ColumnPepijn Keppel
Waarom we allemaal naar rolstoeltennisster Diede de Groot zouden moeten kijken
Iedereen die nog nooit naar rolstoeltennis heeft gekeken, ontneemt zichzelf het zicht op een sport die nauwelijks te bevatten is. Tot zaterdag behoorde ik helaas zelf tot die groep, en wat heb ik daar spijt van, want toen Diede de Groot – de mondiale nummer één – op het centercourt voor de winst serveerde tegen de nummer twee, Yui Kamiji, werd ik plots overvallen door de bovennatuurlijkheid van onze soort. De reden dat ik wil geloven dat we voor mijn dood mensen op Mars zullen zetten, het biodiversiteitsverlies zullen omkeren, dat wereldvrede geen wens maar werkelijkheid zal zijn. Alle hoop samengebald in een harige tennisbal.
Ze stuitert zes keer, staart naar de grond vlak voor zich, zucht, strekt zich uit, gooit op, plaatst de bal bovenop de middellijn van Kamiji. Met twee handen aan haar wielen, racket in haar handpalm, beweegt ze zich kriskras over de baan. Haar forehand is zo krachtig dat haar lichaam achter de bal aan zwaait, waardoor ze het speelveld even niet meer voor zich heeft, ontdaan is van zicht, en toch is ze weer op tijd om de bal over de Japanse te lobben. Game, set, match. Niet eerder zag ik iemand zo veel verschillende handelingen zo virtuoos uitvoeren.
Dat ik tot dit weekend geen enkele hele wedstrijd rolstoeltennis zag, heeft uitsluitend te maken met een gebrek aan aandacht voor parasporters. Driekwart van de Nederlanders kan geen enkele sporter met een beperking noemen, bleek vorig jaar uit onderzoek, en dat is nauwelijks verbazingwekkend te noemen. Parasport wordt doorgaans weggestopt in treurige, stinkende sportzalen zonder professionele faciliteiten of cameraploeg. Maar op de vijftigste editie van het ABN Amro-toernooi vonden ze het eindelijk wel tijd voor rolstoeltennissters – mannen op wielen zijn in Rotterdam al vijftien edities welkom, dat is voer voor een andere discussie.
Kletterend muntje
De afgelopen dagen zei De Groot meermaals dat ze blij was met alle aandacht, dat ze eindelijk een finale op een centercourt mocht spelen was ook bijzonder, maar nog voordat de eerste inspeelbal over het net vloog emotioneerde me juist het gebrek aan belangstelling. Lichtbundels zwaaiden als zoeklichten door een vrijwel uitgestorven Ahoy. Het muntje viel bij de toss kletterend op de camouflagegroene ondergrond, het geluid vond te weinig lichamen om te doven. Na de eerste games werd omgeroepen dat toeschouwers op de eerste en tweede ring bij hoge uitzondering in de loges mochten plaatsnemen. Het schijnt dat Diede de Groot in Nederland nog gewoon over straat kan, al zou ik liever zien dat ze elke vijf meter wordt opgehouden voor een selfie.
Er zijn te weinig mensen die inzien dat hoop in boze tijden dit weekend te vinden was op de hoofdbaan in Rotterdam, waarover De Groot bewoog alsof de stoel onderdeel was van haar lichaam. Versmolten met het aluminium van haar spaken en het rubber om haar wielen. Onmogelijkheid schept de ruimte om verder te kijken, te innoveren, te beseffen dat het er niet toe doet of je tennist op twee wielen of twee voeten. Misschien moeten we beginnen met het onthouden van haar naam. Diede de Groot, de grootste Nederlandse tennisster van haar generatie.
Oud-hockeyer Pepijn Keppel schrijft wekelijks een column voor Trouw. Lees hier zijn columns terug.