Jaap Stam in zijn tuin in het buitengebied van Dalfsen.

InterviewJaap Stam

Jaap Stam: ‘Mensen hebben een verkeerd beeld van mij, ik lach regelmatig en heb humor’

Jaap Stam in zijn tuin in het buitengebied van Dalfsen.Beeld Herman Engbers

In een sportloze tijd is er ruimte voor bezinning. Hoe moet het verder met de sport? Deel 5 van een serie waarin sporters, coaches en experts aan het woord komen: oud-voetballer en de nieuwe trainer van FC Cincinnati, Jaap Stam.

John Graat

Een cynisch glimlachje krult om zijn lippen als het woord bezinning valt en hij hoort dat bijvoorbeeld ook de voetbalmakelaars in deze crisistijd financieel water bij de wijn willen doen. “Die zullen toch wel wat kunnen missen?” Stam weet hoe het geld kan rollen in het voetbal. Ooit, eind jaren negentig, was hij zelf de duurste verdediger ter wereld. “In die tijd zei men: dit moet toch een keer stoppen? Maar die bedragen van toen kun je niet meer vergelijken met die van nu. Het is absurd hoe salarissen de lucht in zijn gegaan.”

Of de coronacrisis voor een omslag gaat zorgen? “Misschien wordt er iets minder betaald. Dat mag ook. Verder zie ik niet veel veranderen, zoals de hele samenleving dadelijk weer terugvalt in het oude. Veel mensen houden zich al niet meer aan die anderhalve meter. Ze botsen gewoon tegen je op. Straks gaat iedereen weer op vakantie en gaat het voetbal op de oude voet verder. Goede voornemens verwateren snel, dat zie je na Nieuwjaar toch ook altijd.”

“In het voetbal kijken veel mensen toch altijd eerst naar zichzelf. Het wordt allemaal heel groot en interessant gemaakt, maar het is eigenlijk maar een klein en bekrompen wereldje. Er wordt ook gebruikgemaakt van andermans tekortkomingen. Ook mijn vertrouwen is wel eens geschaad. Ik heb in verschillende landen met veel mensen te maken gehad. Dan krijg je mensenkennis. Ik laat nu niet meer iedereen toe tot mijn kring. Ik val meestal terug op mensen die ik al heel lang ken.”

Dat is op de eerste plaats zijn vrouw. Ellis is zijn jeugdliefde uit Kampen. Ze kregen vier kinderen, van wie de oudste (21) het huis uit is. Sinds hij is opgestapt als trainer van Feyenoord, eind oktober, bracht Stam veel tijd met hen door, thuis in het buitengebied van Dalfsen. “Ze moesten alle vier eindexamen doen. En ze lijken alle vier te slagen. Ik heb hun nu veel aandacht kunnen geven. Ik ben wel een familieman, hoor, ik hou van de gezelligheid van mijn gezin.”

Persoonlijk ben je ook tot bezinning gekomen, het afgelopen half jaar?

“Je gaat nadenken. Ik heb lang in een tunnel geleefd. Dat is mijn karakter. Ik was zo gefocust op het voetbal, ik wil altijd proberen het beter te doen. Als het minder goed ging, dan was ik daar continu mee bezig. Ik durf wel te zeggen dat ik nu een prettiger mens ben, makkelijker in de omgang. Voorheen ging ik met mijn vrouw wel eens ergens eten of een bakkie koffie drinken en dan vroeg ze soms: Jaap, waar ben je, waar denk je nu weer aan? Ik was er wel maar eigenlijk ook niet. De tuin harken? Ik begon er niet eens aan. Ging ik toch weer achter mijn laptop de training of een wedstrijd terugkijken.”

Heb je daardoor te weinig genoten van je carrière?

“Oh zeker. Ik heb best wel wat prijzen gewonnen maar ik ben eerder geneigd om aan de mindere dingen terug te denken. Ik heb veel te weinig stilgestaan bij een goede wedstrijd, een doelpunt, een prijs. Door mijn zelfkritiek heb ik wel steeds een stap omhoog kunnen zetten, denk ik, maar het maakte van mij ook een doemdenker.”

Dat is geen vrolijke vaststelling.

“Prijzen winnen met Manchester was heel leuk, maar terugkijkend heb ik het meeste genoten van mijn begintijd. Eerst bij DOS Kampen, als amateur. Je hoefde niet te presteren, je zat na afloop samen in de kantine. Dat was bij Zwolle ook nog zo. In de eerste divisie, op vrijdagavond, met veel jongens uit de regio, het was gemoedelijk. Later ga je hogerop en wordt het serieuzer. Het wordt meer werk en ik legde mezelf veel druk op. Ik had altijd het gevoel dat ik me moest waarmaken, moest opboksen tegen veel scepsis: is hij wel goed genoeg? Ik móest het goed doen, geen fouten maken. Als het niet lukte, dan baalde ik. Het meeste leer je niet van trainers, maar van jezelf.”

Toch ben je zelf trainer geworden. Bij Feyenoord is dat niet goed afgelopen.

“Ik ben opgestapt, omdat het perspectief voor mij niet goed meer was. Het was beter voor de club een ander voor de groep te zetten. Mensen die mij aangenomen hadden, waren al weg. Er kwamen anderen met andere afspraken. Een deel van de selectie was nog niet fit en we hadden veel jonge jongens. Dat is niet erg, ik wist dat het tijd ging kosten. Maar die tijd krijg je niet.”

Dick Advocaat behaalde na jouw goede resultaten. Was dat ook nog een beetje jouw succes dan?

“Een beetje?! Niet een beetje, hoor. Ik ben vier maanden met die spelers bezig geweest. Voor een volgende trainer is het makkelijk om dan verder te gaan. Op dat moment waren de spelers wel fit genoeg om veel wedstrijden te gaan spelen, het elftal had kwaliteit gekregen. Voor Dick was het een perfect moment. Zonder heel goed voetbal te laten zien, haalde hij resultaten. Mensen zien dan niet wat er vooraf is gebeurd. Zo is de voetballerij. Een ander loopt er dan mee weg. Dick heeft natuurlijk zijn sporen verdiend, maar hij wilde er voor het seizoen ook niet instappen, hè?”

Heb je een bitter gevoel aan Feyenoord overgehouden?

“Ja. Ik heb een jeugdspeler als Kökcü laten doorbreken, ben veel met Sinisterra bezig geweest en ik heb Senesi gehaald, een speler van wie iedereen zei dat hij er niks van kon en die nu de beste verdediger van Nederland is. Gelukkig kreeg ik van de spelers wel de waardering.”

Nu heb je besloten toch trainer te blijven. Waarom kies je niet voor een leven in de luwte?

“Dat is mijn prestatiedrang. Ik kan niet stilzitten, ik moet iets doen. Na mijn vertrek bij Feyenoord ben ik veel in Engeland geweest en heb ik voor radio en tv dingen gedaan, ook in Azië, maar ik vind mezelf nog te jong om zo het leven te gaan slijten. Talentvolle jongens individueel ontwikkelen en een team beter maken, dat vind ik mooi. Hoe kun je van zestig naar tachtig minuten domineren in een wedstrijd? Hoe kan ik Cincinnati naar een hoger niveau brengen? Dat daagt mij uit. En er zijn daar mensen die veel vertrouwen in mij hebben, die weten dat ik meer ben dan een man met een norse en chagrijnige kop.”

Hebben mensen een verkeerd beeld van jou?

“Dat denk ik wel. Ik lach regelmatig en heb ook wel humor, hoor, met behoorlijk wat cynisme. Ik heb ook mijn eigen kijk op het leven. Alleen deel ik die niet altijd met de buitenwereld. Mensen zagen mij vroeger als norse, stoere verdediger, iemand van het poetsen. Ze denken dan dat je als trainer ook zo bent, wat totaal niet het geval is. De beeldvorming rond voetballers klopt vaak niet. Ook die over jonge jongens die al een dikke auto rijden met een grote motor en brede banden. Ik kon daar als beginnende trainer ook kwaad om worden, maar dat moet je niet doen. Ik begrijp die jongens nu wel. Ze zien dat van elkaar op sociale media, het is een droom voor ze om zo’n auto te rijden. Je kunt de clubs wel iets verwijten, vind ik. Die sluiten vaak de contracten af voor die auto’s.”

“Voor mij zijn mijn ouders heel belangrijk geweest als het ging over mijn gedrag, mijn normen en waarden. Ik praat daar nu ook met mijn kinderen over. Bij mij thuis vroeger was er geen geld. Mijn vader was timmerman en moest dag en nacht voor het gezin werken om rond te komen. Als ik gympies of voetbalschoenen nodig had, kreeg ik een paar van Super De Boer voor 15 gulden, of van de Scapino. Andere kinderen liepen op Adidasjes van 100 gulden. Daar kon ik alleen van dromen. Nu denk ik nog bij mensen met schoenen van 500 euro: je bent niet goed wijs. Ik kreeg vroeger pas nieuwe als er gaten in de zolen zaten. Ik had één spijkerbroek. Als mijn kinderen nu iets willen, dan moeten ze er maar iets voor doen. Een scooter, een autootje? Neem maar een baantje.”

Waarom ga je naar FC Cincinnati in Amerika?

“Het voelt voor mij heel goed. Ze zijn echt aan het bouwen om een grote club te worden. Het trainingscomplex is nieuw, ze zijn met een nieuw stadion bezig en met een academy. De groep is een mix van jong en oud. Ik hoop jongens beter te kunnen maken. En mensen in Amerika zijn enorm gedreven. Ze gaan ervoor. Die mentaliteit spreekt mij aan.”

Lees ook:

Eerdere delen in deze serie interviews.

In de vorige delen in deze serie interviews kwamen aan het woord oud-volleyballer Peter Blangé, ex-wielrenner Bram Tankink, oud-voetballer Kenneth Perez en vader en zoon Paul en Seve van Ass over hockey.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden