BoekrecensieBiografie
Het absurdisme van zelfdenker Karel van het Reve doet niet onder voor Monty Python
De Zelfdenker, de nieuwe biografie over de Karel van het Reve, is plezierig compact en een mooie introductie tot zijn leven en werk. Al is er nogal een contrast tussen de schrijfstijl van de eloquente slavist en die van zijn biograaf, Willem Melching.
Karel van het Reve was iemand die regelmatig zijn kont tegen de krib gooide, een man die er genoegen in schepte in te gaan tegen de heersende mening en allerlei modieuze opvattingen. Dat deed hij niet omdat hij een geboren dwarsligger was, iemand die per se een tegendraadse houding aannam, maar omdat hij een echte ‘zelfdenker’ was.
De zelfdenker is dan ook terecht de titel van het boek dat de Amsterdamse historicus Willem Melching over hem schreef. Het is de tweede biografie over Van het Reve, maar de in 2004 verschenen levensbeschrijving van Ger Verrips was helaas slordig en stelde teleur omdat de auteur nauwelijks inging op het essayistisch oeuvre van Van het Reve.
Karel van het Reve (1921-1999) en diens twee jaar jongere broer Gerard groeiden op in een communistisch gezin waarvan de vader tot eind jaren dertig een bekende partijfunctionaris was. Al op jonge leeftijd merkte Karel dat de partij het niet zo nauw nam met de waarheid en propaganda bedreef, maar hij meende lange tijd dat het doel de middelen heiligde.
Grondig en geestig
Geleidelijk ontdekte hij dat dit leidde tot moreel verval en na de Tweede Wereldoorlog, waarin hij Joodse onderduikers hielp en hand- en spandiensten leverde aan een verzetsgroep, viel hij binnen enkele jaren van zijn communistische geloof. Sindsdien raakte hij rotsvast overtuigd van de waarde van de democratie, de open samenleving, onbevangen wetenschap en de vrijheid van meningsuiting.
Hij wantrouwde elke vorm van propaganda, wilde niets louter op gezag van anderen aannemen en ontwikkelde zich zo tot iemand die altijd probeerde eerst zelf na te denken, ook als hij hiermee inging tegen de tijdgeest.
Vanaf het einde van de jaren zestig – toen de hoogleraar Russische letterkunde te Leiden meer aan de weg begon te timmeren – tot begin jaren tachtig werd het publieke debat sterk beheerst door links. Kritiek op de Verenigde Staten en het zogenaamde vrije Westen was bon ton. Met Het geloof der kameraden, een even grondige als geestige uiteenzetting van de communistische ideologie, en een hele reeks essaybundels ging Van het Reve daar dwars tegenin, terwijl hij door middel van de mede door hem opgerichte Alexander Herzenstichting praktische hulp bood aan Sovjet-dissidenten.
Philips eeuwig brandende gloeilamp
Onder het pseudoniem Henk Broekhuis maakte Van het Reve eind jaren zeventig in NRC Handelsblad gehakt van modieuze gemeenplaatsen, zoals de overtuiging dat Philips een eeuwig brandende gloeilamp had ontdekt, maar die geheim hield om de eigen markt niet te verzieken. Ook fileerde hij de wijze waarop veel linkse mensen met begrip reageerden op het geweld van linkse terroristen, de IRA en Zuid-Molukse treinkapers.
Hoewel hij een redelijk vaste schare bewonderaars had, hoefde je rond 1980 in progressieve kringen niet met hem aan te komen. Toen ik in die jaren mijn linkse medestudenten vertelde dat ik zo’n geestige auteur had ontdekt, werd daar zeer misprijzend op gereageerd: ‘Als je Karel van het Reve leuk vindt, kun je net zo goed meteen een abonnement op De Telegraaf nemen’.
Van het Reve was een eloquente en overtuigde anticommunist, terwijl vrijwel geheel vooruitstrevend Nederland het met Jean-Paul Sartre eens was dat zo iemand een hond genoemd mocht worden. Met zijn opmerking dat links nog steeds dacht ‘dat Hitler miljoenen mensen liet vermoorden omdat hij nazi was, en dat Stalin miljoenen mensen liet vermoorden hoewel hij communist was’, sloeg Van het Reve niet alleen de spijker op zijn kop, maar joeg hij ook velen op de kast.
‘Waarom schrijft hij dan over Multatuli?’
Nu beschouwde ik mezelf ook als links, maar ik had wel een enorme hekel aan communisten en alle andere marxisten, zodat ik bij Van het Reve de nodige munitie vond. Maar vooral dat zelf denken, het gebrek aan respect voor de communis opinio en gevestigde reputaties, oefende grote aantrekkingskracht uit. Ook op Willem Melching.
In zijn biografie gaat Melching uiteraard uitgebreid in op Van het Reves roemruchte Huizingalezing uit 1978. Hierin haalde hij de complete literatuurwetenschap onderuit door aan te tonen dat deze discipline geen wetenschap was en de beoefenaars ervan doorgaans zo beroerd schreven dat het een raadsel was waarom ze zich überhaupt met literatuur bezighielden.
Over een collega die een dik boek over Max Havelaar had gepubliceerd en die betrokken was bij de organisatie van de lezing, zei hij: ‘Als Multatuli zo volstrekt aan iemand voorbijgegaan is dat hij dit soort zinnen opschrijft – waarom schrijft hij dan over Multatuli?’
Wie de tekst nog eens terug wil lezen kan terecht in de recent door Van Oorschot uitgegeven bundel Karel van het Reve voor beginners en gevorderden. De lezing is ook opgenomen in Een dag uit het leven van een reuzenkoeskoes (1979), waarin Van het Reve zich keerde tegen allerlei populariserende interpretaties van de evolutietheorie. Hij bestreed niet de wetenschappelijke ontdekkingen van Darwin, maar hij stak wel de draak met tautologische redeneringen waarin alles werd verklaard met het begrip natuurlijke selectie. Dit laatste deed hij op een manier die niet onderdeed voor het absurdisme van Monty Python.
Konijnen die het Wilhelmus zingen
Als er in de buurt van een legerbasis konijnen werden aangetroffen die het Wilhelmus konden zingen en de beestjes lang in leven bleven, zouden biologen als Dick Hillenius en Maarten ’t Hart volgens Van het Reve daar onmiddellijk Darwin bij halen en verklaren dat die konijnen hadden ontdekt dat als zij het volkslied zongen, de honden van de bewakers in de houding sprongen, zodat zij zich al zingend uit de voeten konden maken.
Dergelijke evolutionisten zouden zich echter nooit afvragen waarom er rond die legerkampen ook konijnen voorkwamen die helemaal niet zongen en toch oud werden. En hoe het kwam ‘dat er onder de zingende konijnen exemplaren worden aangetroffen die alle coupletten van het Wilhelmus kunnen zingen, terwijl op die legerplaatsen nooit meer dan twee ten gehore worden gebracht?’
Hoewel de indruk is blijven hangen dat Van het Reve zich met deze polemiek op een terrein bewoog waar hij niets vanaf wist en dus smadelijk op zijn gezicht ging, laat Melching zien dat hij meer gelijk had dan critici als Hillenius of ’t Hart en dat zijn kijk beter aansloot bij het modernste wetenschappelijk onderzoek.
Een groot contrast tussen biograaf en gebiografeerde
Terwijl schrijversbiografieën tegenwoordig vaak wanstaltig dik zijn, is De zelfdenker een handzaam boek dat een duidelijk overzicht geeft van leven en werk van Van het Reve. Doordat Melching een compacte biografie heeft willen schrijven, is er niet veel aandacht voor de milieus waarin de hoofdfiguur zich bewoog of voor de mensen die een rol speelden in zijn leven. Maar dergelijke informatie kan men voor een deel zelf gemakkelijk opzoeken.
Wat deze lezer meer betreurde, was de nogal vlakke en opsommerige stijl van de biograaf, met meestal korte zinnen en heel veel tussenkopjes, zodat er een tamelijk brokkelig geheel is ontstaan. Uiteraard zou het onzinnig zijn geweest om te willen concurreren met de stijl Van het Reve, maar nu is het contrast tussen de tekst van de biograaf en de gebiografeerde wel erg groot.
Terwijl sommige citaten meermaals in de tekst opduiken, was het wellicht goed geweest om Van het Reve wat uitvoeriger zelf aan het woord te laten komen. Met citaten zoals over die zingende konijnen had Melching de lezer een betere indruk kunnen geven van de volstrekt unieke en geestige stijl van Karel van het Reve en was een levendiger beeld van deze unieke en nog altijd lezenswaardige zelfdenker ontstaan.
Willem Melching
De zelfdenker. Karel van het Reve, 1921-1999
Prometheus; 414 blz. €34,99