BoekrecensieMemoir
Norah Lange schrijft prachtig over haar kinderjaren met vier zusjes in Argentinië
Norah Lange schrijft fris en onbevangen maar toch ook heel gestileerd over haar kinderjaren in een welgesteld, vrijzinnig gezin in vroeg twintigste-eeuws Buenos Aires.
De titel klinkt een beetje geforceerd: Aantekeningen uit een kindertijd. Maar het gaat gewoon om de jeugdherinneringen die de Argentijnse schrijfster Norah Lange (1905-1972) in de jaren dertig van de vorige eeuw met veel flair en stijl op papier wist te zetten. In Argentinië zelf is het een klassieker, daarbuiten nauwelijks bekend.
Ten onrechte, want Lange was een van de zeer weinige vrouwen die zich literair staande wisten te houden in de overwegend mannelijke, welgestelde literaire scene van Buenos Aires in die tijd, van wie hier vooral Jorge Luis Borges heel bekend is geworden.
Lange vertelt haar jeugdherinneringen in korte hoofdstukken van twee, drie pagina’s. Ieder hoofdstukje is een op zich staande parel, waarvan de vorm nu doet denken aan een literaire column. Het begint met de allereerste peuterherinneringen en het eindigt ermee dat Lange als veertienjarige naar de kapper gaat en haar meisjesachtige lange haar kort laat knippen.
Heel vrij milieu
Lange groeit op met vier zussen, in een voor die tijd heel vrij milieu. Veel van haar herinneringen gaan over de dynamiek tussen de vijf zussen. De onderlinge verhoudingen, hun eigenaardigheden. Ze bewondert haar oudste zus, de jongste is soms haar bondgenoot. En een ander zusje is erg kwetsbaar.
Lange heeft een talent voor observeren. ‘Vanaf mijn vroege jeugd keek ik graag heel aandachtig naar mensen. Op mijn zesde was die gewoonte al diep in mij geworteld. Vervolgens lachte ik dan. Ik lachte zoveel dat moeder mensen die op bezoek kwamen moest waarschuwen dat ik heel cheeky was.’ Brutaal.
Haar vader, van Noorse afkomst, blijft in deze herinneringen op afstand. Haar moeder daarentegen, half Noors en half Iers, komt dichterbij, zoals wanneer haar dochters haar vragen hoe je weet dat je met een man kunt trouwen. Haar antwoord is charmant en grappig: je stelt je die man voor in een ridicule situatie, bijvoorbeeld dat hij poedelnaakt op een muurtje voor je staat te zingen. Als je dan nog vertederd bent, dan kun je met hem trouwen.
Een prettig soort poëtisch realisme
De verteller van dit alles is zowel een literair onderlegde volwassene, die heel goed weet hoe je een anekdote moet vertellen en hoe je beelden suggestief maakt, als een onbevangen kind. Het is fris, maar toch ook gestileerd en het voelt helemaal niet ouderwets.
Er zit een prettig soort poëtisch realisme in deze herinneringen, soms komt daar een vleugje surrealisme bij, want ja, herinneringen zijn voor een deel ook wat de verbeelding er later van maakt.
Als ze beschrijft hoe haar vader haar moeder helpt om een paard te bestijgen is dat veel meer dan een vrouw die met haar man gaat paardrijden. ‘Wij stonden in een halve cirkel het onderdanige en gehoorzame gedrag van het paard te bespreken, en nadat zij dat toneelstukje voor ons hadden opgevoerd reden ze stapvoets weg. Moeders blinkende kant verdween, en ons restte alleen de minder vertrouwde, de stemmigere kant.’
En wat helemaal surrealistisch is: Lange ziet hoe een oudere zus zich ’s nachts in de tuin helemaal uitkleedt en dan een paar minuten in het licht van de volle maan gaat staan.
Maar er zijn ook grote en heel grote gebeurtenissen. De dood van het paard van haar vader. De dood van haar vader. De dood van een zusje.
Lange groeit beschermd op. Desondanks heeft ze allerlei kleine en grote angsten, zoals dat ze ooit moet trouwen, die ze met een reeks aan kleine en ook wat grotere dwangneuroses probeert te bezweren. Zo moet ze altijd op een heel bepaalde manier over de tegels van de binnenplaats lopen. Als ze iets drinkt, moet dat altijd in een even aantal slokjes.
En: ‘Hoe vaak ben ik niet de draad van een zin kwijtgeraakt door mijn gewoonte om de lettergrepen te tellen terwijl er iemand tegen me praatte! Als mijn vingers bij tien kwamen voelde ik me enorm opgelucht, want anders moest ik per se blijven tellen tot de zin eindigde met de twintigste of dertigste lettergreep.’
Extra glans
De verhalen over Lange en haar vier zussen krijgen een extra glans als je weet dat deze meisjes later, toen ze pubers en jongvolwassenen waren, een enorme aantrekkingskracht uitoefenden op een hele stoet aan jonge avant-gardistische dichters, die bij deze familie veel over de vloer kwamen en daar ook artistieke plannen voor de toekomst smeedden.
Je begrijpt ook wel waarom die jongens daar graag kwamen: deze meisjes waren, voor die tijd, vrij en zelfstandig.
Lange leidde ook na haar jeugd een voor die tijd onafhankelijk leven. Ze trouwde wel, met een schatrijke dichter, maar pas nadat ze al tien jaar samen waren geweest.
Norah Lange
Aantekeningen uit een kindertijd
Vertaald uit het Spaans door Lisa Thunnissen
Koppernik; 214 blz. 22,50.