Het fotoalbum vanDirk Alberti
Het raakte me als ik mijn moeder zo emotioneel zag, had ik haar moeten troosten?
Dirk Alberti (66) was de enige van de zes kinderen met wie zijn moeder Lena Ruijsch sprak over de dood van haar broer en zus. Eens per jaar nam ze hem in vertrouwen.
“Deze familiefoto is van 3 mei 1942, gemaakt ter gelegenheid van het 35-jarige huwelijk van mijn grootouders aan moeders kant. Mijn moeder, 25 jaar oud, is de derde van rechts. Hier was het hele gezin nog compleet. Het tragische is dat mijn moeders oudste broer Wim (staand, vierde van rechts), haar zus Adrie (zittend, eerste van rechts) en Adries jongste dochtertje Eefje, die op schoot zit, tien maanden later omkwamen bij een bombardement. Een verdwaalde bom van een geallieerd vliegtuig kwam op vrijdagavond 26 maart 1943 terecht op het Rode Dorp, een wijk in Wageningen waar Adrie woonde.
Mijn moeder moet later talloze keren langs die plek zijn gekomen – mijn ouders woonden er nog geen 500 meter vandaan. Telkens werd ze daar aan het drama herinnerd, het achtervolgde haar, maar haar instelling was: verdriet toon je niet. Wij mochten ook niet huilen als we pijn hadden. Toen ik mijn elleboog had gebroken en ze me achterop de fiets naar het ziekenhuis bracht, moest ik me flink houden. Wanneer iemand in de familie overleed, relativeerde ze de dood. Niets evenaarde het verlies van haar broer, zus en nichtje.”
Ze had een soort schuldgevoel
“De angst voor het verdriet was zo groot dat ze er nooit over sprak, met niemand, alleen met mij in mijn puberteit. Eenmaal per jaar begon ze erover. Als we laat op de avond met z’n tweeën beneden zaten, pakte ze oude fotoalbums en kwamen de tranen. ‘De besten zijn gegaan’, zei ze iedere keer. Ze had een soort schuldgevoel en vond dat zijzelf had moeten omkomen. Door een toeval is dat niet gebeurd.
Normaal gingen mijn ouders iedere vrijdagavond bij Adrie en haar twee dochters op bezoek. Ze hielden haar gezelschap omdat Adries echtgenoot met tbc in een sanatorium lag. Die bewuste vrijdagavond waren mijn ouders verhinderd, maar mijn moeder wilde haar zus niet alleen laten zitten en vroeg Wim of hij in hun plaats kon gaan. En net toen is de bom gedropt waarbij de hele wijk werd verwoest.
Wilt u ook worden geïnterviewd naar aanleiding van een voor u bijzondere foto? Mail: fotoalbum@trouw.nl
Het oudste dochtertje van Adrie (links naast haar op de foto) werd met ledikant en al naar buiten geslingerd en overleefde het bombardement.
Het raakte me als ik mijn moeder zo emotioneel zag, maar ik wist niet goed wat ik ermee moest. Achteraf dacht ik: had ik haar niet meer moeten troosten? Toch deed het haar waarschijnlijk goed dat ze het met mij kon delen. Ik las eens het gedicht Wat je moet doen als je moeder huilt van Edward van de Vendel: ‘Ga/ naast haar zitten,/ tegen haar aan geschoven:/ je armen van onder tot boven/ dicht op die van haar./ Laat het praten maar aan vaders over,/ aan vriendinnen en aan zussen,/ en je hoeft de tranen ook niet/ van haar slapen af te kussen,/ je hoeft niets te begrijpen,/ niets te vragen./ Je hoeft haar alleen maar te schragen – / Schragen, dat betekent dus steunen,/ met je lichaam dus.’ (…).”
Dit verwoordt heel treffend wat ik heb gedaan: ik luisterde vooral en dat was schijnbaar genoeg. Later kwam ik erachter dat ze er nooit over sprak met mijn broers en zus.
Een broer van mij is vernoemd naar haar broer Wim, ik heet Dirk Adrianus: naar haar vader en Adrie. Vervangkinderen noemen ze dat als je de naam krijgt van iemand die overleed bij een traumatisch voorval. Het feit dat ik vernoemd ben, verklaart denk ik deels waarom ze mij in vertrouwen nam. En omdat ik, in tegenstelling tot mijn broer en de anderen in het gezin, meer gemeen had met haar familie dan met die van mijn vader.
Ze nam het vaak voor me op en zorgde ervoor dat ik naar het lyceum ging in plaats van naar de technische school of de ulo zoals bij ons traditie was. Zelf had ze alleen lagere school gehad. Ze was heel trots toen ik ging studeren. Ik ging op kamers wonen – ook heel ongebruikelijk in de familie – en kwam zo meer op afstand van mijn moeder. Onze relatie bleef goed, maar het drama roerde ze niet meer aan.”
Praten deden ze niet
In 1993 is ze gestorven. Ze had de laatste jaren psychische problemen waarvoor ze kalmerende medicijnen kreeg. Mijn vader verzorgde haar liefdevol, maar praten deden ze niet. Ik kon ook niet tot haar doordringen, al vermoed ik dat het onderdrukte trauma haar parten speelde.
Haar broer en zus die nog in leven waren, hebben er lang niet zo onder geleden als zij, denk ik. Het artikel over het drama dat ik net voor het blad Oud Wageningen heb geschreven zie ik als een eerbetoon aan mijn moeder en haar familie. Het is alsof zij alles op zich heeft genomen en het een beetje aan mij heeft doorgegeven.”