ReportageDynamisch onderwijs

Kniebuigingen tijdens de rekenles; kinderen bewegen minder en daar willen basisscholen wat aan doen

Een dynamische rekenles in groep 6 van basisschool De Waterhof in Delft. Beeld Phil Nijhuis
Een dynamische rekenles in groep 6 van basisschool De Waterhof in Delft.Beeld Phil Nijhuis

De jeugd is motorisch minder vaardig. Daar spelen basisscholen op in. Bewegingsonderwijs is meer dan dat ene uurtje gymles in de week. De Waterhof in Delft wil kinderen nooit langer dan 45 minuten laten stilzitten.

Esther Scholten

De kinderen van groep 6 springen op en neer in het klaslokaal, terwijl hun armen fanatiek door de lucht zwaaien. Even later doen ze kniebuigingen. Dit is een rekenles op basisschool De Waterhof in Delft. Op het digibord verschijnt het getal 8732. Wat is de acht waard? Wie aan een tiental denkt, moet knieheffen. De leerlingen kiezen massaal voor de zijwaartse stap die bij een duizendtal hoort.

Het is de Week van de Motoriek, georganiseerd door Kenniscentrum Sport & Bewegen. Help de jeugd meer en beter te bewegen, luidt de boodschap. De motorische vaardigheden hollen achteruit en van de kinderen tussen vier en elf jaar komt nog maar 61 procent aan voldoende beweging volgens de richtlijnen van de Gezondheidsraad.

Nick Keijser ziet de statistieken dagelijks voor zich. Een bal vangen? Dat vinden kinderen steeds moeilijker; hun oog-handcoördinatie is de afgelopen tien jaar sterk verminderd. Een val goed breken? Idem dito. Keijser is vakdocent bewegingsonderwijs op De Waterhof en aanjager van de zogenoemde dynamische schooldag. “Ik ben opgeleid om gymlessen te geven, maar een gymdocent moet tegenwoordig breder inzetbaar zijn. Daar vraagt deze tijd om. Ik zie mezelf als beweegambassadeur binnen de school. Geen kind zou langer dan drie kwartier achter elkaar stil moeten zitten.”

Krimpende talentenpool

Vorige week luidden vier grote sportbonden de noodklok over de fysieke gesteldheid van de jeugd. De bobo’s uit het hockey, tennis, volleybal en zwemmen waarschuwden dat de talentenpool voor topsport kleiner wordt. Alsof dat de grootste zorg is, zegt Steven Mauw. “Dit gaat om de gezondheid en het welzijn van jonge mensen.”

Leerlingen van basisschool De Waterhof in Delft leren op een andere manier buitenspelen. Beeld Phil Nijhuis
Leerlingen van basisschool De Waterhof in Delft leren op een andere manier buitenspelen.Beeld Phil Nijhuis

De Academie voor Lichamelijke Opvoeding in Amsterdam, waar Mauw werkt, heeft de lesstof inmiddels aangepast. De gymdocent in spe leert motorische testen af te nemen en mee te denken met passende zorg als de uitkomsten daarom vragen. Ook nieuw op het programma: hoe organiseer ik het buitenspelen?

Het schoolplein van De Waterhof is in gekleurde vakken verdeeld. Binnen de blauwe lijnen kunnen kinderen in hun eentje een truc oefenen, zoals jongleren. In de oranje vakken spelen ze wel met elkaar, maar gaat het niet om winnen of verliezen. De volleybal moet bijvoorbeeld zo vaak mogelijk over en weer gaan. Pas in de rode zones wordt er in teamverband tegen elkaar gevoetbald. Keijser: “Zo leren kinderen op een goede manier buitenspelen, die past bij hun sociaal-emotionele ontwikkeling. De klassieke voetbalpartijtjes op veel andere scholen leveren vaak conflicten op. Bovendien zijn het daar vooral de vaardige leerlingen die aan de bal zijn.”

Een koprol is ook goed

Het Mulier Instituut signaleert een trend dat bewegingsonderwijs meer is dan dat ene uurtje gymles in de week. De Waterhof is een van de voorlopers. Tijdens het speelkwartier mogen de kinderen zelf hun kleur kiezen. De bankjes in de witte vakken, waar gechild mag worden, blijven leeg.

Er blijken vele manieren om kinderen gedurende de schooldag méér te laten bewegen. Zo doet groep 8 een dansje van YouTube in de klas, als ‘beweegtussendoortje’. De beste manier om kinderen béter te leren bewegen, blijft volgens Keijser een gymles door een vakleerkracht. “Ik kan inspelen op het niveauverschil. Durf je geen salto? Dan is een koprol ook goed. Dat is belangrijk. Het doel is immers een leven lang met plezier bewegen en daarbij helpen succeservaringen.”

Steeds vaker geeft een gymleraar de gymles

Op steeds meer basisscholen wordt het bewegingsonderwijs gegeven door een vakleerkracht. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van het Mulier Instituut dat donderdag gepresenteerd wordt. “De motorische vaardigheden van kinderen gaan al jaren achteruit. De urgentie lijkt nu doorgedrongen”, verklaart onderzoekster Jorien Slot-Heijs. “Er is de afgelopen tijd veel ingezet op de kwaliteit van bewegingsonderwijs.”

In het schooljaar 2020-2021 liet 44 procent van de basisscholen de gymlessen voor groep 1-2 niet meer alleen over aan de groepsleerkrachten. In groep 3-8 was dat 77 procent. Dat betekent een toename van respectievelijk 23 en 59 procent ten opzichte van vier jaar geleden. Ruim twee op de vijf scholen (44 procent) bieden extra ondersteuning aan kinderen met een motorische achterstand, vooral door een geschoolde gymleraar. Dit is een ruime verdubbeling ten opzichte van 2016-2017 (20 procent).

Lees ook:

Sportbonden in actie tegen motorische armoede bij kinderen

Vier grote Nederlandse sportbonden gaan de krachten bundelen om de motorische ontwikkeling onder jeugdleden tot twaalf jaar te stimuleren en verbeteren.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden