BoekrecensieGeschiedenis
In ‘Bloed, zweet en tranen’ vertelt Ruben Verwaal u alles over lichaamsvocht (wat u wel én niet wilt weten)
Wat uit onze mond, neus of huid spuit of sijpelt, vinden we doorgaans vies. Maar dat is niet altijd zo geweest. Ruben Verwaal schreef een lezenswaardig boek over hoe we in het verleden tegen bloed, urine, pus en speeksel aankeken.
Vergeet botox en al die potjes met verjongingscrèmes. In de achttiende eeuw bestond er een veel goedkoper alternatief om de huid soepel en glanzend te houden.
Arts en natuuronderzoeker Martinus Houttuyn (1720-1798) kende een adellijke dame uit zijn geboorteplaats Hoorn die een bediende de opdracht had gegeven om iedere morgen zijn ochtendplas op te vangen. Met wat de man ’s ochtends vroeg uitscheidde, waste zij haar gezicht en lijf. ‘Door ’t gebruik van zulk Drekwater’, aldus de West-Friese dokter, wist zij ‘tot in zeer hoogen Ouderdom het mooiste Vel en de schoonste Koleur, die men wenschen kon, [te] behouden’.
Schaamte en walging
Houttuyn verfoeide het. Niet omdat hij deze praktijk smerig vond. Nee, het viel te betreuren dat deze vrouw verslaafd was aan haar eigen schoonheid. Maar: ‘Wy twyfelen niet, of dit Water, ’t welk zagt en Olieagtig is, zal inderdaad kunnen strekken om de Huid lenig en mooy te houden’.
‘Lichaamssappen horen zonder twijfel tot de taboesfeer. Ze roepen schaamte, verlegenheid en walging op’, schrijft historicus Ruben Verwaal. Maar dat is niet altijd zo geweest. De manier waarop we denken over de vloeistoffen die het lichaam aanmaakt, is door de tijd heen veranderd.
In Bloed, zweet en tranen. Een geschiedenis van de vloeibare mens onderzoekt de conservator bij het Erasmus MC hoe we ons de voorbije eeuwen verhielden tot zweet, speeksel, oorsmeer, bloed, menstruatievocht, pus, urine, zaad, melk en tranen.
Liever geen vieze natte dingen
Verwaal gaf zichzelf daarmee geen eenvoudige opdracht. Omdat hij zich op relatief onontgonnen terrein begaf. Historici hebben nog niet veel studie gemaakt naar wat vloeit, stroomt en lekt. ‘Academici schrijven veel liever over vaste en schone objecten dan over vieze, natte dingen.’
In musea hoefde hij het evenmin te zoeken. Ze liggen vol met de meest fantastische medische instrumenten uit een ver verleden. Maar de etter uit de opengebarsten zwelling in het oor van de Britse filosoof John Locke is weggegooid, samen met de hete rundersaus die zijn moeder in de gehoorgang goot in de hoop dat haar beroemde zoon eindelijk van de pijn en zijn doofheid zou afkomen.
Verwondering en afkeer
Het is moeilijk kiezen welke van de talloze fantastische verhalen en anekdotes uit Verwaals boek een plekje in deze recensie moeten krijgen. Sommige zijn om te proesten, andere om je bij te verbazen of te huiveren. En dan is er de categorie waarbij zowel de lach, als de verwondering en de afkeer om voorrang dringen.
Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer Verwaal de humeurenleer van Hippocrates en Galenus bespreekt. Deze artsen uit de Oudheid veronderstelden dat de mens gevuld is met vier lichaamssappen: slijm, gele gal, zwarte gal en bloed. Gezondheid en ziekte hingen af van de balans tussen deze vloeistoffen. Aderlaten was hét middel om een verstoord evenwicht te herstellen. Of het nu om cholera ging, een longontsteking of een hardnekkige griep: door afvoer van inferieur bloed kon de patiënt weer de oude worden.
Tot lang na de Middeleeuwen werd geloof gehecht aan deze theorie. Men baseerde zich daarbij onder andere op de Perzische medicus Avicenna, die begin elfde eeuw bloed van een donor in een schaal goot en opschreef wat hij zag. Terwijl het bloed stolde, onderscheidde hij allereerst een roodgeel gal dat schuimde. Ook ontwaarde hij een troebel zwart gal. Verder bespeurde Avicenna een deel dat wat weghad van eiwit. En tot slot een waterige vloeistof.
Een uit de kliko geredde glazen kolf
Nu is Verwaal niet de eerste die over deze theorie schrijft, maar wat zijn hoofdstuk over bloed en de humeurenleer onderscheidend maakt, is dat hij niet alleen in de boeken duikt, maar ook het laboratorium ingaat om de proef van Avicenna te repliceren.
Met twee bevriende cardiologen, een tweedehands tinnen schaaltje, een uit de kliko geredde glazen kolf en een paar naalden sluit Verwaal zich op in een onderzoeksruimte. Nadat er wat aderen zijn leeggelopen in het schaaltje duurt het lang voordat het stollingsproces op gang komt. Om het proces te versnellen biedt een centrifuge uitkomst, waarna het goedje zich splitst in een dieprood deel dat naar beneden zakt en waar bovenop een lichter, waterig deel drijft. Gasbrandertje eronder en het lab gaat naar gebakken ei ruiken. Experiment geslaagd.
Een tweede proefje eindigt minder succesvol. Volgens de overlevering zou het bloed na verloop van tijd een dikke, zwarte, vezelige bloedklomp moeten worden. Het stolsel blijft echter rood van kleur, ook in de dagen erna. ‘Toen het na een week groen begon te worden, besloten we een einde te maken aan het experiment.’
Heilzaam speeksel
Geneesheer Houttuyn had weet van de heilzame werking van speeksel. In zijn tijd was het volkomen acceptabel om een hond de voeten van een patiënt met jicht te laten likken. De pijn in de gewrichten verdween vaak, maar de hond legde het loodje. Jeuk? Speeksel erop. Een ontvellende huid? Likken. Aambeien? Houttuyns recept was in dit geval eveneens heilzaam.
Maar niet al zijn tijdgenoten waren overtuigd van de genezende kwaliteiten van spuug. Veel mensen beschouwden mondvocht als iets wat de gezondheid schaadde. Buitenlandse reizigers verbaasden zich over die ongemanierde Hollanders die zich – buiten en binnen – om de haverklap rochelend van hun speeksel ontdeden uit angst te worden vergiftigd door hun eigen zever.
Potje kwijl
De Amsterdamse arts Frederik Ruysch (1638-1731) bezocht eens een broodmagere, verzwakte vrouw die amper nog kon ademhalen. Zijn collega’s hadden de hoop al opgegeven. Plots viel het Ruysch op dat de vrouw onophoudelijk in een potje kwijlde, waardoor ze nagenoeg was uitgedroogd. Ruysch gebood haar gedurende drie dagen het potje leeg te laten en het speeksel in te slikken. Hij moest praten als Brugman, want ze dacht dat het dan onmiddellijk met haar gedaan zou zijn. Toen ze eenmaal gehoorzaamde, was ze er met een paar dagen weer bovenop.
Bloed, zweet en tranen is een met vaart en humor geschreven boek over de transpirerende, druppelende, spuitende mens.
Ruben Verwaal
Bloed, zweet en tranen. Een geschiedenis van de vloeibare mens
Thomas Rap; 303 blz. € 24,99