null

EssayDe man in het wit

De paus is van mij, en niet alleen omdat ik katholiek ben

Beeld anp, getty

Stijn Fens heeft iets met pausen, al zijn hele leven lang. Gelukkig maar, want als redacteur bij de redactie religie & filosofie schrijft hij veelvuldig over de mannen in het wit. Maar waar komt die fascinatie vandaan?

Stijn Fens

Een paar dagen na het overlijden van Benedictus XVI kreeg ik een e-mail van een collega-columnist. ‘Ik weet niet of het overlijden van de emeritus paus je persoonlijk erg aangrijpt. Voor zover dat het geval is betuig ik je mijn medeleven. Wij nemen aan dat hij vrij makkelijk langs Petrus is gekomen, al blijft dat gissen natuurlijk.’

Dat laatste weet ik niet. Wel kan ik zeggen dat de dood van de Duitse paus mij niet bijzonder aangreep. Benedictus was nu niet bepaald in de wieg gesmoord en bereikte de respectabele leeftijd van 95 jaar. Voor de rest waren we niet bevriend. Hij kende mij niet persoonlijk, ik hem ook niet.

Ik wist wel veel van hem. Wanneer hij was geboren, wie zijn ouders waren, waar hij geboren was en ga zo nog maar even door. Zijn boeken heb ik bijna allemaal gelezen en ik zou zijn handschrift herkennen als die mij een in televisiequiz zou worden getoond. Laatste vraag. Finaleronde. Te winnen prijs: 1 miljoen euro. Binnen.

We horen bij elkaar

Ik heb wat met pausen, eigenlijk al mijn leven lang. Al zo’n vijftig jaar speuren mijn ogen de kranten en het internet af naar die man in het wit. Ik wil weten wat-ie zegt, wat-ie doet en wat hij eet. We horen bij elkaar. Hij is van mij en niet alleen omdat ik katholiek ben.

Aan mijn ouders kan ik het niet meer vragen, maar het zou me niet verbazen als ‘paus’ behoorde tot de eerste woorden die ik machtig was. (Naast ‘Ajax’, een andere grote liefde). Stel dat ergens hierboven een man in een blauwe stofjas de woorden blijkt bij te houden die ik uitspreek, dan zou die u kunnen zeggen dat ik ‘paus’ inmiddels al tienduizenden keren heb uitgesproken. “U wilt een precies cijfer, ik heb het hier staan: 102.995 keer.”

Mijn eerste paus was Paulus VI (1963-1978). De afvallige katholieken onder u zeggen nu meteen Humanae Vitae, zijn encycliek waarin hij de anticonceptiepil verbood. Toen ik hem leerde kennen, was hij al in de herfst van zijn pontificaat. Nog altijd een goeie kop, die mijter paste hem perfect, mooie handen en alleen een wat vermoeid stemgeluid. Minstens twee keer per jaar kwam hij op televisie, met Kerstmis en Pasen. Dan hield hij een toespraak, wenste ons een Zalig Kerstmis of een Zalig Pasen en gaf de zegen Urbi et Orbi.

Paulus VI Beeld
Paulus VI

Vooral Pasen was indrukwekkend. Het Sint-Pietersplein was dan voller dan met kerst. Het was mooi weer. Jezus was uit de dood opgestaan en dat moest de hele wereld weten. Als de zegen was gegeven, bleef de paus nog even staan, terwijl hij op zijn kruisstaf leunde. Het muziekkorps van het Italiaanse leger zette de eerste tonen in van de pauselijke hymne. Paulus VI keek uit over Rome dat er als nieuw bij lag.

Mijn fascinatie voor pausen valt samen met die voor Rome. Rome en pausen horen bij elkaar. Ze zijn niet los verkrijgbaar. Ook het historisch gewicht dat een paus, wie het ook is, met zich meebrengt, maakte op mij als jongen al veel indruk. “De paus is de plaatsbekleder van Christus op aarde”, had ik ergens opgevangen. De plaatsbekleder van Christus, mijn hemel. Dit feit benam mij praktisch de adem. Tegenwoordig houden de meeste katholieken het erop dat de bisschop van Rome toch vooral de opvolger van de apostel Petrus is, maar eigenlijk heb ik mijn adem nog steeds niet helemaal terug.

Paulus VI overleed in augustus 1978 en werd opgevolgd door Johannes Paulus I, echte naam Albino Luciani. Een heilige man. Hij stond bekend als de lachende paus. Inderdaad lachte hij veel, ook vaak uit verlegenheid. Erg lang duurde zijn pausschap niet. Al na 33 dagen was hij dood.

Voor de tweede keer dat jaar moest er vervolgens een paus worden gekozen. Dat conclaaf, die pausverkiezing, viel in de periode dat het in Nederland herfstvakantie was. En juist in die week hadden mijn vader en moeder een vakantie naar Rome gepland. Daar woonde een zus van mijn moeder, tante Tonnie, die getrouwd was met een Italiaan. Tijdens deze vakantie zou de liefde tussen mij en de pausen definitief bezegeld worden.

Mijn vader vond dat wij als Fensen dat conclaaf moesten meemaken. Twee keer per dag trokken wij het Sint-Pietersplein op voor de zogenoemde rookmomenten. Samen met tienduizenden andere mensen stonden we dan te staren naar een schoorsteen waar witte of zwarte rook uit zou komen.

115 oude mannen

Ik kreeg het maar niet uit mijn hoofd: dat beeld van 115 oude mannen die werden opgesloten in de eeuwenoude Sixtijnse Kapel en er pas uit mochten als ze een paus hadden gekozen. Dagenlang bestookte ik mijn vader met vragen als: “Stel je wordt tot paus gekozen en nog voordat je in het Latijn ja hebt gezegd, overlijd je aan een hartaanval. Ben je dan toch paus geweest?”

Op 16 oktober 1978 stonden we weer op dat plein. Een magische maandagavond. Met mijn broer en zus stond ik vooraan. Nadat er de dagen ervoor af en toe onzekerheid was over de kleur van de rook, was er nu geen twijfel: die was wit. Het plein barstte uit zijn voegen van blijdschap. Ook ik was uitgelaten.

Niets is te vergelijken met de euforie van witte rook. Of misschien toch wel. Ajax wint de Champions League. Het Nederlands voetbalelftal wordt wereldkampioen en Mathieu van der Poel wordt in de sprint met banddikte voorsprong wereldkampioen wielrennen.

En dan dit alles tegelijkertijd.

Een uur later stond de nieuwe paus op het middenbalkon van de Sint-Pieter. Een klein rood-wit poppetje in de verte. Het was Karol Wojtyla, hij kwam uit Polen en hij noemde zich Johannes Paulus II. We zouden bijna 28 jaar met elkaar optrekken. Hij hield een korte toespraak in het Italiaans, waar ik niets van verstond. Maar ik juichte mee met de massa op het plein.

Johannes Paulus II. Beeld
Johannes Paulus II.

Die avond is de bliksem bij mij ingeslagen. Ik was nog maar twaalf jaar oud, maar wist precies wat ik wilde in het leven. Toen we terugliepen naar het hotel gaf ik mijn vader een hand en zei tegen hem: “Later als ik groot ben, wil ik een conclaaf verslaan. Voor het NOS-journaal of voor de Volkskrant.” – daar schreef mijn vader voor.

Eenmaal terug in Nederland knipte ik alles over de Poolse paus uit de krant. Mijn tante stuurde om de paar weken de meeste recente ansichtkaarten met de beeltenis van Johannes Paulus II. Hij leek mij vragend aan te kijken: je blijft me toch wel volgen? Ik plakte al die knipsels en ansichtkaarten in grote plakboeken.

Op een dag kwam de toen vermaarde jezuïetenpater Jan van Kilsdonk bij ons thuis op bezoek. Hij stond bekend om zijn afkeer van paus en bisschoppen. Wist ik veel. Dus vroeg ik doodleuk: “Pater Van Kilsdonk, wilt u mijn pausplakboeken zien?” Zelden heb ik iemand met zoveel tegenzin de ene na de andere ansichtkaart van een paus zien bekijken.

Ooit waren de Nederlandse katholieken de meest pausgetrouwe van de wereld. Als de Heilige Vader vanuit Rome via de radio de zegen uitsprak, knielden de katholieken van ons land bij het radiotoestel. Waagde je het – al was het maar voorzichtig – kritiek uit te oefenen op de paus, dan was je feitelijk al geëxcommuniceerd.

Nederlandse katholieken braken uit een keurslijf

Dat veranderde in de jaren zestig. Na de hervormingen van het Tweede Vaticaans Concilie, een grote kerkvergadering die tussen 1962 en 1965 in Rome werd gehouden, braken de Nederlandse katholieken uit een keurslijf van eeuwen. Ze gingen hardop dromen over vernieuwingen in de kerk. Over meer democratie, getrouwde priesters en vrouwen rond het altaar. Rome moest er niets van hebben en benoemde conservatieve bisschoppen om de wilde Nederlandse katholieken tot bedaren te brengen. De verering voor de paus in ons land liep razendsnel terug.

Die man in het wit in Rome was niet meer iemand waar je massaal voor in de trein stapte om naartoe te pelgrimeren, maar een sta-in-de-weg voor vernieuwingen. De paus was niet meer de kerk, dat waren de Nederlandse katholieken zelf.

In 1985 kwam Johannes Paulus II naar ons land. Wat een hoogtepunt had moeten worden in de geschiedenis van de Nederlandse katholieke kerk, werd een pijnlijk dieptepunt. Het bezoek van de paus uit Rome aan Nederland werd gekenmerkt door rellen, onverschilligheid van de massa en enthousiasme van weinigen. Ik studeerde inmiddels en bekeek het hele bezoek op de televisie. Hoewel ik de kritiek op Johannes Paulus II begrijp, schaamde ik me voor de kille ontvangst. Al gaat-ie op z’n kop staan en vertelt-ie flauwe grappen, het is en blijft mijn paus.

Eenmaal afgestudeerd ging ik bij de KRO werken. Daar zagen ze wel iets in die enthousiaste stagiair die alles van pausen wist. Toen Johannes Paulus II in 2005 overleed, deed ik voor mijn omroep verslag van zijn dood, zijn begrafenis en de keuze van zijn opvolger. Ik was al lang geen twaalf meer en de paus is mijn werk ­geworden. Mijn grote droom was uitgekomen. En nog mooier: door een gelukkig toeval stond ik voor het levenloze lichaam van Johannes Paulus dat voor een select gezelschap lag opgebaard in een prachtige zaal in het Apostolisch Paleis.

Benedictus XVI. Beeld
Benedictus XVI.

Zijn opvolger heette Benedictus XVI (2005-2013). Hij kreeg te maken met de grootste crisis in de katholieke kerk na de reformatie: het seksueel misbruik door geestelijken. In 2009 waaide het schandaal vanuit de Verenigde Staten over naar Europa. Benedictus reageerde aarzelend, als journalist was ik zeer kritisch over hem. Ik schaamde me kapot voor mijn kerk. Maar toen ik op het schoolplein van mijn kinderen iemand achter me Benedictus XVI hoorde omschrijven als ‘een oude, seniele man’, nam ik het toch voor hem op.

Toen hij aftrad en in een helikopter het Vaticaan verliet, en nog één keer als paus over die weergaloze stad vloog om naar het pauselijk buitenverblijf in Castel Gandolfo te gaan, was ik er weer bij. Ik zag zijn opvolger Franciscus op het balkon verschijnen en ‘Buona sera’ zeggen. Het plein was even mooi als toen ik er in 1978 voor het eerst stond.

In het najaar van 2015 bereikte ik de allerhoogste tree: ik mocht voor de Utrechtse Straatkrant de paus interviewen. Toch was het bijna een doodgewoon gesprek. Op een onbewaakt moment dwaalde mijn blik af naar de witte soutane die Franciscus droeg. Het wit dat ik zo vaak had gevolgd, al was het vanuit de verte, dat een magneet voor mij was, kon ik nu pas goed bekijken. Ik zag de oneffenheden in de stof, ik zag de kreukels. Het wit bleek van dichtbij gebroken wit te zijn.

Franciscus. Beeld
Franciscus.

Nog altijd volg ik de paus, van dag tot dag. Laatst nog liep ik bij wijze van spreken naast hem toen hij Zuid-Soedan bezocht. Maar wat me bij premier Rutte nooit zou gebeuren, overkomt me bij Franciscus geregeld. Dat je denkt: hij ziet er niet zo goed uit. Je vraagt je af of het wel goed met hem gaat. Zoals je dat ook kunt hebben met een bejaarde oom die je op een verjaardag tegenkomt. De paus als een ver familielid.

Eigenlijk was dat medeleven van die collega-columnist bij het overlijden van de emeritus paus dus best op z’n plaats.

Hoe kijkt u naar de paus? Reacties (max. 150 woorden) zijn welkom via tijdgeestreacties@trouw.nl. Graag naam en woonplaats vermelden.

Lees ook:

‘Hallo, ik bel over het interview met de Heilige Vader’

Na vele jaren lukt het religieredacteur en Vaticaanwatcher Stijn Fens de paus te interviewen. Niet namens Trouw, maar namens het Utrechtse Straatnieuws. ‘Ik moet me verontschuldigen dat ik geen Nederlands spreek’, zegt Franciscus. Daar doet Fens niet moeilijk over.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden