BoekrecensieAutobiografie
Milio van de Kamp vertelt onomfloerst hoe armoede onder je huid kruipt
Nederland een land met gelijke kansen voor iedereen? Niet volgens Milio van de Kamp. In Misschien moet je iets lager mikken schrijft hij onomfloerst over de verstrekkende gevolgen van opgroeien in armoede.
Hoeveel mensen kent u die vermoord zijn? Nee, niet in de categorie John Lennon, Malcolm X of Pim Fortuyn. Bekenden van u, slachtoffers met wie u bevriend was. Bij Milio van de Kamp staat de teller op vier. Twee vrienden van zijn vader, twee vrienden van zichzelf – de een stierf op zijn zestiende, de ander heeft de dertig niet gehaald. Ruzies, drugsroof.
Iets meer pech en het was ook met Van de Kamp verkeerd afgelopen. Hij doceert sinds 2020 sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hoe hij op die positie terechtkwam en vorig jaar zelfs werd uitgeroepen tot faculteitsdocent van het jaar, is een ongekend verhaal dat hij vertelt in het autobiografische Misschien moet je iets lager mikken.
De in 1991 geboren Van de Kamp groeide op in een Amsterdamse volkswijk. Krakers en drugsdealers hadden het voor het zeggen. Het park lag bezaaid met heroïnenaalden, de speeltuin werd bezet door illegale sekswerkers, de politie durfde zich er nauwelijks te vertonen.
Op zolder liggen honkbalknuppels met tandafdrukken
Thuis was het al even onveilig. Vader Van de Kamp was verstrikt geraakt in illegale zaakjes en leefde van vechtpartij naar vechtpartij. Thuis keek hij niet om naar zijn twee zoontjes en schold hij zijn vrouw om het minste verrot. Ook daar deelde hij klappen uit. Als kind vond Milio op zolder honkbalknuppels met tandafdrukken erin en andere wapens. Vaak troostte hij zijn moeder als ze weer eens door haar man in elkaar was geslagen, haar gezicht onder het bloed.
Moeder Van de Kamp had een zwak hart: ritmestoornissen en lekkende kleppen. Ze zou arbeidsongeschikt moeten worden verklaard, vonden haar artsen, omdat het risico op een hartaanval te groot was. Het UWV dacht daar anders over en vond dat ze haar baan als secretaresse prima kon inruilen voor een functie achter de lopende band. Van de Kamp: ‘De checklist vertelde de medewerker dat mijn moeder niet ziek genoeg was, dus was ze dat ook niet’.
Als socioloog roept Van de Kamp de ‘ijzeren kooi’ van Max Weber erbij. Ontsnappen uit dit geheel van bureaucratische regeltjes gericht op het bevorderen van productiviteit en efficiëntie is haast onmogelijk.
Geen laptop, geen werkplek, geen ouders die je ondersteunen
Weber is niet de enige wetenschapper die Van de Kamp aanhaalt. Meerdere keren plaatst hij voorvallen uit zijn leven in het perspectief van wat de sociologie daarover te zeggen heeft. Zo legt hij uit dat het door Pierre Bourdieu gemunte begrip symbolisch geweld op hem van toepassing is.
Bij symbolisch geweld gaat het om de verwrongen machtsverhouding tussen een dominante en een onderdanige groep. De dominante middenklasse en elite van de maatschappij hebben het onderwijssysteem ingericht zoals we dat kennen. Iedereen heeft gelijke kansen en kan door hard te werken alles uit zichzelf halen. Slaag je niet in het leven, dan is het je eigen schuld.
De dominante groep vergeet daarbij dat voor succes een gezond leerklimaat een randvoorwaarde is: een goede werkplek thuis, een laptop, ouders die je ondersteunen en docenten die uit het juiste hout gesneden zijn.
En precies aan dat alles ontbrak het Milio. Terwijl klasgenoten hun opdrachten op de computer maakten, leverde hij met het schaamrood op de kaken zijn handgeschreven huiswerk in. En terwijl andere leerlingen thuis achter een mooi bureautje en op een dito stoel konden leren, liepen ze bij de familie Van de Kamp op de betonnen vloer en sliep moeder op de bank, want geld voor laminaat en een bed was er niet.
‘Alsof een orgaan chirurgisch uit mijn lichaam was gesneden’
Een laptop dan? Had de kleine Milio die niet via een gemeentelijke regeling kunnen krijgen? Hij rept er niet over. Goed voorstelbaar dat zijn moeder niet wist van het bestaan van zo’n mogelijkheid. En anders had zich het volgende probleem alweer aangediend: zo’n apparaat moet aan de stroom, maar de elektriciteit was al jaren afgesloten.
Aangrijpend beschrijft Van de Kamp wat het geldgebrek met hem doet. ‘Armoede gaat letterlijk in je lichaam zitten. Je voelt je minderwaardig, niet alleen omdat je misschien niet de duurste kleding draagt, maar omdat mensen anders naar je kijken en je anders behandelen.’
Op zijn twintigste, toen hij na een geëscaleerde ruzie met zijn vader het huis uit moest en bij zijn vriendin ging wonen, brokkelde langzaam de muur af die hij van jongs af aan om zich heen had gebouwd om maar geen emoties te hoeven voelen en zwakheid te tonen. ‘De afbraak liet een gapend gat achter, alsof een orgaan chirurgisch uit mijn lichaam was gesneden.’ Hij realiseerde zich hoe erg hij in zijn jeugd beschadigd was geraakt en zakte weg in een diepe depressie.
Nog rauwer dan de tv-serie Klassen
De schrijnende gebeurtenissen die Van de Kamp optekent, roepen hetzelfde sentiment op als de documentaireserie Klassen, al geeft Van de Kamp de problemen nog erger en rauwer weer. Het liefst zou je al die kinderen die in ellende opgroeien een knuffel geven. Het is een gevoel dat vermengd is met schaamte. Schaamte over dat we het zover laten komen in Nederland. Schaamte over dat we er in onze middenklassenhuizen zo weinig van weten of er zo weinig van tot ons laten doordringen.
Wat Van de Kamp daarnaast oproept is een gevoel van bewondering voor zijn ongekende doorzettingsvermogen. Aan het begin van zijn tienertijd bedenkt hij dat hij wil breken met de armoe, anderen wil helpen en aan de universiteit wil studeren. Hij stippelt een weg uit hoe hij daar van het vmbo, via het mbo en hbo kan komen.
Dat pad blijkt vol grote hindernissen te zitten en gaat niet in een rechte lijn. Toch komt hij er. Paradoxaal genoeg lijkt hij daarmee zijn eigen stelling onderuit te halen dat er in onderwijsland niet voor iedereen gelijke kansen zijn. Hij heeft dan echter al aangetoond dat hij een uitzondering is. De leeftijdsgenoten met wie hij opgroeide, konden de barrières niet slechten.
Het gevolg van zijn succes: echt thuis voelt Van de Kamp zich nergens meer. Op de academie is hij de jongen van de straat. Voor zijn ouders is hij de hoogopgeleide zoon in een nieuwe wereld waarvan ze niets begrijpen. ‘Het was alsof ik vastzat in een schemerzone, tussen twee werelden in. Alsof ik een brug had geslagen over de kloof en maar tot halverwege kon komen.’
Milio van de Kamp
Misschien moet je iets lager mikken. Een verhaal over armoede en kansenongelijkheid
Atlas Contact; 215 blz. € 20,00