BoekrecensiePoëzie
Dichter Jacob Groot wil zichzelf bevrijden
De gedichten van Jacob Groot kunnen kitsch gevonden worden, maar kunnen ook gevoelige lezers meeslepen en nieuwe werelden tonen.
Jacob Groot (1947) is de Arvo Pärt van onze poëzie, iemand met hedendaagse zin voor de traditie. Romantische ironie, barokke krullen, experimentele taalkunst, hij heeft het allemaal in zijn lange schrijverscarriere, sinds 1970, geschreven en nu is hij aanbeland in een soort metafysische, religieuze fase van bekering, nieuwe inzichten, herbezinning. ‘Du musst dein Leben ändern’, schreef Rilke en Groot laat zien dat die boodschap is aangekomen.
Opwieken in de taal
Een ‘stemmenspel’ wordt deze bundel genoemd, je hoort vragen en antwoorden, raadsels en raadgevingen, binnensmonds gemompel en luide aanbevelingen. Ooit werd Groot wel vergeleken met de grote maar duistere dichter Kees Ouwens die het zichzelf en zijn lezers vooral moeilijk maakte; hij zou een soort lichtere, toegankelijke variant van Ouwens zijn maar ik geloof dat die vergelijking allang niet meer opgaat, Groot wil iets heel anders: opwieken in de taal, zichzelf bevrijden, vernieuwen. En hij doet dat in een taal die tegelijk zweverig en abstract is, waarin aardse tijd en ruimte worden opgeheven en een nieuw soort dimensie wordt bereikt. Dat klinkt allemaal serieus en gewijd en dat is het ook. Poëzie is voor Groot een vehikel om het hogere te bereiken, wat dat ook is: ‘Lichttabletten innemen. Om/ los te branden. Een werelddeel/ worden. Om op te zoeken. Boven/ je aarde gaan hangen. Om lucht/ te scheppen.’en zo verder. De een zal het wazige wartaal vinden, de ander een verheven zoektocht naar waarheid.
Groot is een soort ziener
Jacob Groots poëzie heeft het in zich om misbegrepen te worden, voor kitsch te worden gehouden maar ook om gevoelige lezers mee te slepen en nieuwe werelden te tonen. In elk geval trekt hij zich niks aan van hypes, modieuze inzichten, poëzie als uitdrukking van maatschappelijke besognes. Ooit ironisch begonnen als Jacob der Meistersänger, is hij inmiddels een soort ziener geworden, een man van openbaringen. Wind, wolken, verre einders naast herinneringen aan bijbelverhalen en mystieke momenten vullen zijn gedichten die, als je er goed doorheen kijkt, toch ook over familie, relaties, liefde gaan.
Ik zie hem als een soort roepende in de woestijn, naar wie nog maar mondjesmaat geluisterd wordt maar wiens boodschap des te dringender klinkt. ‘Ik was niet meer te houden’, met die woorden eindigt een van de gedichten uit deze bundel, die je eigenlijk niet afzonderlijk moet lezen maar als één groot samenspel. Die ongebreidelde extase spat er, ook wel eens tot vermoeiens toe, van af.
Jacob Groot
Lichttabletten, gedichten
De Harmonie; 112 blz. € 24,50
Hoef ik dan bijna niets te doen?
Je moet de wolken vragen of je in hun tranen mag baden, in een weide
het liefst, bruisend, in een drinkbak. Dat is alles
je ligt of je vloeit. En je hoort je nieuwe naam ook als een gezang, je
zingt je domein ook als een gebed, los van jezelf, van alles, los van
niets, heerlijk gewoon
ja, het is gewoon heerlijk, je zou wel willen blijven zingen wat het is,
het viert je, het dankt je, het loost je, je bent opeens veel losser in de
omgang dan te doen gebruikelijk in deze actuele dagen, ultra van
besturing, retro in de zelfshow, spastisch in de flow, gestuntel van de
mindblow
Jacob Groot