InterviewKai Verbij
Schaatser Verbij hoopt op de EK sprint af te zijn van de ‘Kai-momentjes’
Schaatser Kai Verbij werd de afgelopen jaren door fysiek malheur gedwarsboomd. Bij de EK sprint hoopt de Europees kampioen van 2017 en 2019 te bewijzen dat hij die achter zich heeft gelaten.
Ingetogen. Nuchter. Als Kai Verbij met journalisten praat, spreekt hij doorgaans zonder omhaal van woorden. Hij beperkt zich veelal tot korte zinnen, maakt er bijna een zakelijk verslag van.
Zijn uitspraken bevatten bovendien vaak verkleinwoorden, alsof hij met die formulering wil aangeven dat wat hij zegt niet groter gemaakt moet worden dan het is. Het is máár sport, lijkt hij te willen uitstralen. Ook al bepaalt het zijn dagritme en is het beroepsbestaan als topsporter voor hem dus meer dan een bijzaak in het leven.
Emoties zijn op zulke momenten ver weg. Euforie of deceptie, aan zijn lichaamstaal valt nauwelijks iets af te lezen. Een flauwe glimlach of een bedrukt gezicht, daar blijft het wel bij.
Verbij (28), zoon van een Japanse moeder en Nederlandse vader, is nu eenmaal niet de persoon die ongevraagd op de voorgrond wil treden en zich in zijn ziel laat kijken. Liever neemt hij een wat afwachtende houding aan, al gaat hij vragen niet uit de weg. Zij het dat de antwoorden dus bondig zijn – zonder stemverheffing uitgesproken, doorspekt met realiteitszin en wars van kapsones. In de eenvoud van die respons schuilt de schoonheid. Niemand die hem gek krijgt.
Ook de onverstoorheid zelve kan uit balans raken
Zelfs hij, de onverstoorbaarheid zelve, kan daarentegen uit balans raken, bekent Verbij. Want sinds zijn overgang naar de ploeg van Jumbo-Visma in 2020 werd hij meer dan voorheen door zijn lichaam teruggefloten. “Het lijken Kai-momentjes te worden, blessures en ziekte waar ik in het eerste deel van mijn loopbaan van gevrijwaard bleef. Wat mij betreft heb ik er nu wel genoeg van gehad.”
Van een patroon weigert hij te spreken. Een onfortuinlijke val bij een fietstraining waarbij hij een sleutelbeen brak en een opgelopen rugblessure tijdens een krachttraining waarin hij uit bravoure te veel kilo’s omhoog torste; dat beschouwde hij als domme pech en wist hij nog wel te relativeren. Net als de periodieke griepjes en virussen, al lijkt hij daar sinds de coronapandemie wel bevattelijker voor. “De weerstand is verminderd.”
In de greep van vertwijfeling raakte hij echter door de buikpijnen die hem anderhalf jaar lang geselden. Ze kwamen op onverwachte, maar regelmatige momenten en de oorzaak bleef lang ongewis. Dat maakte hem onzeker. “De bloedwaarden gaven steeds aan dat het een ontsteking was. Maar wat het aanwakkerde: niemand die het me kon zeggen.”
De heftigste aanval kreeg hij vorig jaar juli: Verbij kon niet meer op zijn benen staan, kreeg hoge koorts en werd naar het ziekenhuis gestuurd. Daar werd een blindedarmontsteking geconstateerd. Hij ging meteen onder het mes. “Het voelde als een opluchting. Eindelijk wist ik waaraan ik toe was, kon ik het afsluiten.”
Leed na blindedarmontsteking niet geleden
Het leed was toen nog niet geleden. Een liesblessure, eind oktober opgelopen na de eerste dertig meter op de 500 meter tijdens het kwalificatietoernooi voor de wereld-bekercyclus, dwong Verbij tot opgave en een nieuwe pas op de plaats. Hij miste zodoende optredens in het Noorse Stavanger en Heerenveen.
Door een aanwijsplek kon hij wel aantreden op de 500 meter en kilometer in Calgary, maar een week later moest hij de reprise in Canada aan zich voorbij laten gaan. Een virus had hem te grazen genomen. Opnieuw.
Bij de NK sprint, pal na de kerstdagen in Thialf in Heerenveen, wist Verbij daarom niet wat hij kon verwachten. Hij wilde zich er kwalificeren voor de Europese titelstrijd, maar vroeg zich af of het haalbaar was. De slechts 1530 afgelegde wedstrijdmeters vormden een te wankele basis.
De derde plaats in het eindklassement, precies genoeg voor een startbewijs, gold daarom als een morele opsteker. “Het niveau lag hoog, de marges waren klein. Dat ik mij ertussen wrong, gaf bevrediging.”
‘Sowieso goed om ritme op te doen’
Nu, een week later in het Noorse Hamar, weet Verbij aan de vooravond van de EK nog altijd niet waar hij staat. In zijn prognose haalt zeker één Nederlander het podium. “Al kunnen het er ook gewoon twee of drie zijn”.
In die laatste kansberekeningsvariant mag hij dan niet verzaken, net zomin als Nederlands kampioen Hein Otterspeer en jongeling Merijn Scheperkamp. “Ik ga het zien, ben vooral blij dat ik erbij ben. Met de WK afstanden als het hoofddoel van dit seizoen (begin maart in Heerenveen, red.) is het sowieso goed om ritme op te doen.”
Hoewel hij de verwachtingen zelf tempert, houdt de concurrentie wel degelijk rekening met hem. Zijn erelijst geeft daar ook alle aanleiding toe. Het is een palmares waarbij vooral zijn hoge klasseringen in de combiklassementen opvallen. Naast tweevoudig wereldkampioen op de individuele 1000 meter is Verbij de winnaar van de WK sprint in 2017. Ook is hij de vice-wereldkampioen van het afgelopen seizoen, terwijl hij in 2016 en 2018 tevens WK-brons pakte.
De succesreeks maakt dat hij niet zal worden uitgevlakt voor de Europese equivalent, die sinds 2017 tweejaarlijks op de kalender staat. Temeer omdat Verbij van de eerste drie afleveringen er twee won, de vuurdoop en de 2019-editie. En het was dat twee jaar geleden een val op de eerste 500 meter zijn ambitie doorkruiste, anders had hij vermoedelijk de trilogie voltooid. “Daar heb ik wel even van gebaald. Zo’n unicum is toch mooi. Gelukkig was de titel voor Thomas Krol, een goede vriend van me.”
Lees ook:
Twee ‘te aardige’ vrienden in één race: Krol kampioen, Verbij laatste
Twee beste vrienden reden samen in een olympische race. De een, Thomas Krol, won de gouden medaille. De ander, Kai Verbij, liet op de laatste kruising zijn tegenstander voorgaan en gaf zijn race op.