InterviewSunny Bergman
Sunny Bergman schreef een boek over haar nazi-opa. ‘Als hij mijn oma niet had verkracht, bestond ik niet’
In haar boek Mijn nazi-opa onderzoekt Sunny Bergman de jeugdtrauma’s van haar vader en wat die voor zijn en haar ontwikkeling hebben betekend. ‘Dat ik zo activistisch ben heeft met zijn geschiedenis te maken.’
Nog geen minuut nadat we kennis hebben gemaakt, het interview is nog niet begonnen, stelt Sunny Bergman zelf de eerste vraag. “Heb jij veel bedpartners gehad?”
Bergman informeert er zo onbevangen naar dat het is alsof ze wil weten wat ik gisteren heb gegeten. Geen taboes bij Sunny Bergman. Dat wisten we al uit haar documentaires, waarin ze thema’s als seks, gender en discriminatie ontrafelt. Van een vreemde heeft ze het niet. In haar nieuwste boek komt haar vader Richard naar voren als een man zonder schaamte. De wc-deur staat altijd open. En als zijn tienerkleinzoon langskomt, stelt hij voor samen eerst even lekker te gaan blowen, om vervolgens mopperend te constateren dat dochter te weinig sigaretten heeft meegenomen om de komende dagen joints van te rollen.
In het boek keren de issues uit Bergmans eerdere werk terug en onderzoekt ze wat ze van Richard heeft meegekregen. Belangrijker dan zijn vrijmoedigheid en zijn onconventionele hippielevensstijl, waarbij preutsheid een vies woord is, zijn de wonden die Richard tijdens zijn jeugd opliep, trauma’s die hij aan zijn dochter heeft doorgegeven. De kwetsuren vinden hun oorsprong bij Richards Duitse vader, Heinrich Stender. Het boek begint als een zoektocht naar zijn verleden. De titel: Mijn nazi-opa.
Sunny Bergman (1972) is documentairemaker, auteur en activiste. In York studeerde ze politicologie en filosofie. Ze acteerde ze onder andere in Goede tijden, slechte tijden. Vanaf 1994 regisseerde ze televisieprogramma’s voor de VPRO en maakte ze persoonlijke, geëngageerde documentaires over seksualiteit, racisme en beeldvorming over vrouwelijkheid en mannelijkheid. Ze brak door met de documentaire Beperkt houdbaar (2007) over verwrongen schoonheidsidealen. Ze schreef eerder Sletvrees (2013) en Wit is ook een kleur (2016). Mijn nazi-opa is haar derde boek.
Over die nationaalsocialistische grootvader was binnen de familie Bergman niet veel bekend. In 1938 werd hij burgemeester van Rahden, een stadje in Noord-Rijnland-Westfalen. Zijn voorganger was gewipt omdat hij niet wilde dansen naar de pijpen van de bruinhemden. Tot het eind van de Tweede Wereldoorlog bleef Stender op zijn post.
De burgemeester was weduwnaar en had een nieuwe dienstmeid nodig. Dat werd de in Nijverdal opgegroeide Dina Bergman. Stender drong zich als man van middelbare leeftijd op aan de 23-jarige Dina. Volgens de familieoverlevering sputterde zij tegen, zou hij hebben gezegd dat haar voorgangsters er anders niet moeilijk over deden, waarna hij haar verkrachtte en zij zwanger werd van Richard.
“Sinds ik me kan herinneren ben ik gefascineerd door dit verhaal”, vertelt Bergman. “Een kwart van mijn genen is afkomstig van een nazi. Wat betekent dat? Toen werd mijn vader ziek, hij raakte verlamd. Ik bracht daarom meer tijd met hem door. Het was het moment om met mijn vader de diepte in te gaan.”
U ging op zoek naar uw opa. Hoe dichtbij bent u gekomen?
“We ontdekten dat hij in 1931 lid werd van de NSDAP, nog voor de partij aan de macht kwam. Hij moet een overtuigd nationaalsocialist zijn geweest, iemand die voor de troepen uitliep. Het voelde alsof ik oog in oog met de geschiedenis stond toen ik een oude Duitser ontmoette die op het stadhuis als leerling-ambtenaar onder hem had gewerkt. Hij omschreef mijn opa als een niet onsympathieke, maar zakelijke en autoritaire man. Iemand die duidelijk zijn grenzen aangaf, weinig flexibel was en net zo’n Duitse herder had als Hitler.
“Tijdens de Kristallnacht staken lokale nazi’s de synagoge van Rahden in brand. Er is geplunderd en meerdere Joodse bewoners werden gearresteerd. Een van de leiders van de Joodse gemeenschap moest zich na afloop bij mijn opa op het stadhuis verantwoorden voor de onrust die de Joden zogenaamd zouden hebben veroorzaakt. Ze zouden hun arische stadsgenoten hebben uitgedaagd. Als burgemeester verplichtte hij de Joodse bevolking om de synagoge voor veel te weinig geld te verkopen aan de stad. Het gebouw ging tegen de vlakte en werd ingeruild voor een parkeerterrein.
“In 1942 woonden er geen Joodse inwoners meer in Rahden. Ongetwijfeld heeft mijn opa daarbij een actieve rol gespeeld. Wat ik over hem leerde viel beslist niet mee.”
Hoe verging het Richard en zijn moeder?
“Anderhalf jaar na de Duitse capitulatie keerde Dina met peuter Richard terug naar Nederland. Misschien durfde oma toen pas. Mogelijk had ze gehoord over de meisjes die het met de bezetter hadden gedaan en direct na de bevrijding werden kaalgeschoren.
“Dina trouwde en kreeg nog zes kinderen. Voor Richard was in het gezin geen plaats. Hij werd achtergelaten bij zijn grootouders van moederskant. Het was bittere armoede. De vader van Dina, Richards opa, was opgegroeid in een plaggenhut en werkte als boerenknecht, schaapsherder en bouwvakker. Hij nam mijn vader mee naar CPN-bijeenkomsten en kleine Richard bracht de communistische krant De Waarheid rond.
“Op z’n veertiende ging Richard in de fabriek werken. Daar viel op dat hij een slimme jongen was. Hij mocht naar de avondschool en later naar de universiteit. Als tiener woonde Richard korte tijd alsnog in het gezin van zijn moeder en stiefvader. Er was vaak ruzie. ‘Rotmof’ was het scheldwoord dat hij soms naar zijn hoofd geslingerd kreeg.
“Hij was een buitenbeentje, zo ontzettend anders dan zijn halfbroers en -zussen. Toen wij vroeger bij oma Dina op bezoek gingen, kwamen ze allemaal langs om naar ons hippies te kijken. Zij hadden het over autoraces en keken op zo’n leren bank naar voetbal. Wij woonden op een woonboot en hadden geeneens televisie. Ik vond hen juist exotisch.
“Van zijn vader hoorde Richard nooit meer iets. Heinrich Stender had oma Dina bij haar vertrek 1000 mark meegegeven, een oprotpremie. Vanaf dat moment bestond zijn zoon niet meer voor hem.”
U beschrijft hoe u samen met Richard naar een foto van Stender kijkt. Hij zegt dat hij er niets bij voelt. Gelooft u dat?
“Mijn vader haat hem en is nog altijd boos dat hij door hem is afgewezen. Het is niet zo dat er door onze zoektocht een beetje empathie of compassie bij hem voor Heinrich is ontstaan.”
En wat komt er bij u los?
“Ik voel niet meteen woede bij de foto, maar kijk of ik uiterlijke overeenkomsten zie. Onze ogen lijken wel wat op elkaar, maar verder ervaar ik vooral afstand. Afkeer van mijn opa had ik wel toen ik bij zijn graf stond. Maar het ligt ingewikkeld, want als hij mijn oma niet had verkracht, bestond ik niet, en mijn kinderen evenmin. In die zin hoort hij bij mij.
“Het is heftig om je te realiseren dat zo’n directe voorouder een verantwoordelijke positie had in het Derde Rijk. Omdat ik mijn oma en vader als slachtoffers van hem zie, heb ik geen schuldgevoelens over zijn daden.”
En dat terwijl u zich juist heel snel schuldig voelt. U wilt iedereen redden: vader, partner, kinderen, de hele wereld. Als dat niet of maar half lukt, rekent u zich dat aan.
“Richard vertelde me dat toen ik, zijn oudste kind, werd geboren, hij zich pas goed realiseerde hoe hij aan zijn lot is overgelaten en wat voor schoft Heinrich moet zijn geweest. Hij zei dat zijn vader een onmens is omdat hij de verantwoordelijkheid voor zo’n klein wezentje naast zich heeft neergelegd. Bij Richard triggerde dat een groot verdriet.
“Baby’s voelen alles. Ze hebben een holistisch realiteitsbesef. Wanneer ze bij iemand verdriet zien, dan is voor hen de hele wereld verdriet. Ineens besefte ik dat er sprake was van een kettingreactie: opa verkracht oma, mijn vader is een afgewezen en ongewenst kind, hoe pijnlijk die wond is ervaart hij na mijn geboorte, ik merk dat als dreumes, en dat zorgt voor een verantwoordelijkheidsbesef waardoor ik me uitsloof voor zijn welbevinden en dat van anderen, al ben ik heus geen heilige en vaak genoeg egoïstisch.”
De zoektocht naar uw opa verdwijnt in de loop van het boek naar de achtergrond om plaats te maken voor een zoektocht naar uzelf.
“Ik ben me steeds meer gaan richten op de effecten die deze geschiedenis op mijn vader en mij heeft gehad. Er zijn zoveel opvallende zaken. De artsen weten bijvoorbeeld niet waardoor mijn vader invalide is geworden. Hij is door de hele medische mallemolen gegaan, maar het blijft een raadsel. Het is een niet hard te maken theorie, maar ik denk dat zijn verlamming mogelijk is terug te voeren op zijn traumatische jeugd.
“Mijn huidige partner en meerdere exen zijn als kind ook in de steek gelaten door hun ouders. Hoe zit dat? Waar komt dat vandaan? Al die mannen lijken in een zeker opzicht op mijn vader. Ze hebben iets kwetsbaars, zijn maatschappijkritisch en gericht tegen het kapitalisme. Misschien dat je zo’n antihouding tegen de boze buitenwereld eerder creëert als je in je jeugd bent afgewezen.
“En waarom ben ik zelf zo activistisch? Ik denk dat het mede voortkomt uit de geschiedenis van mijn vader. Als de samenleving wegkijkt bij onrecht word ik kwaad. De laatste tijd zet ik mij in voor ongedocumenteerden. Vluchtelingenkinderen zonder papieren mogen hier naar school gaan en kunnen naar de dokter en de tandarts. Maar vanaf hun achttiende verjaardag verliezen ze alle basisrechten en worden ze gecriminaliseerd. Net als in de jaren dertig vindt zulk onrecht onder onze neus plaats.
“Dat activisme is niet altijd goed voor mezelf. Ik ging over mijn grenzen heen, raakte uitgeput en kreeg een burn-out. Lang heb ik me geroepen gevoeld om naar alle demonstraties te gaan waarvan ik dacht dat die belangrijk waren. De strijd tegen onrechtvaardigheid is niet weg, maar nu blijf ik meer in mijn eigen cirkel. Mijn zoon nam een meisje mee naar huis dat veel steun kon gebruiken. Zij werd ons pleegkind. Dat hij zich haar lot aantrok, vind ik heel mooi, Maar hopelijk hebben mijn kinderen niet te veel van mijn verantwoordelijkheidsgevoel geërfd.”
Net als in uw eerdere werk geeft u in dit boek veel bloot van uzelf. Kost het u geen moeite die intieme details met de wereld te delen?
“De vorige boeken durf ik niet meer te lezen. In dit boek vertel ik dat ik een blowverslaving heb. Ik schaam me nu al dat ik dat heb opgeschreven. Ook omdat het wel meevalt en ik aan één klein jointje genoeg heb om stoned te worden. Ik denk dat mijn schaamtebesef pas achteraf komt.
“In Mijn nazi-opa komen alle thema’s terug waarmee ik in mijn werk bezig ben geweest. Die onderwerpen zijn altijd persoonlijk gedreven en ik denk dat het daarom beter is om open te zijn. Ik wil in mijn documentaires en boeken eerlijk zijn over mijzelf om bij de kijker en lezer iets van herkenbaarheid op te roepen. We zijn allemaal minder uniek dan we zouden willen, hebben dezelfde angsten en zwakheden.
“Het blowen houdt zeker verband met het trauma van mijn vader dat ik als kind voelde. Het onderdrukken van emoties door verslavingen kennen velen, toch? Door mijn kwetsbaarheid te laten zien hoop ik anderen te helpen. In die zin is het handig dat ik een uitgesteld schaamtegevoel heb.”
Sunny Bergman
Mijn nazi-opa. Een zoektocht naar intergenerationeel trauma
Nijgh & Van Ditmar; 285 blz. € 21,99