null Beeld

ColumnPepijn Keppel

Waarom Curaçao hofleverancier is van Major League Baseball

Pepijn Keppel

Het is zaterdagochtend en ik zit op een aluminium tribune met zijaanzicht op een honkbalveld dat grijs is als de inhoud van een asbak. Naast me zitten twee moeders. Ze joelen als de jongeren van de Wildcats en Royal Scorpions vanuit de dug-out het veld betreden in lange broeken en wijde shirts. Nog voor het begin van de wedstrijd parelt het zweet boven hun wenkbrauwen. De pitcher trekt zijn knie op tot aan zijn elleboog, strekt zijn arm en werpt de bal voorbij de slagman in de handschoen van de catcher. Een plof.

Op Curaçao worden per hoofd van de bevolking de meeste profhonkballers geboren. In de driedelige documentaireserie Homerun Curaçao, die deze maand wordt uitgezonden bij de NPO, proberen de makers te ontrafelen hoe het mogelijk is dat een eiland met ongeveer evenveel inwoners als Den Bosch honkbalsterren voortbrengt als Didi Gregorius, Andrelton Simmons, Kenley Jansen, Jurickson Profar en Hensley Meulens. Namen die we in Nederland nauwelijks kennen, maar in de Major League Baseball behoren tot de absolute top.

“Misschien omdat we op zulke oneffen veldjes spelen”, oppert Andrelton Simmons in de documentaire. Simmons werd meermaals verkozen tot een van de beste spelers van de MLB. “Misschien komt het door de zware omstandigheden waarin we spelen. Of misschien zit er iets in het water.”

Tribune bijeengehouden door ducttape

Terwijl Simmons vertelt, schakelt het beeld naar spelers die van honk naar honk rennen over een strakke grasmat. De scène is gefilmd in het stadion, waar in de dorre berm bij de entree een billboard met daarop een aantal MLB-spelers boven het wegdek uittorent. Een paar honderd meter verderop heb ik plaatsgenomen op de aluminium tribune die bijeen wordt gehouden door ducttape. Hier, op het achterafveldje zonder sprietje gras, vormt zich de toekomst van het Curaçaose honkbal in de Rookie League.

Een Wildcats-speler met rugnummer 44 duikt gestrekt naar het tweede honk en verdwijnt in het stof. Hij neemt zijn helm af, wrijft een paar keer in zijn ogen en rent tijdens de volgende slagbeurt met het zand nog tussen zijn knipperende wimpers naar het thuishonk. Tijdens het punt tillen twee jongens een vaalgele waterton naar de dug-out, waar hun teamgenoten zich van spanning niet meer op de bankjes ophouden, maar hangen in het geoxideerde gaas.

De Scorpions-pitcher raakt een slagman in zijn gezicht. De coach, ver voor zijn dug-out, roept om ijs, maar dat is er niet. De slagman dribbelt met een hand aan zijn voorhoofd naar het eerste honk en komt een paar beurten later gehavend binnen. Zijn medespelers geven hem nonchalante low fives.

Tussen de vier tribunes, tegenover het thuishonk, zit een vrouw achter een opklaptafel op een oude bureaustoel. Ze verkoopt bubble gum en ander snoepgoed uit doorzichtige plastic potten van Red Band. Niemand komt wat bij haar halen.

Dit is het Curaçao waar nieuwe honkbaltalenten ontstaan. De hekken om het veld zijn verroest, het speelveld is van zand, de vlagerige passaatwind blaast de bal uit richting. Dit kleine eiland blinkt niet uit in honkbal omdat alle faciliteiten perfect zijn onderhouden, maar juist bij het gebrek daaraan. Of misschien zit er ook iets in het water.

Oud-hockeyer Pepijn Keppel schrijft wekelijks een column voor Trouw. Lees hier zijn columns terug.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden