Schaatsschoenen

Johannes Feenstra: hofleverancier van de perfecte schaatsschoen

Johannes Feenstra aan het werk in zijn schoenmakerij; marathonschaatser Ingmar Berga komt langs omdat een sluiting van zijn schaats niet lekker zit Beeld Sjaak Verboom
Johannes Feenstra aan het werk in zijn schoenmakerij; marathonschaatser Ingmar Berga komt langs omdat een sluiting van zijn schaats niet lekker zitBeeld Sjaak Verboom

Het schaatsseizoen begint. Al twintig jaar rust Johannes Feenstra topschaatsers uit met op maat gemaakte wedstrijdschoenen. Monnikenwerk. En ook belangrijk: luisteren. ‘Eén zijn met dat ijs, daar draait het om.’

Jette Pellemans

“Sotsji, dat is óók weer zo’n verhaal.” Schoenmaker Johannes Feenstra (50) zit op een plastic stoel in het piepkleine keukentje achter in zijn schoenmakerszaak in Heerenveen en mag graag een goede anekdote uitserveren. Zo ook deze over Ireen Wüst ten tijde van de Olympische Winterspelen van 2014.

“Het was zaterdagavond, ik was met mijn vrouw en vrienden uit eten in een restaurant in Sneek. We hadden net het toetje besteld, toen Ireen belde. Zij zou de volgende ochtend vroeg vliegen naar Sotsji, maar net daarvoor was er iets aan haar schaatsschoen stukgegaan. Of ik er nog naar wilde kijken. Dus ben ik naar Heerenveen gereden, naar de zaak, om aan die schoenen te knutselen. Het toetje heb ik laten staan en tegen mijn vrouw zei ik: ‘Jij komt zelf wel thuis hè?’”

Op zo’n moment zeggen ‘Nou nee Ireen, ik zit nu in een restaurant’, zou niet bij Feenstra zijn opgekomen. “Nééé. Nee, nee. Daar ben ik veel te menselijk voor. En ik haal ook veel voldoening uit dit werk hè? Als ik een schaatser zie rijden met door mij gemaakte schoenen en ze behalen een podiumplek, dan voelt dat alsof ik ook een beetje op het podium sta.”

De schoenen zijn heilig voor schaatsers

Voor wie het nog niet wist: schaatsers en hun schaatsschoenen, dat is een hecht huwelijk. De op maat gemaakte leren schoen met een laagje carbon eromheen waar de schaatsers met blote voeten instapt, moet er voor zorgen dat hij zich één voelt met het ijs. Het kleinste haakje of hobbeltje kan dat gevoel al verpesten, dus zijn schaatsers er op gebrand dat hun materiaal tot in de puntjes op orde is. De schoenen zijn zo heilig dat schaatsers ze bij een vliegreis altijd in de handbagage bij zich dragen. Het risico nemen dat die schoenen ergens op de verkeerde bagageband terechtkomen – dat nooit. Voor schaatsers die rijden op Vikinig-schaatsen is er maar één man die aan hun schoenen mag zitten. En dat is Johannes Feenstra in Heerenveen.

Hij zit er ontspannen bij, deze donderdagochtend begin oktober. Feenstra is een goedgemutste verschijning meteen hip transparant brilmontuur en een leren schort met op borsthoogte een naambordje ‘Johannes’. Zijn zaak is op het eerste gezicht die van een gewone schoenmaker, met een grote sleutel als handvat op de buitendeur en achter de toonbank planken vol laarzen en schoenen. Maar links achterin komen we in het domein van Johannes, herkenbaar aan de plafondbalk vol fotokaarten met handtekeningen van topschaatsers als Sven Kramer, Kjeld Nuis en Ireen Wüst. In zijn ‘hok’ staat een werkbank en planken vol schoenen­dozen waarin alle losse onderdelen van een leren schaatsschoen netjes gesorteerd liggen. In het aangrenzende keukentje – zo’n 4 vierkante meter groot met een bureau­tje, koffiezetapparaat en twee plastic stoelen – ontvangt hij bezoek.

Ook al is morgen de eerste wedstrijd van het schaatsseizoen, de NK Afstanden in Thialf, voor Feenstra zit het belangrijkste werk er al op. “Mijn drukste periode is van april tot juni. Dan testen de schaatsers hun nieuwe materiaal en komen ze erachter dat ze het veteroogje toch iets hoger willen hebben, of wat extra versteviging rond de enkelsluiting. Voor die finetuning komen ze van over de hele wereld om dat door mij te laten doen.”

Daar waren wéér een paar schaatsen

Feenstra groeide op in Joure met zijn ouders en vier jaar oudere broer. Op zijn veertiende ging hij als bijbaantje in een schoenmakerij in Drachten werken; dat beviel zo goed, dat een opleiding aan de schoenmakersschool in Zwolle volgde. De specialisatie in schaatsschoenen begon achttien jaar geleden, toen schaatser Gerard van Velde zijn zaak binnenstapte. “Ik was net voor mezelf begonnen in een klein pandje hier in Heerenveen. Geïnteresseerd in sport was ik niet erg, dus ik had geen idee wie die hele Gerard was.” Toch nam Feenstra zijn schaatsschoenen aan, met de opdracht ze wat te verstevigen rond de enkel. Dat deed hij zo goed, dat het begon rond te zingen in de gangen van het Thialf-stadion, 3 kilometer verderop. Zo ging het balletje rollen.

null Beeld Sjaak Verboom
Beeld Sjaak Verboom

“Kreeg ik weer een paar schaatsen op de toonbank, en wéér. Ik verhuisde naar een ruimer pand aan de overkant, kon een personeelslid aannemen en nog een personeelslid.” Door ervaring en zijn samenwerking met schaatsmerk Viking, waar Feenstra ondertussen exclusief voor werkt, leerde hij de precieze kneepjes van het vak. Alle drie de mannen in de zaak doen de basiswerkzaamheden aan de schaatsschoenen, maar het finetunewerk blijft voor Feenstra. Tv-programma ‘Man bijt hond’ noemde hem ooit ‘het geheim achter de Nederlandse schaatsmedailles’.

Was Gerard van Velde niet bij hem, maar bij een andere schoenmaker in Heerenveen naar binnen gelopen, dan had Feenstra zijn leven er zomaar heel anders uit kunnen zien. “Ik was op het juiste moment, op de juiste plek.”

Uren bezig met de juiste positie van de veterogen

Want tot die tijd – rond 2000 – was de schaatsschoen nog niet zo belangrijk als nu. “Ooit trok je gewoon je veters goed aan, en dat was het.” In 1998 kwam Viking met de eerste custom-made schoen en begonnen de ontwikkelingen elkaar op te volgen. Daarmee groeide ook de aandacht voor de details. Zo kan Feenstra uren bezig zijn met de juiste positie van de veterogen. “Dat is millimeterwerk. Een veteroogje dat net duwt op die ene spier op je wreef leidt al af van waar het werkelijk om draait – één zijn met dat ijs.” De schoen maakt Feenstra helemaal met de hand. Soms is hij er 2,5 uur mee bezig, maar vorige week nog heeft hij 12 uur aan één paar schoenen gezeten.

Buiten dat hij het ambacht ondertussen tot in de puntjes beheert, staat Feenstra er om bekend goed te zijn in het ‘psychologische stukje’, zoals hij zelf zegt. Want presteert een schaatser slecht, dan kijkt hij toch als eerste naar het materiaal. Op die manier heeft Feenstra al een hoop gefrustreerde, terneergeslagen of zelfs huilende schaatsers hier in ditzelfde piepkleine keukentje gehad. “Dan ga ik eens vragen: wat is het gevoel, wat zijn de problemen?” Keer op keer biedt hij een luisterend oor, pakt met engelengeduld zijn knobbeltang erbij om de schoen hier nog wat uit te rekken, of daar wat comfortabeler te maken met een stukje schuimmateriaal. “Soms is het maar een minimale aanpassing, maar zo bouwt een schaatser het goede gevoel in die schoen weer op. En daarmee voelt het ook tussen de oren beter. Ze krijgen weer hoop, hoop die ze kwijt waren.”

Maar zit het ’m dan écht in dat veteroogje dat een millimeter omhoog of omlaag moet? “Nee, negen van de tien keer is er met die schoen niks aan de hand. Dan speelt er thuis wat, of is er iemand ziek. Daarom vraag ik ook altijd hoe het verder met ze gaat, en ook naar wat ze de vorige keer vertelden over hun moeder of broer. Dat zit allemaal in mijn kop.”

Johannes was meer ‘een doe-jongetje’

Feenstra komt niet uit een schoenmakersgezin. Zijn vader werkte bij Douwe Egberts in Joure, zijn moeder in de zorg. Klaas, de vier jaar oudere broer van Johannes, was behoorlijk anders dan hij. Klaas sloeg twee keer een klas over, studeerde rechten en economie en heeft nu een hoge bestuursfunctie bij een bank. Johannes was naar eigen zeggen meer ‘een doe-jongetje’. Liever dan leren, stak hij zijn tijd in een handeltje in de kippeneieren uit de achtertuin, of Afrikaantjes in zijn vensterbank. “De plantjes verkocht ik voor een kwartje per stuk door langs de deuren te gaan. Toen was ik een jaar of tien.”

Toch bleef het verschil tussen de broers thuis knagen. Zijn ouders vroegen zich hardop af hoe het kon dat er één zo goed kon leren en de ander niet – wat is er mis met die jongen? “Daardoor heb ik een bepaalde bewijsdrang in mezelf ontwikkeld. Zo van: potverdorie, ik kan het wel.” Hij slaat er met zijn vuist bij op het blad van de keukentafel.

Die drive vertaalde zich in hard werken, heel hard werken. Altijd beschikbaar zijn, nooit nee zeggen. Het leidde tot de uiteindelijke trots van zijn ouders. Zijn moeder leeft nog in goede gezondheid, zijn vader overleed twee jaar geleden – Feenstra schiet vol als hij het zegt. Ze vonden en vinden het geweldig dat Johannes al die topschaatsers in zijn zaak krijgt. “Mijn moeder vertelt vaak dat ze twee meesters in de familie heeft: mijn broer als meester in de rechten en ik als meesterschoenmaker.”

Ondanks dat Feenstra zich ondertussen wel bewezen heeft, maakt hij nog steeds dagen van zes uur ’s ochtends tot zeven uur ’s avonds en het is niet zelden dat hij ’s avonds van een feestje naar huis gaat om tóch nog de laatste hand te leggen aan een schaatsschoen. Die keer in het restaurant in Sneek was Johannes’ vrouw dan ook niet per se blij. Ze werkt ook mee in de zaak en loopt net het keukentje binnen. “Het is natuurlijk een hele eer dat hij daarvoor gevraagd wordt, maar aan de andere kant denk ik ook weleens: hallo jongens, wij hebben ook nog een privéleven. In die zin is het weleens lastig om zo’n ‘beroemde’, belangrijke man te hebben.”

Ireen Wüst, won vijf keer olympisch goud

“Laat ik eerst uitleggen hoe belangrijk mijn schaatsschoenen voor me zijn: ik noem ze niet gewoon mijn schaatsschoenen, het zijn ‘mijn baby’s’. En er is één iemand die ik vertrouw met mijn kinderen, en dat is Johannes.

Ik vind het een gouden kerel, een supervent die altijd voor je klaarstaat. Mijn vorige schaatsschoenen had ik van 2005 tot de Olympische Spelen in 2018; daar heeft Johannes heel wat knip-en-plakwerk aan verricht. Een schoen is niet zomaar een schoen: het is een op maat gemaakt, persoonlijk product. Voor mij is er maar één die dat kan. Zelfs de materiaalman van ons team mag niet aan mijn schoenen zitten.

Ja, dat moment net vóór Sotsji, dat weet ik nog wel. Ik kwam er op het laatste moment achter dat er toch een stukje carbon was gescheurd. Gelukkig laat ­Johannes op zo’n moment alles uit zijn handen vallen om je te helpen. Ik heb niet getwijfeld of ik hem kon storen – nee, zo egocentrisch zijn sporters op dat moment vrees ik wel.”

Erben Wennemars, won tweemaal olympisch brons

“Tijdens mijn schaatscarrière klopte ik regelmatig aan bij Johannes. Ik trok mijn schoenveters altijd zo hard aan, dat ik regelmatig een veteroog stuk trok: tijdens een wereldbekerwedstrijd zelfs twee keer in één weekend. Toen is de fysiotherapeut in de anderhalf uur tussen de 500- en 1000-meter-wedstrijd naar Johannes gereden, hij heeft dat veteroogje meteen gemaakt en teruggestuurd. Dat soort types, met zo’n liefde voor de sport, daar houd ik van.

Een psycholoog zou ik hem niet willen noemen, maar hij kan wel goed met schaatsers praten. Hij neemt de tijd, stelt vragen, geeft je een schouderklopje of bemoedigend woordje – dan heb je al het grootste gedeelte van de oplossing te pakken.

Mijn zoon (Joep Wennemars, won dit jaar het NK Allround voor B-junioren, red.) gaat ook naar Johannes. Natuurlijk. Ik wil hem graag op weg helpen en adviseren over de beste adressen. Dan breng ik je ook naar de beste schoenmaker.”

null Beeld ANP Kippa
Beeld ANP Kippa

Lees ook:

Wüst en Kramer kunnen het schaatsen niet missen

Na de Olympische Spelen van Zuid-Korea in 2018 noemden Sven Kramer en Ireen Wüst het jaar 2020 als het jaar waarin ze hun laatste meters zouden rijden. Maar nu het schaatsseizoen vrijdag begint, is een afscheidstournee niet aan de orde. Hoe staan ze ervoor?

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden