BoekrecensieRoman
Selfmade kloosterbroeder met te veel belang bij misstanden
De nieuwe roman van Erik Vlaminck is sappig, vol zwarte humor en krankzinnige personages maar ook een urgent boek dat laat zien dat het nooit te laat is voor een aanklacht.
Nog voor het verhaal begonnen is zet Erik Vlaminck de boel op scherp. In de disclaimer bij Iconen vermeldt hij keurig dat elke gelijkenis met bestaande personen, plaatsen en instellingen op toeval berust. Het is dus fictie, laat hij ons weten, maar hij kan het niet laten eraan toe te voegen: ‘Helaas overtreft de realiteit vaak de fictie’.
Vlaminck (1954) is de auteur van een oeuvre dat je gerust daverend kunt noemen. Dat leverde hem diverse nominaties op de longlists van de grote literaire prijzen op, maar een doorbraak bleef uit.
Onterecht, want niet alleen vertelt Vlaminck verhalen die ergens over gaan, ze zijn ook vol vaart en humor. Hij schrijft over de trieste levenslopen van een stoet aan minderbedeelden, kermisklanten en, in Vlamincks woorden, ander ‘volk waar geen rechte kant aan is’. Hij schrijft over dit volk vol mededogen en tegelijk nietsontziend rauw. Zijn werk is een vingerwijzing naar de oorzaak van veel menselijk leed: armoede en geestelijke verwaarlozing.
Je vreest meteen het ergste
Zijn nieuwe roman Iconen speelt zich af in een Vlaamse kliniek voor psychiatrische patiënten in de jaren zeventig, gerund door ongeschoolde kloosterbroeders. Je vreest meteen het ergste. En terecht.
Dit is na tientallen romans en novellen waarschijnlijk het boek dat Vlaminck moest schrijven. De disclaimer doet het je al vermoeden, maar doordat hij zichzelf een kleine cameo geeft als broeder op ‘zaal 6’ sleept hij de fictie op subtiele wijze de werkelijkheid binnen. Vlaminck was in de jaren zeventig enkele jaren werkzaam in een psychiatrische instelling en weet dus van binnenuit hoe het eraan toeging. Hij schreef dit boek opdat wij het niet vergeten, aan die indruk valt niet te ontkomen.
De verteller is broeder Merardus, een selfmade man in kloosterkringen zou je hem kunnen noemen, want een echte geestelijke is hij niet: ‘Bepaalde van Gods Wegen zijn ontoegankelijk voor wie als twaalfjarige op de verkeerde schoolbanken terecht komt’. Daar begint de ellende al.
Merardus doet de boekhouding voor het instituut en heeft nog zo wat vage bevoegdheden. In de eerste hoofdstukken komt de marchanderende Merardus niet onsympathiek over, zijn bazen zijn de grootste gekken en hij lijkt te doen wat in zijn vermogen ligt om de meest schrijnende toestanden iets te verbeteren.
Gaandeweg blijkt de vork anders in de steel te zitten: deze broeder heeft iets te veel belang bij de misstanden.
De gekken blijken een verdienmodel
Als de ernstig verstandelijk beperkte Raf Vercammen wordt opgenomen raakt het verhaal in een stroomversnelling. Vercammens broer is net wat assertiever en kritischer dan de familieleden van de meeste andere patiënten. Die vinden het dikwijls niet zo erg dat de ‘idioten’ permanent zijn opgesloten. Vercammen kaart aan dat alle tanden van zijn broer zijn getrokken na een bijt-incident. Lastige klant, die Vercammen. En dat is nog maar het begin.
Gaandeweg geeft Erik Vlaminck een haarscherp beeld van de praktijken in zo’n instelling. En het is een ontluisterend beeld: men heeft een totaal verkeerde kijk op psychische ziekten, experimenteert blind met medicijnen, het personeel is ongeschoold (al wat een habijt draagt wordt blind vertrouwd), maar het ergste van alles is de institutionele corruptie. De gekken blijken een verdienmodel.
Iconen is een echte Vlaminck, sappig, vol zwarte humor, krankzinnige personages (en dan bedoel ik niet de patiënten), wreedheid, gefnuikte goede bedoelingen, eindeloze malheur en misverstanden maar het is ook een urgent boek dat ons laat zien: het is nooit te laat voor een aanklacht.
Erik Vlaminck
Iconen
Vrijdag; 158 blz. €22,50