ColumnPepijn Keppel
Ronald Koeman is ook maar bondscoach
Ronald Koeman was als voetballer al enige tijd gestorven toen ik hem voor het eerst zag voetballen. De bal lag roerloos een paar meter buiten de zestien, een muurtje wit-blauw Sampdoria als obstakel, korte aanloop, zijn wreef, wondertrap. Koeman werd die nacht op Wembley in 1992 beschermheilige van Catalonië en ik was nog niet op Aarde. Bij het ontstaan van mijn eerste herinneringen was hij trainer van Ajax, maar ook daar kan ik me niets van herinneren. Monumenten uit een ander tijdperk, gestold in de overlevering.
Voor mij was Koeman altijd een trainer met appelwangen en de uitstraling van een aimabele vader. Het soort dat in het weekend met zijn kinderen naar het zwembad of een pretpark gaat, je toestaat wat van mama eigenlijk niet mag. Een softijsje bij de snackbar, springen in regenplassen, dat hij je wekt als het ’s nachts plotseling begint met sneeuwen. Maar ook een vader die worstelt met zijn emoties, onrustig kan worden van vastigheid, voor wie duizend bloemen bloeien. Een volwassen man met de jeugd nog in zijn ogen.
Zijn charisma wordt weleens verward met Groningse nuchterheid, maar Koeman is zijn klompen in zijn Spaanse voetbaljaren reeds verloren. Bij Barcelona veranderde witlof in pintxos, tijdens zijn eerste periode als bondscoach was hij meer concertdirigent dan voetbaltrainer. Koeman weet dat in een huiselijke ambiance zijn musici excelleren, de diepe tonen van contrabas en tuba overstemmen immers elke altviool. Hij kent de beperkte macht van zijn vak, realiseert zich dat zijn invloed reikt tot het ritme en de ziel van zijn symfonie die moet leiden tot georkestreerd totaalvoetbal. Koeman begrijpt dat hij ook maar bondscoach is.
Voetbal is vrijheid nemen tot waar het kan, zei Koeman eens, afgelopen vrijdag was het vooral de kunst om ruimte te zoeken in beperking. Op de zevende sterfdag van Cruijff speelde een uitgedund Oranje in Stade de France als een uitgedund Oranje, in de 4-3-3-filosofie van ’s lands enige spirituele El Salvador. Ik was er niet voor thuis gebleven, maar hoorde op de fiets flarden van de wedstrijd op de radio die mijn voorgevoel bevestigde. De terugkeer van Koeman was een schip dat lek was uitgevaren, hozen was bij voorbaat kansloos en dat lag echt niet alleen aan het talent van Kylian Mbappé.
Koeman had van iedereen meer verwacht, al denk ik vooral dat hij meer van zijn rentree had gehoopt. Na iedere verliespartij jeuken de handen van het journaille om een bondscoach neer te sabelen, maar kip kerrie bleek een uitstekend smeermiddel om de halfbakken wedstrijd in Parijs te vergeven. Maandag speelt een aangesterkte Oranje equipe tegen Gibraltar in Rotterdam, stad van noeste arbeiders. Ik heb me laten vertellen dat Koeman als voetballer bekendstond om het buffelen, bebloede knieën, het schot, de pass, zijn voetbalintellect – eigenschappen die geen enkele speler uit de Nederlandse selectie voor de wedstrijd tegen Gibraltar allemaal bezit. De dwergstaat is vanavond als mondwater, een ploeg om de nare nasmaak mee weg te spoelen of flink in te verslikken.
Oud-hockeyer Pepijn Keppel schrijft wekelijks een column voor Trouw. Lees hier zijn columns terug.