null Beeld Jenna Arts
Beeld Jenna Arts

EssaySociale onveiligheid

Millennials willen niet meer flink zijn, en dat heeft de samenleving hard nodig

Flink zijn is uit bij millennials, constateert hoogleraar Evelien Tonkens. Maken zij zich niet tot al te kwetsbare zieltjes, met hun klachten over prestatiedwang, onveiligheid, of intimidatie? Nou, eigenlijk niet, schrijft Tonkens. ‘We zijn blind voor de moed om je uit te spreken tegen mensen zoals wij.’

Evelien Tonkens

Onlangs vroeg ik voorzichtig aan een paar millennials of de term flink zijn hen nog iets zei. Pardon? Als iemand die vraag mocht stellen, dan niet ik. In hun ogen ben ik een boomer, al ben ik daar officieel net te jong voor. Boomers hadden altijd alles mee, is hun idee, ze kregen alles cadeau: werk, geld, banen, huizen, pensioenen. En als dank hebben ze met wild consumeren het klimaat verpest, waardoor er voor millennials en generaties na hen niets meer over is. Hoezo flink zijn? Jullie hebben zó makkelijk praten.

Dat ik mijn eerste vaste baan kreeg toen ik 55 jaar was, past niet in dit plaatje. Maar ze hebben wel een punt: boomers hadden veel geluk en hebben het milieu verpest. Toch is de vraag naar de waarde van flink zijn daarmee niet van tafel.

Ik stelde die vraag, omdat je flink zijn zelden nog hoort en al helemaal niet onder jonge mensen. Wel het tegenovergestelde: de roep om sociale veiligheid, om bescherming tegen werkdruk, stress, kwetsende taal, seksisme, racisme en (seksuele) intimidatie.

Bij sommige mensen in machtsposities wekt dit irritatie op. VU-hoogleraar Marcel Levi klaagde over zijn studenten in Het Parool dat ‘iedereen die maar even zijn zin niet krijgt [...] binnen de kortste keren [begint] te roepen dat hij zich ‘niet veilig voelt’. [...] Bij een beoordelingsgesprek waarin je rustig en weloverwogen kritiek op je functioneren krijgt, kun je desondanks onmiddellijk bij een vertrouwenspersoon melden dat je leidinggevende jou een onveilig gevoel geeft en wellicht zelfs klagen over grensoverschrijdend gedrag’. Levi bood overigens later excuses aan voor zijn column, waarmee hij ‘niemand wilde kwetsen’.

UvA-hoogleraar Bas van den Putte schreef in Folia dat we studenten moeten leren wat flinker te zijn: ‘De boze buitenwereld zit vol met […] sociaal onveilige situaties waarbij je je onprettig kan voelen, maar waaruit je je wel moet zien te redden’.

Evelien Tonkens (1961) is hoogleraar burgerschap en humanisering van de publieke sector aan de Universiteit voor Humanistiek en onderzoeksdirecteur en directeur van de Graduate School van die universiteit. Ze studeerde politieke en sociaal-culturele wetenschappen aan de UvA en promoveerde aan de Universiteit van ­Nijmegen. Tussen 2002 en 2005 was ze Kamerlid voor GroenLinks. Tonkens is lid van de Adviescommissie Versterken weerbaarheid democratische rechtsorde.

Evelien Tonkens Beeld
Evelien Tonkens

Ik zweeg uit schaamte

Klachten over sociale onveiligheid nemen sterk toe, ook in Nederland. Onder sociale onveiligheid vallen drie soorten problemen. Ten eerste racisme, seksisme en (seksuele) intimidatie. Die zijn allang wettelijk verboden, maar daarmee zijn ze nog niet de wereld uit. Er is wel veel meer openheid over en dat is een geweldige verworvenheid. In mijn studietijd zweeg ik uit schaamte na seksuele intimidatie en ben toen maar van studie veranderd.

Dat zou nu anders verlopen. Dankzij dappere openbaringen rond #MeToo ging er een beerput open van seksueel wangedrag en intimidatie, vooral van machtige mannen in statusvolle beroepen in de cultuursector, media, journalistiek en wetenschap, met Matthijs van Nieuwkerk als jongste voorbeeld. Beroepen waarin posities eervol en schaars zijn en criteria diffuus.

Pas nu blijkt op welke grote schaal grensoverschrijdend gedrag voorkomt en hoezeer vooral vrouwen eronder te lijden hadden en hebben. Zoals gezegd zijn seksisme, racisme en (seksuele) intimidatie bij wet verboden, maar er is dringend meer en strenger beleid nodig. Grensoverschrijdende machtige mannen worden nog altijd beschermd, slachtoffers veel minder of niet, zo ziet onder meer de universitaire actiegroep 0.7 (@0pointseven). Er is nog veel werk aan de winkel.

Een tweede soort problemen dat onder de noemer sociale veiligheid valt, gaat over werkdruk, prestatie­dwang, faalangst, burn-out en barrières om daarover te klagen. In mijn werk als hoogleraar en vakgroepvoorzitter merk ik dagelijks hoezeer studenten en jonge medewerkers hieronder lijden. Hiërarchie belemmert hen om leidinggevenden tegen te spreken of aan te spreken. Mensen boven je hebben de macht om je uitingen tegen je te gebruiken.

De norm verschuift

De vlag van sociale veiligheid helpt hen wel om werk- en prestatiedruk collectief aan de orde te stellen. Tot voor kort hoorden die twee bij het universitair bestaan en daarmee lagen ze alleen op het bordje van de werknemer. Nu zijn het ook problemen van leidinggevenden en bestuurders. Ook dit is een grote emancipatoire verworvenheid. Niet alle leidinggevenden en bestuurders nemen hun verantwoordelijkheid al, dus er is nog veel te doen, maar de norm verschuift.

Klachten over werkdruk houden mij een spiegel voor: hoezo is het normaal dat ik mijn hele werkende leven dagelijks onbetaalde overuren maak? Op universiteiten is de werkdruk de afgelopen decennia sterk toegenomen, doordat de groei van studentenaantallen nauwelijks is vertaald in meer docenten. Hoezo is het normaal om permanente werkdruk en prestatiedruk te voelen en regelmatig langs de afgrond van burn-out te lopen? Laat ik me niet domweg leiden door macho-normen als op je lip bijten en gevoelens negeren? Is het doordat mijn generatie in grote werkloosheid op de arbeidsmarkt kwam en wij nog steeds dankbaar zijn als iemand ons een baantje wil geven en zo ons gevoel van permanente overbodigheid weerspreekt?

Maar anders dan bij seksisme, racisme en (seksuele) intimidatie werpt de roep om bescherming tegen werkdruk ook vragen bij mij op. Kun je ooit je eigen doelen, in werk of daarbuiten, bereiken en je trots voelen zonder prestatiedruk en stress? Door jezelf soms uit te putten en (bijna) over je grenzen heen te gaan? Kun je ooit naar eigen tevredenheid presteren zonder aanzienlijke weerstand te ervaren en die met flinkheid te overwinnen?

Ten derde vallen ook kwetsende termen, beelden en ideeën afkomstig van mensen die behoren tot een machtiger, cultureel dominante groep onder de noemer sociale veiligheid. Door die machtspositie voelt het voor anderen niet veilig om hun mening of gevoelens te uiten.

Bas van den Putte vindt dat overdreven. Studenten klagen in onderwijsevaluaties zelfs dat het onveilig is als je naar hun mening vraagt, moppert hij. ‘Ze geven aan dat ze daardoor gestrest in de klas zitten, zich niet meer goed kunnen concentreren en [...] dat de docent hierdoor een onveilig klimaat creëert en totaal ongeschikt is om les te geven. Bewustzijn van de gevoelens van de docent die dit leest, lijkt hierbij wat minder scherp op het netvlies te staan.’

Studenten realiseren zich inderdaad vaak niet hoe kwalificaties als ‘totaal ongeschikt’ docenten uit hun slaap houden. Maar daarmee mag het thema van onveiligheid om tegen machtiger personen je mening te geven niet worden afgeserveerd.

Fietsen met wind mee

Gesprekken met medewerkers over sociale veiligheid hebben me duidelijk gemaakt dat macht niet noodzakelijk corrumpeert, maar wel blind maakt. Als je zelf macht hebt, voel je dat niet. Het is als fietsen met wind mee. Je denkt dat je lekker bezig bent, tot je omdraait en voelt hoe hard het waait.

De macht die ik niet voel, voelen medewerkers constant. Het is leerzaam om je daarvan bewust te worden. Deze leergierigheid mis ik bij Levi en Van den Putte. Net als de reflectie op hun eigen machtspositie, die hen vermoedelijk, net als mijzelf, blind maakt voor het effect ervan. En dus ook blind voor de moed die nodig is om je uit te spreken tegenover mensen zoals wij.

Deze blindheid zie ik ook bij de Amerikaanse wetenschappers Greg Lukianoff en Jonathan Haidt. In The Coddling of the American Mind betogen zij dat de roep om sociale veiligheid een teken is van overmatige bescherming van een overgevoelige, gepamperde ‘sneeuwvlokjesgeneratie’. Ze signaleren een gevaarlijke veiligheidsobsessie, gestoeld op de misvatting dat jongeren kwetsbare zieltjes zijn, dat gevoelens een expressie zijn van diepe waarheden en dat het leven een strijd is tussen goede en slechte mensen.

Allemaal misvattingen, aldus Lukianoff en Haidt. Mensen zijn weerbaar. Gevoelens kunnen misleiden, want kunnen gebaseerd zijn op verkeerde vooronderstellingen. En mensen zijn zelden eenduidig goed of slecht. We worden gelukkiger, gezonder, sterker en hebben meer kans om onze doelen te bereiken als we uitdagingen zoeken, milder zijn voor anderen en zoeken naar nuance in plaats van polarisatie.

Beschermende opvoeding

Lukianoff en Haidt verklaren die veiligheidscultuur uit een aantal maatschappelijke trends. De toenemende animositeit tussen politieke partijen, waar burgers een voorbeeld aan nemen. Een groeiende passie voor gevoelde sociale rechtvaardigheid: een term of afbeelding geldt als onrechtvaardig wanneer iemand dat zo voelt, ongeacht hoe die bedoeld is. En een meer beschermende opvoeding, waarbij kinderen onder permanent toezicht staan, geen risico’s leren nemen en vaker angstig en depressief worden.

Het paradoxale gevolg van die veiligheidsobsessie, menen de auteurs, is een toename van angst en de roep om nog meer bescherming, wat jongeren nog kwetsbaarder en minder weerbaar maakt. Ze zien dat vooral bij de iGen, de internetgeneratie geboren in of na 1995. Die spiegelt zich al van jongs af aan dagelijks online en via sociale media aan ideale anderen. Voornamelijk iGen-meisjes lijden meer aan angsten en depressies dan eerdere generaties. Bied deze jongeren niet meer sociale veiligheid maar meer uitdaging, is de oproep van Lukianoff en Haidt.

Merkwaardig genoeg signaleren Lukianoff en Haidt niet dat juist die iGen veel speelde zónder ouderlijk toezicht: als kinderen al zaten ze op internet, waar ze aan allerhande bedreigingen zijn blootgesteld. Deze generatie had misschien wel meer sociale veiligheid kunnen gebruiken, niet minder.

Toch, de vraag of je je horizon kunt verruimen zonder te worstelen met weerstand en weerzin tegen vreemde, wellicht abjecte teksten en termen, lijkt mij terecht. Mogelijk hebben Van den Putte en Levi gelijk dat er ook iets verloren gaat wanneer een leeromgeving een beschermende omgeving wordt. Is leren niet een kwestie van veiligheid én uitdaging?

Te weinig oog

Maar voor één belangrijke verworvenheid van deze tijd hebben ze allemaal – Van den Putte, Levi, Lukianoff en Haidt – te weinig oog: die toegenomen aandacht voor sociale veiligheid is een teken van emancipatie. Alle drie de aspecten ervan die ik noemde, lijken mij dappere pogingen om negatieve effecten van machtsongelijkheid tot in de haarvaten van onze samenleving uit te roeien.

Met de term sociale veiligheid worden immers, naast intimidatie en discriminatie, ook subtielere uitingen van machtsongelijkheid aan de orde gesteld. Heel lang gold het als wellicht kwalijk, maar dan toch onvermijdelijk dat vrouwen of mensen met een migratie-achtergrond seksistische en racistische ‘grappen’ te verdragen kregen. Die waren immers niet beledigend bedoeld. Het gold als normaal dat je in de sport of de media naar believen werd uitgescholden. Dat bazen en begeleiders zich grillig en onbeheerst gedroegen. Het is een enorme verworvenheid dat dit níet langer normaal is. De term sociale veiligheid helpt daarbij.

Een meer onderzoekende houding lijkt me daarom wenselijk, voor (oudere, witte, gevestigde) wetenschappers als genoemde heren en mijzelf. Wij mogen wel wat moeite doen om ons te verplaatsen in jongere generaties die in een heel andere wereld opgroeiden dan wij en die ons de kans bieden om onze gektes scherper te zien.

Door zaken als discriminatie, seksuele intimidatie en kwetsende taal onder één noemer te brengen, worden we gedwongen er op een nieuwe manier naar te kijken, vertrekkend vanuit de gevoelens van degenen die ze ondergaan.

Met de term sociale onveiligheid verschuift de definitiemacht: het is nu aan de mensen over wie de grap gaat om te bepalen of die kwetsend is. Dat kan niet meer eenzijdig door de machtige partij worden vastgesteld. Een seksistische grap of een onbesuisd gebruik van het woord ‘slaaf’ is wellicht niet kwetsend bedoeld, maar kan wel zo ervaren worden. Dat is een imposante omkering van spreek- en definitiemacht.

Deze omkering is nog volop gaande en verdient onze brede steun, want ze maakt ervaringen publiek die lang verzwegen werden wegens gebrek aan legitimiteit en schaamte.

Naast slachtoffers staan

Wat moeten beleidsmakers en bestuurders hiermee? Hard en krachtdadig optreden, natuurlijk, tegen wat al zo lang verboden was: racisme, seksisme en (seksuele) intimidatie. Maar ook openstaan voor signalen en naast slachtoffers gaan staan.

Voor die twee andere aspecten van sociale veiligheid – werkdruk en de angst om daartegen te protesteren en onveiligheid om je mening te uiten en kwetsend taalgebruik te bekritiseren – is beleid vooralsnog onwenselijk. Dat zou te vroeg komen. Hier past het om goed te luisteren en te onderzoeken. Want de omkering van norm en oordeelsrecht is een grote verworvenheid, maar hopelijk geen eindpunt.

Onlangs verwijderde de Universiteit Leiden een schilderij met sigarenrokende oudere heren uit het Academiegebouw, na een tweet van een medewerker die zich eraan had geërgerd. Het universiteitsbestuur lijkt te hebben toegegeven aan de ‘risicoregelreflex’: een probleem niet nader onderzoeken, maar het meteen pogen op te lossen. Dan ben je ervan af. Terwijl een, daarna alsnog beloofd, gesprek over de betekenissen die in het geding zijn en de gevoelens die het schilderij oproept productiever is.

Iets vergelijkbaars deed zich voor op een Amerikaanse universiteit waar een student een klacht indiende over respectloze bejegening, nadat haar docent een veertiende-eeuwse afbeelding van de profeet Mohammed had getoond. De docent wilde laten zien dat het islamieten niet altijd en overal verboden was om de profeet af te beelden. Ze had de studenten van tevoren geïnformeerd en geen bezwaren ontvangen. Toch gaf de universiteit de klagende student gelijk en oordeelde dat de docent zich ‘onattent, respectloos en islamofobisch’ had gedragen.

Ook dit bestuur lijkt te zijn gevlucht in de risico-­regelreflex. Het perspectief van de ondergeschikte, minder machtige partij is uiterst relevant, maar geen ­finaal ijkpunt. Door de (veelal minder machtige) klager meteen gelijk te geven, worden emoties tot diepere waarheid verheven en niet tot informatiebron voor een ethische afweging. Gevoelens doen ertoe, maar intenties ook.

Gevoelens komen niet uit de onderbuik maar uit de hersenen. Je kunt ze bijstellen als je kennis hebt van ­intenties. Als de student weet dat de docent de afbeelding niet toonde om te kwetsen, maar om hedendaagse normen in historisch perspectief te plaatsen, dat ze rekening wilde houden met gevoelens door vooraf te waarschuwen, dan kan de woede zakken.

Ontregelende verrijking

Het bestuur had klager en docent beter kunnen uitnodigen om intenties en gevoelens nader te onderzoeken en eventueel bij te stellen. En gezamenlijk een ethische afweging te maken: moet bescherming tegen onprettige of kwetsende ervaringen zwaarder wegen dan het nut van een leerzame, ontregelende horizonverrijking? Pas daarna heeft het zin om beleid te maken.

Aanklachten tegen werkdruk, prestatiedruk, hiërarchie en problematisch woordgebruik zijn – net als klachten over seksuele intimidatie – tekenen van verfijning van de emancipatiestrijd voor humane, meer egalitaire verhoudingen binnen machtsrelaties. Indicaties van een nieuwe fase in een lange voortgaande lijn van democratisering, die loopt van protest tegen paternalistische dokters in de jaren zestig en zeventig, tegen seksueel geweld in de jaren tachtig en negentig, tegen arbeidsmarktdiscriminatie van mensen met een migratie-achtergrond of een beperking in deze eeuw.

De strijd voor meer egalitaire, democratische verhoudingen waarin je positie je spreekrecht niet beperkt, dringt in deze nieuwe fase door tot in de haarvaten van samenleving. Hoe gevoeliger we zijn voor macht en ongelijkheid, hoe subtieler we zien wat macht en ongelijkheid doen en wat we elkaar aandoen. En hoe opener en gelijkwaardiger gesprekken over gevoelens, gevoeligheden, macht en prestaties kunnen zijn.

Mits we sociale onveiligheid niet met snelle oordelen en beleidsregels, maar met onderzoekende gesprekken te lijf gaan. Met consideratie en nieuwsgierigheid voor eigen blinde vlekken.

Op welke blinde vlek stuitte u? Reacties (max.150 woorden) zijn welkom via tijdgeestreacties@trouw.nl. Graag naam en woonplaats vermelden.

Lees ook:

Bijna drie miljoen werkenden hebben te maken met intimidatie op de werkvloer

Miljoenen werknemers hebben last van grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer, onderzocht vakbond CNV. Arbeidspsycholoog Tosca Gort: ‘We moeten harder worden, ons verenigen, of vertrekken’.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden