ReportageJongeren in beweging
Voor de buurtsportcoach telt iedere zweetdruppel: ‘Als wij er niet zijn, doen ze niets’
Om Nederland weer in beweging te krijgen, wordt er steeds vaker naar buurtsportcoaches gewezen. Hoe werkt dat in de praktijk? Deel 3 van een serie over het belang van sport in Nederland.
Enthousiast legt Carina Kamps sportattributen klaar op het schoolplein van CSG Wessel Gansfort in Groningen: steps, ballen, pijl en boog. De buurtsportcoach probeert hiermee tieners te verleiden om in beweging te komen. Van de honderden leerlingen doen er tijdens deze middagpauze twaalf mee.
Het is een beeld waarin zowel tragiek als schoonheid schuilt. Het illustreert hoe inactief Nederland is geworden. Tegelijkertijd is de inzet van mensen als Kamps hoopgevend. Ze praat bevlogen over haar werk, zich doordrongen van de urgentie. Op de vraag of de bescheiden opkomst demotiverend is, reageert ze verbaasd: “Ik denk daar geen seconde over na. Voor deze twaalf hebben we een verschil gemaakt. Daar gaat het om.”
Een lastige doelgroep
‘Buurtsportcoaches’ lijkt het nieuwe toverwoord, in elk geval in politiek Den Haag. Tijdens een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer over bewegingsarmoede, een kleine twee weken geleden, werd deze functie meerdere malen als een krachtig instrument omschreven. Maar werkt dit instrument ook in de praktijk?
Kamps (35) is al vijf jaar de buurtsportcoach van de Korrewegwijk, een stadsdeel van Groningen dat ooit het Vogelaar-stempel kreeg en tegenwoordig als kansrijk wordt omschreven. Aanvankelijk richtte zij zich, aangesteld door de gemeente, op de jeugd van vier tot zestien jaar. Sinds dit jaar is de leeftijdsgrens aangepast en ligt haar focus puur op vmbo-jongeren.
“Dat is een lastige doelgroep. Als je voor basisschoolkinderen iets organiseert, is dat bijna altijd een succes. Die komen wel, zeker als het gratis is. Met de oudere jeugd ligt dat anders. Die zijn via de wijk moeilijker te bereiken. In het begin dachten mijn collega’s en ik: we gaan ze lokken met toffe dingen als klimmen en snowboarden. Dat werkte aardig, maar bleef incidenteel. We kwamen erachter dat het schoolplein de beste plek is om met tieners in contact te komen én te blijven. Daar zijn ze toch al.”
Daarom staat Kamps nu meerdere keren per week bij CSG Wessel Gansfort en bij Internationale Schakelklas (ISK) Groningen, een school voor nieuwkomers. Duidelijk articulerend en met gebaren maakt ze daar duidelijk hoe de materialen gebruikt kunnen worden. Er klinken verschillende talen en veel gelach. Zeker dertig leerlingen spannen zich spelenderwijs in.
“Mevrouw, ik heb het vier keer gedaan”, zegt een jongen trots terwijl hij de step teruggeeft. Wat? De lucht in springen met beide voeten op de step. Kamps steekt haar duim op. “Ze zijn hier nog heel speels. Wie weet hoe vaak ze konden spelen in het land waar ze vandaan komen?” Even verderop proberen een paar jongens op een longboard te blijven staan. Tevergeefs, maar dat lijkt hen niet te deren.
Een lastige uitdaging
Het plezier is aanstekelijk. Toch dringt de vraag zich op hoeveel dit helpt: twee keer per week een half uurtje bewegen op het schoolplein. Kamps, afgestudeerd aan de Pabo en de hbo sport & gezondheid, heeft gaandeweg haar doelen bijgesteld. Oorspronkelijk hoopte zij jongeren lid te maken van een sportaanbieder. Nu streeft ze ernaar scholieren überhaupt in beweging te krijgen. “Als wij er in de pauze niet zijn, doen ze niets.”
Bovendien, vertelt ze, bouwt ze op het schoolplein een band op met de pubers. Dat is belangrijk om ze te enthousiasmeren voor activiteiten na school. Dat blijft een lastige uitdaging. Lachend vertelt Kamps dat er al zeven aanmeldingen zijn voor een workshop curling. “Hilarisch toch? Waarschijnlijk weet de helft niet om wat voor sport het gaat. Dat ze toch willen komen, zegt wat over onze relatie.”
Gratis, dichtbij en zonder winnaar en verliezers
Kamps weet inmiddels dat de activiteiten zo laagdrempelig mogelijk moeten: gratis, op een bekende locatie dichtbij en liefst niet een sport waarbij je wint of verliest. Plezier moet vooropstaan. Freerunning bijvoorbeeld spreekt aan. “We leren steeds beter vanuit de jongeren te denken.”
Dat kost tijd, energie en veel geduld. Of de beleidsmakers zich dat realiseren, is de vraag. Kamps liep de afgelopen tijd in de praktijk tegen twee dingen aan. Als buurtsportcoach mocht zij niet in het schoolgebouw werken. “Gelukkig komt daar binnenkort verandering in. Daar kan ik nog meer jongeren bereiken dan nu. Het is toch anders als ik ze rechtstreeks uitnodig in plaats van een gymdocent die het promoot.”
Het tweede is dat ze in de wijk vaak benaderd wordt voor andere doelgroepen. Kun je een wekelijkse les starten voor huismoeders? Nee dus. “Ik weet dat er in andere delen van Nederland buurtsportcoaches zijn voor nul tot honderd jaar. Maar een coach heeft geen tijd om alle doelgroepen te bereiken. Vaak wordt er dan gekozen voor een snel resultaat, bij jonge kinderen, huismoeders en ouderen. Aan een moeilijke groep als vmbo-leerlingen komt zo’n coach dan niet toe.”
Het mooiste van haar eigen werk vindt ze misschien wel dat ze binding heeft gekregen met de jongeren. Op het schoolplein van ISK legt Yordanos (17) uit waarom ze graag meedoet aan de activiteiten. Met een knik naar Kamps: “Ze praat met een blij gezicht”. Mame Aida (16) vult aan: “Ik krijg hier energie van”. Salma (16): “Het is leuk om samen met anderen bezig te zijn”. De drie vriendinnen giechelen terwijl ze op steps vooruit proberen te komen.
Handelen in plezier
Sport is volgens Kamps een effectief middel om kwetsbare doelgroepen te laten voelen dat ze onderdeel van de samenleving zijn. “Sport heeft een eigen taal. Iedereen spreekt die. Dat geeft een gevoel van saamhorigheid.” Jannelies Mik, schoolleider van ISK, is het daarmee eens. “Sport is een mooie manier om te integreren. Het maakt contact met anderen makkelijker.”
Kamps haalt voldoening uit de gesprekken die ze voert, hoe schrijnend die soms ook zijn. Niet iedere jongere heeft het in haar wijk even leuk thuis. Juist omdat zij als buurtsportcoach in plezier handelt, zijn tieners openhartiger. Als het nodig is, brengt Kamps andere instanties op de hoogte, maar haar hoofddoel blijft bewegen. Op het schoolplein van CSG Wessel Gansfort zegt Romano (13) dat hij is gekomen omdat hij niet iets beters te doen had. Quasi stoer. Daarna pakt hij de pijl en boog. Kamps glimlacht. Iedere zweetdruppel is er een.
Kinderen voornaamste doelgroep buurtsportcoaches
Buurtsportcoaches worden, net als cultuurcoaches, in verhouding het meest ingezet op de doelgroep kinderen. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van het Mulier Instituut. Gemeenten zetten gemiddeld 33 procent van hun buurtsportcoaches in op het primair onderwijs. Van de kleine gemeenten zet 35 procent meer dan de helft van hun buurtsportcoaches in als vakleerkracht bewegingsonderwijs. Bij middelgrote gemeenten is dat 33 procent en bij grote gemeenten 24 procent. Functionarissen in kleine gemeenten lijken zich minder vaak te richten op specifieke doelgroepen, zoals asielzoekers. Zij kiezen mogelijk vaker voor doelgroepen die goed te bereiken en te activeren zijn, zoals kinderen.
Lees ook deel 1 en 2 in deze serie:
Nederland komt niet in beweging, en het kwartje wil niet vallen
Twee jaar corona heeft de maatschappelijke relevantie van sport onderstreept. Maar is haar positie in de samenleving ook veranderd? In deel 1 van een serie: de wethouder. ‘Zie sportverenigingen niet louter als hobbyclubs, maar ook als partners in het bevorderen van het welzijn van mensen.’
Michael van Praag: ‘Net als bij het klimaat, moeten we ook concrete sportdoelstellingen hebben’
Michael van Praag, voorzitter van de Nederlandse Sportraad, vindt dat het Nederlandse sportlandschap drastisch op de schop moet met een nieuwe sportwet. Een gesprek over het waarom van zo’n wet, ‘Haagse ziekte’ en gokgeld in de sport. Deel 2 van een serie over de rol van sport in Nederland.