InterviewDe fysieke prijs van topsport
Oud-turnster Anouk Visser-Jong (40) heeft het lichaam van een 100-jarige
Anouk Visser-Jong was een topturnster, tot ze haar nek brak bij een val. ‘In de gymnastiekzaal leerden wij als kinderen om pijn uit te schakelen. Maar zo sloop je wel je lichaam.’ Deel acht van een serie over de fysieke prijs van topsport.
Het was 23 januari 2001. Zoals altijd haastte Anouk Jong zich na school naar de turnhal. Tot zover niets bijzonders. Ze was een meisje van achttien, dat al jaren volgens een volwassen ritme leefde. Veertig uur trainde ze, verdeeld over zeven dagen. Een volle werkweek dus naast haar vwo. Of ze moe was? Ja, natuurlijk. Maar deze middag leek het erger dan normaal.
Ze moest nieuwe elementen oefenen, te beginnen met het onderdeel vloer. Keer op keer ging de sprongserie niet goed. Steeds raakte ze haar coördinatie kwijt. Even schoot het door haar hoofd dat ze die dag misschien beter helemaal niets kon doen, maar ze wist dat dat geen optie was.
Ze moest door naar het sprongtoestel, nam een aanloop en lanceerde zichzelf via de springplank de lucht in. Toen ging het gruwelijk mis. Waarschijnlijk kreeg ze een black-out, in ieder geval trok ze haar knieën niet naar haar borst waardoor er geen rotatie volgde. In plaats daarvan stortte ze neer en landde ze op haar hoofd.
“Ik voelde meteen dat het mis was. Ooit had ik mijn nek gekneusd bij een val en dit leek erger. Ondertussen stond de trainer te schreeuwen dat ik moest opstaan, zodat de volgende kon springen.”
Er werd geen ambulance gebeld, laat staan dat iemand van de staf de moeite nam om haar nek te stabiliseren. “Ga maar naar het ziekenhuis”, zei de trainer, “het zal wel gebroken zijn.”
Een iets oudere turner was zo aardig om haar naar de Eerste Hulp te brengen. Hij had een auto en zag dat het niet goed ging.
Bij de EHBO-post meldden zich regelmatig turnsters
Daar aangekomen dacht de baliemedewerkster aanvankelijk dat het wel meeviel. Ernstig nekletsel bij iemand die gewoon loopt? Ook speelde ergernis een rol; er melden zich regelmatig turnsters bij de
EHBO-post. “Als topsporters liepen we wel vaker naar binnen om iets te laten checken: een dikke enkel of verdraaide pols. Ik kende het polisnummer van de zorgverzekering uit mijn hoofd.”
Anouk Visser-Jong, veertig jaar en getrouwd inmiddels, weet nog dat haar collega naar haar lichtblauwe T-shirt wees, dat aan de voorkant donker was geworden van de tranen. Ze had zelf niet eens door dat ze huilde.
Toen werd er een arts bijgehaald. “Het duurde even voor het lukte om een nekkraag om te doen, omdat mijn nek zo gespierd was. Dat is achteraf ook mijn redding geweest, want dat heeft de boel na het ongeluk gestabiliseerd.”
Een MRI-scan wees uit dat er twee nekwervels waren gebroken en dat een tussenwervelschijf mogelijk was gescheurd, maar dat zou de tijd moeten uitwijzen. De orthopeed constateerde meteen dat dit het einde van de turncarrière betekende, maar dat wilde Jong niet geloven. Aan het eind van dat jaar zouden de wereldkampioenschappen in Gent zijn, en er lagen medaillekansen voor haar op het onderdeel balk.
Zodra de nekkraag af mocht, ging ze terug naar de gymnastiekzaal. Maar ze merkte dat alleen al hangen aan een brug voor te veel druk op haar nek zorgde.
‘We moesten altijd doortrainen met blessures’
Weg gouden droom, welkom nieuwe realiteit. “Ik dacht: ik ben vrij, ik ga gewoon leven. Wel had ik altijd pijn.” Nekpijn, hoofdpijn, rugpijn. Ook kreeg ze last van duizeligheid, spierkrampen en gewrichts- pijnen. Maar ze was van jongs af aan gewend om pijn te hebben. “We moesten altijd doortrainen met blessures”, zegt Visser-Jong. “Er was nooit tijd om te herstellen. Daardoor is er natuurlijk ook zoveel schade ontstaan in mijn lichaam.”
“We stonden altijd in de overlevingsstand, door alles wat er in de turnhal gebeurde. Het was niet alleen de fysieke belasting van de sport die het zo zwaar maakte, maar ook het gevoel van onveiligheid, omdat de trainers ons mishandelden. Er werden spullen naar je gegooid, of je werd expres niet opgevangen. Ook kregen we op stages heel weinig te eten, terwijl we nog in de groei waren. Want vergeet niet: we waren nog kinderen.”
“Altijd zat er spanning in je lijf: buik in, rechtop staan. We waren zes, soms zeven uur per dag in de turnhal en de hele training spande je al je spieren aan voor de oefeningen en de juiste houding. Daarbovenop kwam de psychische stress: ‘o jee, straks schreeuwt de trainer naar me, straks moet ik op de weegschaal, als ik maar niet 100 gram ben aangekomen’. Of hij deed iets bij een andere turnster waar je getuige van was en dan kon je haar niet helpen. Dus ja, ik had geleerd om pijn uit te schakelen. Dan sloop je dus je lichaam.”
Tussenwervelschijf bleek gescheurd
Het was Marcel Visser, haar latere echtgenoot die ze toen net kende, die haar vijf jaar na het ongeval zei dat altijd maar doorgaan niet juist was en dat ze met haar pijnklachten naar de dokter moest. Het bleek dat die tussenwervelschijf inderdaad gescheurd was. Met spoed werd ze geopereerd. Haar nek werd vastgezet met behulp van een een titanium plaatje en een stukje bot uit haar bekkenkam.
Eerder was al gebleken dat de val ook haar rug had beschadigd. De neurochirurg die daar scans van maakte, zag ook ouder letsel. “Er is wel vaker iets stukgegaan”, zei hij. “Dat was wel confronterend”, zegt Visser-Jong. “We hadden heel vaak blessures, omdat we zo overtraind waren. Soms had je zoveel meer pijn dan anders dat je dacht: er is iets mis. Maar je mocht niet zeuren en moest gewoon doorgaan.”
Nog dagelijks wordt Visser-Jong, inmiddels moeder van twee zoons, herinnerd aan haar verleden in de topsport. Er is sinds de zomer van 2020, toen tientallen oud-turnsters misstanden meldden, veel aandacht voor de psychische gevolgen. Maar ook de fysieke prijs is hoog.
Groente snijden kan ze nog altijd niet
Waar moet ze beginnen? Visser- Jong glimlacht wrang. Ze heeft een rechterarm die niet meer goed functioneert, omdat er bij het ongeval ook zenuwen zijn beschadigd. In haar hand heeft ze weinig kracht. Bovendien belemmert artrose in de pols haar bewegingsvrijheid. Groente snijden kan ze niet, van de was opvouwen moet ze herstellen.
Sporten is ook voltooid verleden tijd. Haar knieën zijn zo vaak overstrekt geweest dat ze nu niet meer op haar hurken kan zitten. In het gebied rond haar nek is de spierspanning zo hoog en het littekenweefsel zo overvloedig, dat er soms spontaan een spierscheuring optreedt. Laatst nog in haar schouder, toen ze haar haar aan het borstelen was.
In haar rechterenkel is een stukje kraakbeen afgebrokkeld, wat nog in haar lijf zit en vooral bij grote temperatuurwisselingen ‘aan de wandel gaat’. “Als het dan tussen het gewricht komt, kan ik even niet lopen.”
Van diezelfde voet heeft ze altijd last, omdat een middenvoetsbeentje ooit gebroken is en niet voldoende tijd kreeg om te helen. Met gips stond ze op de trampoline. “Volgens mij zie ik er van binnen uit als een honderdjarige.”
Hyperventilatie en hartkloppingen
Verder heeft die klap van 23 januari 2001 haar kortetermijngeheugen aangetast, constateerde een neuropsycholoog. Tot slot, en ze glimlacht bij die woorden, staat haar zenuwstelsel altijd op scherp, nog steeds in de overlevingsstand. Er hoeft maar iets te gebeuren of alles verkrampt. Dat zorgt met enige regelmaat voor hyperventilatie en hartkloppingen.
Een haptonoom hielp haar om weer dingen te voelen, want ze schakelde altijd alle emoties uit. “Ik luisterde nooit naar de stopsignalen van mijn lichaam. Ik had immers geleerd om continu over de grens te gaan.”
Een psychosomatisch therapeut hielp haar om op een andere manier te bewegen, vanuit ontspanning in plaats van inspanning.
Bij de simpelste dingen moet ze bewust nadenken. Traplopen, bijvoorbeeld. “Een turnster doet alles heel netjes en gracieus. Voor mijn gevoel moet ik nu als een zoutzak of slappe pop de treden op. Dat blijft voor mij ontzettend moeilijk, ik ben geprogrammeerd om alles met een bepaalde spanning te doen.”
‘Ik heb de rest van mijn leven therapieën nodig’
Het is een ingewikkeld proces, waar ze 22 jaar na haar afscheid als turnster nog middenin zit. Eigenlijk moet haar lichaam gereset worden, zegt ze. “Dat kost veel tijd en daar heb je professionals bij nodig. Er is bij sportbonden veel te weinig kennis over wat topsport op lange termijn met een lichaam doet. Op dat vlak is er ook helemaal geen nazorg.”
Vanuit de overheid en sportkoepel NOC-NSF wordt er wel loopbaanbegeleiding aangeboden en ook steeds meer mentale ondersteuning. “Alleen wordt er nooit gekeken naar het fysieke gedeelte. De gedachte is: bij lichamelijke klachten ga je naar de dokter of fysiotherapeut. Voor deze specifieke stapeling van problematiek is er eigenlijk niets.”
“Ik heb de rest van mijn leven therapieën nodig om gewoon te kunnen functioneren zonder al te veel pijn. Maar ik kan dat niet betalen. Lang niet alles wordt gedekt door de zorgverzekering. Ik vind dat sporters die voor hun land zijn uitgekomen − de Nederlandse vlag stond op mijn turnpakje − ook recht hebben op nazorg. Er zou een soort herstelpotje moeten zijn.”
“Naar oud-topsporters wordt veel te weinig omgekeken, terwijl de klachten meestal pas later ontstaan. Maar ja, dan zijn er weer nieuwe topsporters waar de aandacht en het geld naartoe gaan. Nederland wil juichen voor uitzonderlijke sportprestaties. Maar degenen die om de medailles strijden, moeten ook na hun carrière gezond en gelukkig kunnen zijn. Dat wordt vergeten.”
Lees ook:
Ex-hockeyster Noor Holsboer leeft met hersenletsel. ‘Iemand had me naar de Eerste Hulp moeten sturen’
‘Moet je eerst dood voordat je jezelf mag beschermen?’ Bij oud-hockeyster Noor Holsboer vechten ergernis over het veiligheidsbeleid en berusting om voorrang. ‘Alle maatregelen die je zou moeten nemen, gaan ten koste van het spektakel van de sport.’ Deel 7 van een serie.
Delaila Amega’s knieën zijn kapot: ‘Altijd ja zeggen kost soms je gezondheid’
Ze heeft geen kruisband meer over. De knieën van handbalster Delaila Amega vertellen het verhaal van haar carrière. ‘Als je overal ja op zegt, kost dat in sommige gevallen gewoon je gezondheid.’ Deel 4 van een serie.