InterviewBjorn van den Ende
Olympisch roeier Bjorn van den Ende kampte met boulimia. ‘De angst om zwaarder te worden, beheerste mijn leven’
Roeier Bjorn van den Ende (37) kampte met de eetstoornis boulimia. De afzwaaiend topsporter en tweevoudig olympiër spreekt voor het eerst openlijk over de worsteling.
“Toen ik kort met roeien was gestopt en aanvankelijk op clubniveau in de sport terugkeerde, was ik flink aangekomen: van 80 naar 105 kilo. De coach zei dan ook: ‘Om in aanmerking voor de beste boot te komen, zul je moeten afvallen’. Dat lukte me langs natuurlijke weg: ik ging gezonder eten en trainde hard, de kilo’s vlogen eraf.
“De metamorfose leverde me niet alleen complimenten op, maar ook de opmerking dat de nationale selectie in de lichte klasse weleens voor mij zou kunnen zijn weggelegd. Ik moest dan wel nog meer gewicht verliezen, want 70 kilo was zo’n beetje de standaard. Dat plantte een zaadje in mijn hoofd, dat ik zelf liet ontkiemen.”
Tassen vol eten in de supermarkt kopen
“De angst om zwaarder te worden, ging mijn leven beheersen. Onafgebroken was ik met mijn gewicht bezig. Elk beetje wat erbij kwam was niet alleen fysieke ballast, maar ook een mentale tik. Dus stak ik op een gegeven moment mijn vinger in mijn keel.
“Na die eerste keer gingen de remmen los, werd het dagelijkse routine. Ik kocht tassen vol eten in de supermarkt, schrokte het naar binnen en braakte het weer uit. Als ik daarna op de weegschaal ging staan, was ik lichter. Dat rechtvaardigde mijn gedrag, vond ik. Schuldgevoel kende ik daarom niet.
“Ondertussen hield ik in schriftjes bij hoeveel ik woog. Op het dieptepunt was dat 68 kilo, bij een lengte van 1,90 meter, en had ik nog maar een vetpercentage van 5. Ik was bezig met zelfdestructie, maar zag zelf niet in dat ik voedingsstoffen tekortkwam en mijn lichaam sloopte.
“Een jaar lang heb ik het voor iedereen verborgen weten te houden. Ik plande alles tot in detail, liet niets aan het toeval over. At ik eens buitenshuis, dan spoedde ik me daarna naar huis en gooide het eruit. En in het buitenland zocht ik plekjes uit waar ik ongestoord mijn gang kon gaan.”
De angst te zwaar te zijn, werd een obsessie
“Op een gegeven moment hoorde mijn neef Tim, met wie ik samenwoonde en die ook op topniveau actief was, mij echter op de wc overgeven. Hij, die nota bene voeding en diëtetiek studeerde, confronteerde mij. ‘Ik weet wat je doet, dit is niet oké’, zei hij. ‘Je moet hulp zoeken.’
“Ontkennen had geen zin, besefte ik. Hoewel ik me schaamde, gaf ik het onomwonden toe. Tim lichtte vervolgens de bondsarts in, die meelevend reageerde. Ik werd in contact gebracht met Karin de Bruin (een sportpsycholoog die gespecialiseerd is in eetstoornissen, zie kader, red.).
“Zij pelde mij af, liet me inzien dat de oorzaak dieper zat. Ik kwam erachter dat ik afviel om gezien te worden en mij gewaardeerd te voelen. Mijn zelfbeeld koppelde ik aan het gewicht. De angst om te zwaar te zijn, was zo een obsessie geworden.
“Dat het ontdekt werd, is mijn redding geweest. Ik kon uit de vicieuze cirkel ontsnappen, iets wat me op eigen houtje niet was gelukt. Niet alleen kreeg ik mijn eigenwaarde terug, ook kwam ik er redelijk ongeschonden vanaf. Blijvende gezondheidsschade bleef mij bespaard, gelukkig. Wat me het meeste raakte, was het verdriet dat ik bij mijn ouders zag. Toen drong de impact pas echt tot me door.
“Ik weet nu wat mijn valkuil is. Nog altijd stap ik dagelijks op de weegschaal, de drang om het gewicht te weten en zo controle te houden, is gebleven. Dat hoort bij mij, maar het zet nergens meer toe aan.
“Wat zeker geholpen zal hebben, is dat ik na de Olympische Spelen in 2016 de overstap maakte van de lichte vier naar de zware acht. Zo licht mogelijk zijn was geen issue meer. Dat zorgde voor opluchting. Ik kon het loslaten, ben daarom niet bang in oude patronen te vervallen.”
Eetproblematiek is onzijdig
“Ik heb het altijd voor me gehouden, ook richting ploeggenoten, maar stap nu bewust naar voren. Eetstoornissen in de topsport komen vaker voor dan menigeen denkt. Zeker in het lichte roeien, waar velen een strijd tegen de kilo’s voeren. Zowel vrouwen als mannen, want eetproblematiek is onzijdig.
“Door mijn verhaal te delen, hoop ik het onderwerp uit de taboesfeer te trekken en anderen te behoeden voor wat ik mezelf heb aangedaan. Ik wil het bespreekbaar maken, juist ook onder mannen, en zo een ambassadeursrol vervullen.”
Sportpsycholoog: Te weinig oog voor de verborgen tegenstander
Eetstoornissen komen verhoudingsgewijs onder topsporters vaak voor. Nog altijd is er te weinig oog voor de ‘verborgen tegenstander’, stelt sportpsycholoog Karin de Bruin. “Een cultuuromslag is nodig.”
De Bruin promoveerde in 2010 op eetproblematiek in de sport. De titel van haar proefschrift was veelzeggend en had door het vraagteken een dubbelzinnige betekenis: ‘Thin is going to win?’ Oftewel: dun zijn loont, toch? Dat ligt genuanceerder, benadrukt ze. “Ondervoeding wreekt zich juist.”
Van de topsporters kampen één op de vijf vrouwen en één op de twaalf mannen met een eetstoornis, bleek eerder uit een grootschalig wetenschappelijk Noors onderzoek. Bij niet-topsporters was dat 9 procent (vrouwen) om 0,5 procent (mannen). Een verontrustend verschil. “Preventie zou prioriteit moeten hebben”, meent De Bruin. “Dat besef is er, maar te vaak nog volgt pas actie als het misgaat.”
De dodelijkste van de psychische aandoeningen
Een onverantwoord voedingspatroon dwarsboomt niet alleen optimaal presteren, maar brengt ook gezondheidsgevaren met zich mee. Denk aan botontkalking, bloedarmoede, spierafname, nierfalen, uitdroging, hartritmestoornissen en zelfs een acute hartstilstand. Bovendien is anorexia de dodelijkste van de psychische aandoeningen: 5 tot 10 procent van de patiënten overlijdt. Boulimia zit daar vlak achter. De Bruin: “Een vroege signalering is dus van levensbelang”.
Wegen en meten is in menig topsportprogramma een vaste routine, aldus de sportpsycholoog. Doorgaans met goede bedoelingen, maar het effect kan desastreus zijn. “De fixatie op gewicht en vetpercentage heeft fitheid tot doel, maar ik vind het een te risicovolle benadering. Sporters gaan zich dan met anderen vergelijken, houden vast aan streefcijfers die met veel moeite of ongezonde noodgrepen worden bereikt. Dat doet iets met de psyche. Elke opmerking, ook een onschuldige of achteloze, kan een trigger zijn. Iemand wordt dan in een trechter gezogen. Oog voor die bijkomende mentale schade mis ik. Bedachtzaamheid is noodzakelijk.”
Ook in veilig gewaande sporten
Dat eetstoornissen alleen in sporten met gewichtscategorieën (bijvoorbeeld judo, het lichte roeien), esthetische sporten (turnen, ritmische gymnastiek) of duursporten (wielrennen, hardlopen) voorkomen, weerspreekt De Bruin. “Ik zie het over de gehele linie, ook in veilig gewaande sporten. En de heftigheid bij mannen is, al hebben we het over andere aantallen, gelijk aan die bij vrouwen. Alleen is bij hen het taboe zo mogelijk nog groter.”
Belangrijk is het om signalen niet alleen te herkennen maar er ook op te anticiperen, zegt ze. “De kans op ontkenning neemt toe als er een langere periode overheen gaat, de gezondheidsrisico’s stijgen. Ga daarom het gesprek aan als het vermoeden bestaat, schakel specialistische hulp in.”
Wordt een topsportcarrière afgesloten, dan kan de balans verstoord blijven of juist weer verstoord raken, weet De Bruin. “De structuur valt weg, identiteitsverlies ligt op de loer. Vanuit de sportbonden nazorg bieden, is daarom net zo belangrijk als er op tijd bij zijn.”
In het door De Bruin ontwikkelde preventieprogramma ‘(W)eet wat je doet’, gegeven door ervaringsdeskundige sportpsychologen, staat op een gezonde manier (top)sporten centraal. De Bruin zet daarvoor oud-sporters als ambassadeur in, onder wie Bjorn van den Ende, maar hoopt op een meer multidisciplinaire aanpak. “Ik wil tot een stichting komen, zodat het een breder draagvlak krijgt.”
Lees ook:
Calorieën tellen om fit te worden: hockeyster Lisa Scheerlinck ontwikkelde anorexia
Hockeyster Lisa Scheerlinck betaalde voor haar sportieve droom een hoge prijs: ze ontwikkelde de eetstoornis anorexia. Ze woog 42 kilo, werd niet meer ongesteld en haar haar viel uit. ‘Ik ben met een verkeerde blik naar voeding gaan kijken, of de begeleiding is misschien niet voldoende geweest.’