschaf van de automaat en de kauwgomballen, schoonmaak, onderhoud en de reparatiekosten als er een automaat stuk was.”

En stuk gingen ze nog wel eens, want er werd van alles in de muntgleuf gestopt dat er niet in hoorde: lipjes van drankblikjes, plastic muntjes of buitenlands geld. Maar alle pogingen om zo aan een gratis kauwgombal te komen strandden, het enige resultaat was dat het mechaniekje verstopt raakte en niemand nog iets lekkers uit de automaat kon halen.

Winkeliers baalden daarvan. Die automaat was niet van hen, maar mensen kwamen wel bij hen verhaal ­halen als ze geen kauwgombal kregen. En nog een bron van hoofdpijn: de precario bleef maar stijgen. Die belasting betalen ondernemers als ze iets op of boven gemeentegrond zetten of hangen. Terrassen, reclameborden, maar dus ook kauwgomballenautomaten. De rekening schoven de winkeliers door naar Rijkers. “De ene plaats vroeg een rijksdaalder per automaat per jaar, dat is te doen. Maar andere wilden wel 75 gulden. Dan houdt het al gauw op.”

Dus verzonnen de winkeliers een oplossing: ze haalden de automaten van de gevel en plaatsten ze binnen. Daar hingen ze veilig en gratis. Een mooie oplossing voor hen, maar niet voor Rijkers. Die kon nu alleen nog bij zijn automaat tijdens de openingsuren van de winkels.

Lastig, maar niet onoverkomelijk, zegt Rijkers. Die verplaatsing naar binnen heeft de kauwgomballenautomaat de kop niet gekost. “De meeste adressen ben ik verloren omdat winkels werden opgedoekt. Het waren vooral de kleine middenstanders die automaten hadden hangen, snoepwinkeltjes, cafetaria’s en de winkel op de hoek waar je tabak, een potlood en een schrift kon kopen. Die zijn in rap tempo verdwenen.” De nieuwe heersers van de winkelstraat? Grote ketens, supermarkten en overdekte winkelcentra. “Die hebben vaak glazen puien, daar kun je geen kauwgomballenautomaten aan hangen”, zegt Rijkers.

Supermarkten wilden trouwens best met hem praten. “Die wilden automaten in al hun winkels en dan zou ik een klein gedeelte van de omzet krijgen. Voor mij zou dat een investering van meerdere tonnen zijn. En als een jaar later bleek dat de automaten niet genoeg ­opleverden, dan kwamen ze retour en was ik failliet.” Veel te riskant, oordeelde Rijkers. Hij deed het niet.

En dat was misschien niet zo’n slechte beslissing. “In onze consumptiecultuur is nauwelijks nog plaats voor het kopen van losse snoepjes”, zegt historicus Peter van Dam van de Universiteit van Amsterdam, die gespecialiseerd is in die consumptiecultuur. “Suikergoed is zo goedkoop geworden dat het alleen zin heeft om ze voorverpakt en in grotere hoeveelheden te kopen. Waarom zou je voor 20 cent een kauwgombal draaien als je in de supermarkt voor net iets meer een hele strip kauwgomballen koopt?”

null Beeld ANP
Beeld ANP

De opkomst en ondergang van de kauwgomballen­automaat zijn een mooi symbool van de verschuiving van ons consumptiepatroon, vindt Van Dam: “In de ­negentiende eeuw was het voor de meeste mensen ondenkbaar dat ze hun kind op pad zouden sturen om een snoepje te kopen. Daar hadden ze helemaal geen geld voor. Pas in de loop van de twintigste eeuw kregen de lagere en middenklasse zoveel te besteden dat het interessant werd om iets aan te bieden voor specifieke doelgroepen, in dit geval kinderen.”

Er was geld en dingen kopen werd een belangrijk onderdeel van het leven. En de koopkracht bleef maar stijgen. Zozeer zelfs dat de kauwgomballenautomaat, die je als een vroege uiting van de consumptiecultuur kunt zien, erdoor werd ingehaald, zegt Van Dam.

De automaat werd ouderwets

Supermarkten die groot en dus tegen een lagere prijs kunnen inkopen, drukten kleine winkeliers uit de markt. Samen met voedselproducenten zorgden de supermarkten ervoor dat voeding spotgoedkoop werd. “En zo werd de kauwgomballenautomaat op den duur ouderwets. Misschien zijn we er wel té welvarend voor geworden.”

En neem zo’n beteuterd meisje dat bij Corstiaensen aanklopte omdat ze een ander speeltje wilde: dat, vindt historicus Van Dam, illustreert haarfijn hoe de tijden zijn veranderd. Kiezen wat je wilt hebben is er bij de kauwgomballenautomaat niet bij en dat druist recht in tegen de tijdgeest. “Tegenwoordig geldt: jij kiest uit een enorm assortiment precies dat wat je voor ogen hebt”, zegt hij. “De bal ligt voortdurend bij de consument.”

Grappig genoeg was het juist ook de spanning van de verrassing die mij als kind aantrok in de kauwgomballenautomaat. Welke kleur zou de bal hebben? Maar er was nog een element: het antwoord op die vraag kreeg ik binnen een paar seconden, als de bal in mijn hand viel. En als ik de bal daarna in mijn mond stak, had ik mijn suikerkick. Het was instant gratification, een directe bevrediging van mijn behoefte.

Bubbelthee

En die onmiddellijke beloningen, die zijn tegenwoordig alom. Mooier, groter, beter, sneller en flitsender dan de kauwgomballenautomaat ooit kan zijn. Games op je telefoon plingen als je een punt haalt, duimpjes gaan omhoog als je iets post op sociale media, en wil je je suikerkick dan haal je die spotgoedkope, grote zak snoep bij de Jumbo.

Zoek je de combinatie van directe behoeftebevrediging en ongelimiteerde keuzevrijheid, stap dan eens binnen bij een van de vele tentjes die bubbelthee verkopen. De laatste jaren duiken die vaker op. Het fotogenieke drankje is een koude of lauw opgediende fruit- of melkthee met daarin bakken suiker en chewy balletjes van tapioca (cassavemeel).

De keuze is er reuze: er zijn talloze theesoorten, kleuren, smaken, soorten balletjes en toeters en bellen om het drankje helemaal naar ieders smaak te maken. Wil jij een extra portie bruine suikerstroop? Krijg jij een extra portie bruine suikerstroop. Een bescheiden genoegen, zoals de kauwgomballenautomaat, is het niet. De prijzen beginnen rond de 5 euro.

Heel wat anders dan de 10 of 25 cent of, voor de luxere uitvoeringen, de gulden die Rijkers vroeg voor zijn kauwgomballen en kleine cadeautjes. Prijzen die hetzelfde bleven, inflatiecorrectie was er niet bij.

Smeltende ballen

“Een kwartje blijft een kwartje. Je kunt daar niet ineens 26 cent van maken als de kosten voor brandstof of personeel stijgen.” En die stijgende kosten maakten het de ondernemer in de jaren negentig steeds moeilijker om nog iets te verdienen.

Op creatieve manieren probeerde hij om daar een mouw aan te passen. Zo betrok hij, om kosten te besparen, zijn kauwgomballen op zeker moment bij een Ierse suikergoedproducent die zijn ballen hol maakte. Maar dat leidde alleen maar tot nieuwe problemen, zegt Rijkers. “Als de zon vol op een automaat scheen, kon het in het kastje wel 70 graden worden. Kwam er dan regen of onweer, dan daalde de temperatuur zo snel dat die holle kauwgomballen opensprongen.”

De invoering van de euro in 2002 gaf wat lucht. Automaten waar een dubbeltje in ging, vroegen nu om 10 eurocent, kwartjes werden 20 eurocent en de gulden 50 eurocent. Een ruime omrekening, waardoor Rijkers beter uit de kosten kwam. Maar niet voor lang. Winkeltjes bleven verdwijnen, de kosten bleven stijgen, gemeentes die hun stadsgezicht wilden oppoetsen deden kauwgomballenautomaten in de ban en de pinnende mens had steeds minder kleingeld op zak. “Het duurde langer voordat de automaat leeg was, maar hij bleef evenveel kosten.” In 2010 ging Rijkers met pensioen en deed hij zijn automaten over aan Wim Goossens uit Zelhem.

De enig overgebleven exploitant

Bij zijn weten is hij de enig overgebleven exploitant van kauwgomballenautomaten aan de muur in Nederland, zegt Goossens. De automaat die bij vormgever Corstiaensen in Breda aan de muur hangt, is van hem. Maar zijn zaken lijden onder dezelfde problemen als Rijkers: vandalisme, stijgende kosten die hij niet kan doorberekenen en het verdwijnen van contant geld.

De ondernemer, die met zijn eenmansbedrijf ook altijd-prijs-grijpautomaten exploiteert, heeft in Nederland nog zo’n tweehonderd kauwgomballenautomaten hangen. Goossens is 62 jaar en zingt het wel uit tot zijn pensioen, zegt hij, maar een vetpot is het niet. “Deze handel bloedt heel langzaam dood. Wat kun je een kind tegenwoordig nog geven voor 10 of 20 cent?”

Toch, de nostalgische gevoelens die die kauwgomballenautomaat oproept, zeggen volgens historicus Van Dam iets over het onbehagen dat veel mensen voelen bij de consumptiecultuur van vandaag, waarin alles zo functioneel mogelijk is ingericht. “We hebben daar veel voordeel van, maar missen tegelijk het romantische van iets kleins kopen.”

Met mijn dochter van twaalf ben ik een paar keer bij de kauwgomballenautomaat van Corstiaensen geweest. Ze gaat meestal wel mee, al vindt ze zo’n kauwgombal eigenlijk veel te duur. Ook zij weet wel dat je in de supermarkt een dubbele strip voor maar 35 cent kunt krijgen. Liever sleept ze mij mee naar de bubbeltheebar, waarvan we thuis inmiddels meerdere spaarkaarten hebben liggen.

Lees ook:
Wie efficiënter wil leven, heeft nergens meer tijd voor
Handig toch, al die slimme apps en diensten zodat er meer tijd overblijft voor de écht belangrijke dingen? Alleen komt dat ware leven nooit in zicht. Een vijftig jaar oud jeugdboek had ons dat allang kunnen leren.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden