BoekrecensieEssays
Schrijvers over schrijven in een schrijvershuis naast het Oosterpark
Marie Witsen-Schorr liet in haar testament wel een heel bijzondere bepaling opnemen. Ze stelde het huis waar zij met schilder en fotograaf Willem Witsen had gewoond gratis ter beschikking aan jonge schrijvers en dichters.
Alleen het atelier van haar man op de eerste verdieping van het kolossale pand aan het Amsterdamse Oosterpark moest intact worden gelaten. Sinds zijn dood, dit jaar precies een eeuw geleden, herinnert die ruimte vol schilderijen, boeken en Perzische kleedjes nog altijd aan de periode waarin kunstenaars als schilder George Breitner en schrijver Willem Kloos er kind aan huis waren.
Brandalarm dat om het minste of geringste afgaat
Tientallen auteurs, onder anderen Marga Minco, Hagar Peeters en Olivier Willemsen, maakten de afgelopen decennia dankbaar gebruik van het gulle gebaar van de weduwe en brachten vijf jaar van hun schrijversleven in het pand aan het Oosterpark door. In Wonen in het Witsenhuis blikt een aantal van hen terug op die periode. In verschillende vormen – gedichten, dagboekaantekeningen, korte verhalen – leggen ze hun herinneringen vast. Het levert een lappendeken aan bespiegelingen over geluk, vriendschap, liefde en inspiratie op.
Het geheel oogt daardoor wat rommelig, maar de aardse (on)gemakken die de schrijvers in het huis ervaren, houden de bundel toch bij elkaar. Zo duikt in verschillende bijdragen het grijze linoleum op waartoe de bewoners zich moeten zien te verhouden. Ook het brandalarm dat om het minste of geringste afgaat en de vertrekken met een snerpend ‘iep, iep, iep’ vult, is een terugkerend thema. Net als het geluid van de tram en het uitzicht op de boomkruinen van het park.
‘Dan zat er weer zo'n trommelaar’
Dat stadspark kon overigens niet iedereen bekoren. ‘Het hoefde maar even een beetje mooi weer te zijn of er zat zo’n trommelaar’, verzucht Thomas Rosenboom in een interview in het boek. De schrijver herinnert zich zijn tijd in het Witsenhuis vooral als een periode waarin hij heel gedisciplineerd heeft gewerkt. Maar echt thuis heeft hij zich er niet gevoeld. ‘Het was niet mijn verdienste dat ik er zat, niet iets om trots op te zijn, op een hotelkamer ben je ook niet trots.’
Heel anders was dat voor Niña Weijers, die tussen 2015 en 2020 de zolder van het Witsenhuis bewoonde. Het huis voelde als ‘een personage in haar leven’. In haar roman Kamers antikamers bedankte ze het huis voor ‘de ruimhartige manier’ waarop het haar had toegelaten als bewoner. Maar in de zomer van 2020 zat haar vijf jaar erop. ‘De muren werden overgeverfd, er viel post op de mat voor iemand die ik niet was. Meedogenloos, zoals ieder einde van een grote liefde.’
Schrijvers onderdak
Wonen in het Witsenhuis
Van Oorschot; 176 blz. € 20